Persconferentie na de ministerraad, 15 februari 2008

Vice-minister-president Bos geeft in de wekelijkse persconferentie na afloop van de ministerraad een toelichting op de besluitvorming in de ministerraad.

Vice-minister-president Bos:

Goedemiddag. Redelijk uitgebreide agenda van de ministerraad vandaag met in ieder geval ook voor twee concrete personen heugelijk nieuws. Jozias van Aartsen: zijn benoeming tot nieuwe burgemeester van Den Haag is vandaag in de ministerraad goedgekeurd. Datzelfde geldt voor de benoeming van Rob van Gijzel als nieuwe burgemeester van Eindhoven.

Zoals u weet is de benoeming van de heer Van Gijzel tot stand gekomen in een procedure waar het burgemeestersreferendum ook onderdeel van uitmaakte. We hebben vandaag evenwel ook in de ministerraad besloten dat we de mogelijkheid die gemeenten op dat punt hebben, zullen afschaffen. Dat is ook de wens van een Kamermeerderheid.

Het burgemeesterreferendum is ooit tot stand gekomen als opstapje naar de figuur van een direct gekozen burgemeester. Dat eindstadium, daar is niet langer sprake van. Dan heeft eigenlijk ook de figuur van een burgemeestersreferendum aan nut en noodzaak verloren. Dat is in een motie van de Tweede Kamer ook tot uitdrukking gebracht en aan die motie geeft minister Ter Horst nu gevolg. Daar heeft ook de ministeraard toe besloten en het daarop betrekking hebbende wetsontwerp zal nu naar de Raad van State gestuurd worden.

Misschien een enkel woord ook over de economie. Dat begint met de vaststelling dat het erop lijkt alsof we 2007 kunnen afsluiten met behoorlijk florissante cijfers, zowel als het gaat om de economische groei die in het laatste kwartaal is gerealiseerd, als wanneer het gaat om het begrotingssaldo waarmee we 2007 gaan afsluiten.

De voorlopige rekening die vandaag naar de Tweede Kamer gestuurd wordt, gaat ervan uit dat het eindsaldo 2007 plus 0,4 % bedraagt. Misschien herinnert u zich nog dat we bij de Najaarsnota nog dachten dat we een tekort zouden hebben van 0,2%, maar het is dus fors verbeterd.

Het onderstreept in zekere zin ook iets wat van de kant van het kabinet de laatste weken wel een aantal keren is gezegd: dat in het licht van de risico's die in de huidige situatie aanwezig zijn op de beurzen, de internationale markten, de vraag in hoeverre dat onze economie wel of niet zal raken, we een goede uitgangspositie hebben omdat bijvoorbeeld ook ons begrotingssaldo er goed bijstaat en dat betekent dat als je dan een tik of een tikje krijgt, je niet meteen in de buurt van de alarmwaarden zit die zouden nopen tot extra maatregelen.

Op grond van deze cijfers kun je vaststellen dat we zelfs daar heel ver vandaan zitten en dat er geen enkele reden is om af te wijken van wat we al eerder hebben uitgedragen: niet in paniek raken en vooral koers houden.

Economie, dan gaat het natuurlijk ook om de voorlopige cijfers van het Centraal Economisch Planbureau, zoals die, naar ik begrepen heb, bij de meesten van u al bekend zijn geraakt deze week. Het enige wat ik daarover wil zeggen is dat het niet voor niets voorlopige cijfers zijn.

Een dag later kwam daar ook een illustratie van toen het CBS bekendmaakte dat de gerealiseerde groei naar aanleiding van het laatste kwartaal van vorig jaar hoger was dan men had verwacht, en het CPB vervolgens bekend maakte dat zij daar bij hun voorspelling voor de groei voor 2008 nog geen rekening mee had gehouden. Naar ik begrepen heb, heeft de heer Teulings vanochtend gezegd dat dat ook zou kunnen betekenen dat de groeiraming 2008 misschien ook weer door CPB verhoogd zal worden.

Ik weet niet wat er nog meer allemaal gaat gebeuren tussen nu en 12 tot 19 maart ofzo, als het CPB de definitieve cijfers bekendmaakt, maar misschien is het vooral nog eens een goede reden om te onderstrepen dat die cijfers voorlopig zijn, dat nog lang niet alle feitelijke informatie binnen is en dat het dus nog wel weer op een aantal onderdelen anders zal uitvallen dan in de gelekte concepten tot nu toe naar buiten kwam.

Ook hier durf ik één conclusie wel te trekken op basis van wat u allemaal kennelijk al weet, en op basis van wat we daar de afgelopen dagen over te horen hebben gekregen: dat is dat elk gepraat over een recessie echt volstrekt buiten de werkelijkheid staat en de Nederlandse economie, ook met de effecten die ze zal ondervinden van wat op de internationale financiële markten gaande is, ook in 2008 nog steeds een stevige groei zal vertonen.

We hebben vandaag op een tweetal onderwerpen waar zowel de minister van Economische Zaken als ik als minister van Financiën bij betrokken zijn geweest, een tweetal rapporten afgescheiden met implicaties voor beleid dat we wel of niet wensen te overwegen.

Allereerst heeft er naar aanleiding van een motie die door het voormalig PvdA-Kamerlid Crone is ingediend, een evaluatie plaatsgevonden, en die verschijnt denk ik vandaag in de publiciteit, van marktwerking op een tiental of elftal terreinen, variërend van OV tot taxi's tot kinderopvang tot notariaat.

Een dik boekwerk met op elk van die gebieden meer specifieke analyses over hoe de situatie op die betreffende markt een aantal jaren geleden was, hoe die nu is en wat er in de tussentijd op het gebied van marktwerking aan de orde is geweest. Een aantal interessante conclusies over onder welke omstandigheden marktwerking wél kans van slagen heeft en onder welke omstandigheden wat minder.

Ik denk dat de allerbelangrijkste conclusie overigens is dat het eigenlijk heel moeilijk is om in generieke zin conclusies te trekken over wanneer marktwerking nu wel of geen zin heeft. Het is zó verschillend van sector tot sector, van dienst tot dienst, van markt tot markt, dat de hoofdregel toch echt blijkt te zijn dat marktwerking toch echt een kwestie van maatwerk is.

Overigens is dat een conclusie die goed past bij het profiel dat dit kabinet zich ook op dat vraagstuk aan wenst te meten. Niet bij voorbaat er ideologisch van uitgaan dat marktwerking altijd goed is en altijd tot voordelen leidt maar gewoon nauwkeurig, voorzichtig, tot op zekere hoogte pragmatisch bekijken van markt tot markt waar het zinvol is en waar het minder zinvol. Mijn collega Van der Hoeven zal daar naar ik aanneem in de publiciteit nog wel op ingaan en het debat in de Kamer erover voeren.

Tweede onderwerp waar we samen mee bezig zijn geweest zijn de zogenaamde sovereign wealth funds, de staatsfondsen. De discussie die in het IMF plaatsvindt, de discussie die in Europa plaatsvindt. Afgelopen week bij de Ecofin, in maart waarschijnlijk zelfs ook bij de Europese Raad van regeringsleiders.

Een fenomeen dat heel veel aandacht trekt, maar waar eigenlijk, wie ik ook spreek, of het nu in het bedrijfsleven is of collega's in andere landen, iedereen vooral ook worstelt met enorm veel vragen. Het heeft te maken met het feit, het gaat hier om investeringsfondsen in handen van buitenlandse overheden, vaak Arabische overheden, in toenemende mate ook de Chinezen. Buitengewoon grote bedragen, honderden miljoenen.

Deze fondsen, als je terugkijkt de afgelopen jaren, hoe die zich gedragen hebben op het moment dat ze investeerden in westerse ondernemingen, dan kun je niet anders dan de conclusie trekken dat het ideale investeerders zijn. Ze hanteren een langetermijnperspectief. Ze gaan niet in voor de quick bucks en meteen weer eruit, nee ze blijven lange termijn belanghebbend in de onderneming. Ze streven nooit meerderheidsposities na, maar altijd minderheidsposities. Ze vragen ook nooit om zeggenschap, maar willen gewoon een zeker rendement. Eigenlijk is dat precies het type investeringsgedrag dat we in tijden van aandeelhoudersactivisme, hedgefondsen, private equity zo graag zien.

Tegelijkertijd, het feit dat deze fondsen zo groot zijn en zo'n macht kunnen ontwikkelen en dat er overheden achterzitten die misschien toch net een slag anders denken over ons type marktordening, over democratie, over rechtsstaat, betekent dat je je ook een aantal scenario's zou kunnen voorstellen over hoe die investeringsvehikels niet voor commerciële, maar voor politieke doeleinden gebruikt worden.

Dan moet je dus goed nakijken of er in je economie plekken zijn, waardoor de nationale veiligheid in het geding zou kunnen komen of anderszins strategische publieke belangen kwetsbaar zouden zijn. Die analyse hebben collega Van der Hoeven en ik de afgelopen maanden met elkaar gemaakt. Die is nu vastgeld in een rapport.

De conclusies zijn dat we gelukkig al een heleboel instrumenten hebben, die we kunnen gebruiken om dat soort risico's beheersbaar te houden. Dat zijn deels instrumenten die gewoon al werken, zoals mededingingstoezicht, waarmee je kunt voorkomen dat één bedrijf dominant wordt in een bepaalde sector zodat je van dat ene bedrijf afhankelijk bent.

Dat zijn deels instrumenten die we hebben aangekondigd, bijvoorbeeld de wetswijzigingen die aandeelhouders ertoe verplichten om zich veel vroeger dan voorheen het geval was kenbaar te maken wie ze zijn, maar ook hun strategische intenties, wat willen ze met hun aandelenbezit, kenbaar te maken. Dat is natuurlijk ook belangrijk in dit verband en ten slotte moeten we mogelijk ook nieuwe maatregelen gaan overwegen rond instrumenten die we nu nog niet hebben, maar die in andere landen wel gebruikt worden.

Dan is met name een figuur waar dit kabinet de komende tijd goed naar gaat kijken, een toets zoals die in het Verenigd Koninkrijk ook gebruikt wordt waarbij bij bepaalde typen investeringen, meer specifiek bepaalde typen fusies, waardoor er marktconcentraties ontstaan, er vanuit de politiek getoetst kan worden op elementen als nationale veiligheid, pluriformiteit van de media en zo zouden er wellicht nog een aantal andere publieke belangen specifiek te formuleren zijn, waarop getoetst kan worden dat als die in het geding komen, je er een stokje voor kunt steken.

Ik denk dat als we proberen samen te vatten, hoe we als kabinet aankijken tegen dat fenomeen van die staatsfondsen, dan is het dat resultaten uit het verleden geen garantie geven voor hoe het er in de toekomst aan toe zal gaan. Het zijn ideaaltypische investeerders gebleken in het verleden maar er is alle reden voor alertheid om te zorgen dat er geen risico's ontstaan in de toekomst en daar zullen we ons dan ook op voorbereiden.

Ten slotte nog een laatste tweetal onderwerpen. Vandaag hebben we ook besloten gevolg te geven aan een onderdeel uit het coalitieakkoord, dat wil zeggen de wettelijke maatregel is nu ook getroffen en geaccordeerd om met name mensen die uit herbeoordelingen komen uit de sfeer van arbeidsongeschiktheid met behulp van loonkostensubsidies sneller aan het werk te helpen. Het gaat om een besluit om 10.000 brugbanen tot stand te brengen en een tweede punt waar we vandaag over besloten hebben, maar dat is als het goed is niet helemaal nieuw voor u, maar dat zal binnenkort naar de Tweede Kamer gestuurd worden, is dat we nu een definitief voorstel hebben om vrouwelijke zelfstandigen een wettelijk recht te geven op een zwangerschaps - en bevallingsuitkering van minimaal 16 weken met een uitkering die maximaal het wettelijk minimumloon per maand bedraagt. Dat voorstel is nu teruggekomen van de Raad van State. Dat is vandaag herbevestigd in de ministerraad en dat gaat nu naar de Tweede Kamer.