Inontvangstneming boek 'Het Christendom en de wereldreligies'

Toespraak Minister Hirsch Ballin van Justitie bij het in ontvangst nemen van het boek : “Het Christendom en de wereldreligies” op 5 maart 2007 te Utrecht.

Dames en heren,

Inleiding: belang dialoog om problemen op te lossen

Dank voor het mooie boek dat u tot stand hebt gebracht en dank ook voor uw initiatief om dit symposium te organiseren. In de aankondiging van dit symposium stond geschreven: “de wereldreligies lijken gedoemd tot dialoog”. Dat zou een vreedzame en respectvolle dialoog moeten zijn.

Religie als onderdeel van identiteit

Maar welke rol speelt religie hier bij? En wat is religie eigenlijk?

Religie is een zeer breed begrip met vele functies. Religie biedt een gemeenschappelijk referentiekader en geeft een metafysisch antwoord op elementaire vragen als: “Waarom zijn we hier?” en: “Wat is goed en slecht?” Ze geeft geloofsgenoten richting en betekenis in het zijn en doen. Religie verbindt mensen en zorgt voor historische continuïteit; ze verbindt ook met degenen die voor gingen en die na komen. Daarnaast geeft religie normen voor handelen en verschaft dus een kader voor moraal in de alledaagse praktijk. En ze helpt ook mee om vorm te geven aan de samenleving waarin zij zich manifesteert.

Religie is van groot belang voor de identiteit van mensen en de gemeenschap waarmee zij zich verbonden voelen. En dit kan met zich meebrengen dat men zich afzet tegen mensen van een ander geloof, een andere gemeenschap.

Hier komen we meteen op een, wat mij betreft, zeer belangrijk punt in deze discussie: religie maakt deel uit van de identiteit van mensen, maar bepaalt deze niet volledig. DE moslim bestaat evenmin als DE Christen of DE jood bestaat. In de eerste plaats worden de grote religies op zeer uiteenlopende wijze beleden. Ik wijs maar op de verschillen tussen Protestanten, Katholieken, sjiieten en soennieten en ga zo maar door. Maar belangrijker nog: de identiteit van mensen wordt, naast religie, bepaald door een enorme veelheid van factoren, niet in de laatste plaats onze culturele achtergrond, onze gezinssituatie en onze persoonlijke en genetische blauwdruk.

En helaas geldt deze veelheid van factoren ook voor de problemen waar we mee te maken hebben. Deze worden doorgaans, naast religieuze, vooral door andere factoren veroorzaakt: economische, sociale en wellicht factoren waar we het bestaan nog niet eens van kennen. Kortom: mensen verschillen en de problemen waar we voor staan zijn gecompliceerd. Moeilijk. En dan is het in turbulente tijden verleidelijk om de identiteit en het gedrag van mensen terug te leiden op één oorzaak, bijvoorbeeld godsdienst, en die groep de schuld van alle problemen geven. De ervaring heeft geleerd dat dit geen oplossing biedt, en leidt tot louter verliezers. Maar deze harde les is inmiddels voor velen onderdeel van een ver verleden. Als je tegenwoordig de gemiddelde reactie op internet sites leest kun je zien dat mensen makkelijk alle moslims, christenen of joden over één kam scheren en hen bepaalde problemen of tegenstellingen volledig in de schoenen schuiven. De toon verhardt, zelfs in de politiek, een zorgwekkend verschijnsel.

Hernieuwde rol godsdienst in onze geseculariseerde samenleving

Vastgesteld hebbende dat religie slechts voor een deel een rol speelt, moet tegelijkertijd gezegd worden dat godsdienst wel een zeer belangrijke rol kan spelen. Dat geldt bijvoorbeeld voor bepaalde groepen migranten voor wie religie een vast onderdeel uitmaakt van hun leven. En in een nieuw land met afwijkende normen en waarden grijpen ze soms nog sneller terug op deze vertrouwde kaders.

En dat stelt ons voor een nieuwe situatie, hier in Nederland, in een samenleving die in zo verregaande mate geseculariseerd is of lijkt.

Voor degenen die geen religie aanhangen is het soms moeilijk te verteren dat mensen zich met een bepaalde religie identificeren en daar in het publiek uiting aan geven. Door zich op een bepaalde manier te gedragen, zich op een bepaalde manier te kleden, of door het dragen van religieuze symbolen. Al ben ik zelf van mening dat niet religieus zijn ook een identificerende werking heeft en de oproep tot dialoog geldt wat mij betreft ook voor het gesprek tussen gelovigen en niet-gelovigen.

De plaats van religie in de samenleving, de verhouding tussen kerk en staat waren onderwerpen die tot voor kort geen onderwerp van gesprek waren. Aan de ene kant meenden velen in West-Europa dat religie een aflopend en voorbijgaand verschijnsel was en dat de betekenis van haar organisaties voor het publieke leven afnam. Aan de andere kant had dit ook te maken met de – op het eerste gezicht - vanzelfsprekendheid van de principes in kwestie. In Nederland zijn we gewend aan het idee dat er vrijheid van godsdienst is en dat de staat zich niet met geloof of levensbeschouwing inlaat.

De strijd voor godsdienstvrijheid kan zelfs als één van de grondslagen van Nederland worden beschouwd. Nederland streed voor zijn zelfstandigheid mede vanwege het verlangen naar godsdienstvrijheid. En onze Grondwet bevat een aantal belangrijke principes die het resultaat zijn van historische ontwikkelingen die draaiden om de vrijheid en de gelijke behandeling van godsdienst en levensbeschouwing; het recht om de eigen godsdienst te belijden en daar ook in het openbaar uiting aan te geven en onderwijs te geven volgens de richting die men verkiest.

Dat daarvoor moest worden gestreden maakt ook duidelijk dat die principes niet vanzelfsprekend waren.

Herbezinning grondrechten door middel van dialoog

We kunnen vandaag de dag vaststellen dat deze principes nog steeds niet vanzelf spreken. Er zijn nu eenmaal meer grondrechten dan de vrijheid van godsdienst. En de vrijheid van godsdienst laat ieders verantwoordelijkheid voor de wet onverlet. De vrijheid van godsdienst kan strijden met de vrijheid van meningsuiting en meer in het algemeen met de vrijheid van anderen om te leven zoals zij dat willen.

Hoe verhouden deze grondrechten zich tot elkaar? Waar liggen de grenzen van? Dit is een vraag die nooit volledig beantwoord kan worden en altijd weer opnieuw onderwerp van discussie moet kunnen zijn. Want dat is onze grondwet uiteindelijk: een sociaal contract tussen alle bewoners van ons land. En wellicht is dit iets wat wij ons dienen te realiseren: dat wij, om de vrede te bewaren, ook zelf bereid moeten zijn om te kijken naar onze eigen standpunten en belangen en deze onderwerp maken van een dialoog.

We zijn misschien “gedoemd tot een dialoog”, maar daar zijn wij goed in. Nederland heeft een rijke geschiedenis en kan uit veel goeds putten, en dit geldt wat mij betreft met name ten aanzien van ons beroemde, en tegenwoordig door sommigen ten onrechte verguisde, poldermodel: onze door de eeuwen heen ontwikkelde vaardigheid om problemen op te lossen door met de verschillende partijen rond de tafel te gaan zitten, onze standpunten en belangen uit te wisselen en samen een oplossing te vinden. Deze nationale vaardigheid zouden we vandaag de dag bij uitstek moeten aanspreken.

De religieuze instanties kunnen hierbij de komende tijd een zeer grote rol spelen, zowel in positieve als in negatieve zin. Godsdienst kan mensen behalve verbinden ook splijten. Zij kan mensen van elkaar scheiden en zelfs tegen elkaar opzetten, door de normen naar binnen te richten en de mensen die haar aanhangen zich van de buitenwereld af te laten keren. Maar zij kan ook ruimte creëren, mededogen kweken voor de medemens. En begrip dat er niet één waarheid is, maar slechts vele opvattingen en dat het altijd mogelijk is om er samen uit te komen.

Ik geloof daarbij in de kracht van de ontmoeting. De werkelijk ontmoeting van mensen om zo alle ingezetenen, zonder onderscheid naar afkomst, politieke gezindheid of geloofsovertuiging binnen boord te houden. Het is zeer wel mogelijk om samen een hechte gemeenschap te vormen zonder individuen uit te sluiten.

De verschillende religies en hun instellingen kunnen een grote rol spelen bij het organiseren van deze ontmoeting tussen mensen, op alle niveaus.

De instellingen en vertegenwoordigers kunnen het goede voorbeeld geven, door met elkaar om de tafel te gaan zitten en de dialoog aan te gaan. Door samen te zoeken niet naar waarin wij verschillen, maar juist naar wat wij delen. Door open te staan voor andermans denkbeelden, ook als deze tegen eigen denkbeelden ingaan. Zo’n dialoog is geen vrijbrief om mensen te kwetsen of te beledigen of om op te roepen tot strafbare gedragingen. En het gaat ook niet om gelijk halen. Zo’n dialoog vraagt om zorg en respect, om werkelijk luisteren en zoeken naar een oplossing.

Gelukkig heeft de kerk zich niet onbetuigd gelaten als het gaat om de interreligieuze dialoog. Op 28 oktober 1965 vaardigde het Tweede Vaticaans Concilie al het document Nostra Aetate uit, dat een verklaring bevat over de houding van de kerk tegenover de niet-christelijke godsdiensten. De slotparagraaf maakt duidelijk wat de bedoeling is van de interreligieuze dialoog: een samenleving in vrede met alle mensen wereldwijd.

Uw boek en uw symposium beschouw ik als een bijdrage aan die interreligieuze dialoog. En ik besluit dan ook met de hoop en de verwachting uit te spreken dat die dialoog vruchtbaar zal zijn en zo kan bijdragen aan de vrede in de samenleving.