Antwoorden op kamervragen van Gerkens over internetverslaving

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DJG-K-U-2820907

5 februari 2008

Antwoorden van minister Rouvoet en mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, op kamervragen van het Kamerlid Gerkens over internetverslaving (2070806280).

Vraag 1
Wat is uw mening over het onderzoek dat door het IVO wordt gedaan in het kader van internet en jongeren?

Vraag 2
Deelt u de mening dat dit onderzoek een belangrijke bijdrage levert aan de beeldvorming over het gebruik van internet door jongeren?

Antwoord 1 en 2
Dit onderzoek bevestigt het bestaande beeld dat het internet niet meer weg te denken valt uit het dagelijkse leven en dat het met name in de belevingswereld van jongeren een bijzondere plek inneemt. De meeste uitkomsten van het onderzoek bevestigen eerdere onderzoeksinformatie als die uit het SCP onderzoek ‘Nieuwe links in het gezin. De digitale leefwereld van tieners en de rol van hun ouders’, dat in maart 2007 werd gepresenteerd. Nieuw zijn de gegevens over compulsief internetgebruik. Op dit punt levert het onderzoek een bijdrage aan de beeldvorming, waarbij nog wel vragen bestaan over causale verbanden tussen internetspecifieke onderzoekskenmerken en het internetgebruik van jongeren.

Vraag 3
Vindt u het belangrijk dat er kwalitatief onafhankelijk onderzoek wordt gedaan naar compulsief internetgebruik (onder andere compulsief gamen) en de rol van de opvoeding daarbij? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 3
Voor zover dergelijk onderzoek bijdraagt aan het ontwikkelen dan wel verfijnen van werkwijzen om compulsief internetgebruik terug te dringen, vind ik dit belangrijk.

Vraag 4
Vindt u het belangrijk dat er kwalitatief onafhankelijk onderzoek wordt gedaan naar pesten via internet en de rol van de opvoeding daarbij? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 4
Er wordt al veel onderzoek gedaan naar pesten via internet en de rol van opvoeding, ondermeer in de scholierenmonitor (/rijksoverheid/importfiles/import/documenten/Scholierenmonitor2007.pdf) en in het eerder genoemde SCP-onderzoek.

Vraag 5
Indien u het kwalitatief onafhankelijk onderzoek wel van belang vindt, bent u dan bereid alles in het werk te stellen om het vervolgonderzoek in 2008 en 2009 plaats te laten vinden, zodat er voldoende vergelijkingsmateriaal is? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 5
Nee. Onderzoek als dat van het IVO geeft weinig houvast om werkwijzen te ontwikkelen dan wel te verfijnen om compulsief internetgebruik terug te dringen. Dit blijkt ook uit het hoofdstuk "Praktische implicaties" van het IVO onderzoek.
Voorts is het SCP voornemens vervolgonderzoek te verrichten op het in het antwoord op vragen 1 en 2 genoemde onderzoek. Met het SCP zal bezien worden of verder kwalitatief onderzoek naar causale verbanden tussen regels voor internetgebruik in de opvoeding en het voorkomen van compulsief internetgebruik een plek kan krijgen in het SCP-programma.

Vraag 6
Is het u bekend hoeveel jongeren zich met compulsief internetgebruik melden bij de verslavingszorg? Zo neen, bent u bereid hier onderzoek naar te doen?

Antwoord 6
Ik heb hier geen exacte cijfers over, maar dit aantal is naar verwachting erg laag. Uit de kerncijfers 2006 van het Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem (LADIS) blijkt namelijk dat slechts één procent van alle cliënten in de ambulante verslavingszorg zich aanmeldt voor iets anders dan een alcohol- of drugsverslaving (categorie overige verslavingen). Daarbij is het aandeel jongeren in deze categorie slechts klein.
Het aantal jongeren dat zich bij de verslavingszorg meldt met deze problematiek is vooralsnog te laag om deze groep als een specifieke categorie te benoemen binnen LADIS of om hier gericht onderzoek naar te doen.

Vraag 7
Wat gaat u doen om ervoor te zorgendat de monitor internet en jongeren ook in 2008 en 2009 uitgevoerd kan worden?

Antwoord 7
Zie vraag 5.