Schriftelijk antwoord op vraag Van Dijken inzake ondertiteling

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

S/TOP-SP-2835576

10 maart 2008

Op 18 oktober 2007 heb ik met de vaste Kamercommissie van VWS gesproken over de voorbereidingen voor de informele EU Sportministersbijeenkomst in Lissabon. Tijdens dit overleg stelde kamerlid Van Dijken (PvdA) een vraag over Europese regelgeving over de ondertiteling van sportprogramma’s. Ik heb toegezegd een schriftelijk antwoord op deze vraag te geven.

Er is geen Europese regelgeving op grond waarvan aanbieders van audiovisuele mediadiensten worden verplicht om sportprogramma’s te ondertitelen. Wel is in de onlangs gewijzigde Europese richtlijn 89/552/EEG (inmiddels omgedoopt tot richtlijn Audiovisuele mediadiensten) een bepaling opgenomen over de toegankelijkheid van mediadiensten voor onder meer doven en slechthorenden. Artikel 3 quater van deze richtlijn luidt als volgt: ‘De lidstaten sporen de onder hun bevoegdheid vallende aanbieders van mediadiensten aan ervoor te zorgen dat hun diensten, gefaseerd toegankelijk worden voor personen met een visuele of auditieve handicap’. De richtlijn tot wijziging van richtlijn 89/552/EEG moet nog geïmplementeerd worden. De lidstaten hebben daarvoor tot en met 19 december 2009 de tijd.

De wet- en regelgeving over de media valt onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Ook de regelgeving over ondertiteling van televisieprogramma’s behoort hiertoe. Nederland loopt in Europa voorop als het gaat om het toegankelijk maken van televisieprogramma’s voor doven en slechthorenden. Het Mediabesluit verplicht de landelijke publieke omroep en de landelijke opererende commerciële omroepen een deel van hun Nederlandstalige televisieprogrammering te ondertitelen ten behoeve van mensen met een auditieve beperking. Voor de landelijke publieke omroep gaat het om 95 procent van de Nederlandstalige televisieprogrammering en voor de landelijk opererende commerciële omroepen om 50 procent. De omroepen hebben tot 1 januari 2011 de tijd om geleidelijk naar deze eindpercentages tot te groeien. Deze regeling geldt voor de hele Nederlandstalige programmering, inclusief de sportprogramma’s. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is geen voorstander van een specifieke regeling voor ondertiteling bij sportevenementen. Ik deel deze mening.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

mw. dr. J. Bussemaker