Toespraak netwerkbijeenkomst Brussel

Spreekpunten van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G. Verburg, netwerkbijeenkomst Brussel, 17 maart 2008.

Dames en heren,

De afgelopen jaren stond Europa in Nederland hoog op de politieke agenda, waarbij zowel de voor- als de tegenstanders flink van zich lieten horen. De Nederlandse regering heeft zich dan ook tot het uiterste ingespannen om niet alleen recht te doen aan de kritiek die sprak uit de negatieve uitslag van het referendum over de Grondwet. Maar ook om de aansluiting bij Europa niet te verliezen. We zijn immers één van de grondleggers van Europa.

Ik ben tevreden met het onderhandelingsresultaat. Het lijkt erop dat we een stijgende lijn te pakken hebben als het gaat om de betekenis van Europa. En dat was wel nodig.

Dat is echter geen reden om achterover te leunen. We moeten elkaar wakker blijven houden als het gaat om de betekenis van Europa voor Nederland. Zeker als het gaat om het Europees landbouwbeleid. Ik hecht daarbij waarde aan een goede samenwerking met een heldere taakverdeling tussen de lidstaten en de Unie. En het subsidiariteitsbeginsel is daarbij leidend.

Deze avond wil ik aangeven wat ik zie als het belang van Europa in het algemeen en voor de landbouw in het bijzonder. Traditioneel heeft Nederland goede relaties met de Commissie en andere lidstaten. Ik heb daar het afgelopen jaar ook in geïnvesteerd. Een mooi moment vond ik mijn fietstocht met de Commissaris door Groene Hart. Zij weet nu ook wat 'dalboeren' zijn.

Dames en heren, Om betekenisvol in de EU te opereren is verder een goede band met de Commissie van belang. En dat niet alleen in de vorm van bilateralen over actuele issues, maar ook over het delen van langetermijnvisies en het uitwisselen van expertise in de vorm van nationale experts.

Ik vind het dan ook van het grootste belang dat LNV-ambtenaren als END-ers bij de Commissie werken. Dat biedt Nederland de kans om in het project Europa experts te detacheren op strategische dossiers én om bij te dragen aan vooruitgang op Europees vlak. LNV heeft op dit moment al de nodige experts in Brussel gedetacheerd en ik ben natuurlijk van plan om dat vanwege het bewezen succes voort te zetten. Ik zeg dat terwijl er met minder mensen meer gedaan moet worden. Een gewaagde uitspraak dus.

Ik zie dit soort vormen van samenwerking ook als een mogelijkheid om op Europees niveau daadwerkelijk tot hervorming te komen. Maar dan wel een hervorming waarbij we ook kijken naar de effecten die maatregelen in specifieke regio's kunnen hebben.

Dames en heren, Een verder bewijs van waarom ik vind dat het landbouwbeleid niet zonder Europa kan, blijkt uit de aandacht die ik vorig jaar heb besteed aan het vijftigjarig bestaan van het Verdrag van Rome. Niet alleen heb ik een symposium gehouden onder de titel: 'Vijftig jaar Verdrag van Rome. De betekenis van landbouw voor één Europa'. Maar ook heb ik - samen met de Vlaamse overheid - de tentoonstelling 'Supermarkt Europa' georganiseerd.

Door deze tentoonstelling kwam een breed publiek in aanraking met 50 jaar EU-landbouwbeleid. En datzelfde publiek kon ook nog genieten van een receptenboekje dat door het CBL via de supermarkten is verspreid. Dit boekje met de titel 'Eten in Europa' bevat naast recepten uit alle lidstaten, een beknopte beschrijving van de geschiedenis van de Europese integratie, vooral vanuit landbouwperspectief. Aan dat boekje is door de landbouwattachees meegewerkt. Of ik daarmee Europa daadwerkelijk dichter bij de burger heb gebracht, weet ik niet. Wat ik echter wel weet, is dat we moeten blijven communiceren over Europa.

Niet in de laatste plaats omdat er duidelijk een aantal ontwikkelingen gaande zijn, die erop wijzen dat zowel Europa als de landbouw aan politieke betekenis winnen.

Neem het Lissabonproces. De innovatie- en concurrentiekracht van Europa moet versterkt worden. Zo raken we niet achterop ten opzichte van andere delen van de wereld, maar winnen we juist aan kracht.

Toch heeft de Europese Unie zich energiek in dit proces van economische hervorming gestort. En de resultaten worden meer en meer zichtbaar. De Europese economie groeit fors. Er zijn de achterliggende twee jaar 6,5 miljoen banen bijgekomen. En tot en met 2009 verwachten we dat er nog eens 5 miljoen bijkomen. Verder neemt de werkloosheid af en de productiviteitsgroei neemt toe.

Een tweede ontwikkeling die ik wil noemen is de revival van de landbouw. Het was jarenlang 'bon ton' om over de landbouw, en in het bijzonder het Europees landbouwbeleid, de meest afschrikwekkende oordelen te vellen. We kennen de termen nog wel: melkplassen, boterbergen, wijnplassen. Vandaag de dag echter, groeit het besef dat het niet vanzelf sprekend is dat we elke dag weer veilig, gezond, gevarieerd en diervriendelijk geproduceerd voedsel op tafel kunnen zetten.

En verder is natuurlijk groot in het nieuws dat landbouwgewassen ook kunnen dienen als bron voor alternatieve energie. Met alle mogelijke gevolgen van dien: voedsel wordt in sommige regio's schaars. De prijzen stijgen fors. Dat geeft wel weer de boeren en tuinders wat meer financiële armslag, maar leidt eveneens tot turbulentie.

Dames en heren,

Het feit dat landbouwgewassen niet alleen in de mond, maar ook in de motor kunnen verdwijnen, en dat dat kan leiden tot grote problemen, tot grote tekorten, tot voedselrellen zelfs, bewijst dat het nodig is om het Europees landbouwbeleid voortdurend te toetsen aan de werkelijkheid. Aan de maatschappelijke eisen van morgen én van dit moment. We leven nu in een andere tijd dan vijftig jaar geleden. Nieuwe ontwikkelingen doen zich voor. En daar kun je het beste in voorzien door erop te anticiperen.

De potentiële winst van biobrandstoffen voor de toekomst beperkt zich niet tot de energiebehoefte. Het kan veel breder gaan. Door het zorgvuldig toepassen van genetische modificatie ("ja-mits-principe") ontstaan er kansen om onvruchtbare bodem geschikt te maken voor voedselproductie. Denk aan rijst die door veredeling of modificatie op droge of zilte grond geteeld kan worden. Denk aan bieten die op zilte grond gedijen. Dit levert tevens een bijdrage aan het oplossen van verzilting en het voldoende beschikbaar krijgen en houden van zoet water. Door veilige toepassingen van GGO kan op termijn Afrika mogelijk zelfs zelfvoorzienend worden.

De markttoelatingen van genetisch gemodificeerde organismen (ggo's) in de EU loopt echter niet soepel, en dan druk ik me nog voorzichtig uit. Tot nu toe is in de Raad vaak geen gekwalificeerde meerderheid vóór of tegen een voorstel voor markttoelating van een ggo bereikt.

Het valt op dat sommige landen kritiek hebben op de rol van de EFSA bij de beoordeling. Nederland is van mening dat de EFSA goed werk levert. We hebben de EFSA de opdracht gegeven om zich te buigen over de beoordeling van milieu- en voedselveiligheid van ggo's en de EFSA levert professioneel en goed werk.

Diverse lidstaten stemmen toch tegen toelating of onthouden zich van stemming. Dat is bijzonder. Daarom ben ik voorstander van een open en zuivere discussie in Europa over wat we als EU nu eigenlijk willen met ggo's.

In die discussie kan bijvoorbeeld aan de orde komen:

  • hoe om te gaan met principiële en ethische bezwaren;
  • hoe om te gaan met gebrek aan maatschappelijk draagvlak in de EU;
  • hoe om te gaan met mogelijke problemen hierdoor voor de import van grondstoffen in Europa;
  • hoe om te gaan met (WTO gerelateerde) handelsaspecten;
  • hoe om te gaan het toenemende aantal ggo's dat hier niet, maar elders wel is toegelaten.

Op deze manier kan hopelijk met behoud van zorgvuldigheid een snellere en zuivere besluitvorming ontstaan zonder de herhaalde, politieke discussie over individuele dossiers, die vertragend en onnodig bureaucratiserend werkt en voor alle betrokkenen frustrerend is.

Dames en heren,

Dat brengt mij bij een onderwerp waar we vandaag in de Landbouwraad uitgebreid bij stil hebben gestaan. In het kader van de health check van het GLB bezinnen we ons op de toekomst van het landbouwbeleid. Daarnaast bezint Europa zich op haar toekomstige beleidsagenda en begroting, ook voor na 2013. En ook bij deze zogeheten 'review' staat de landbouw prominent op de agenda.

We moeten ons wat het landbouwbeleid betreft, richten op datgene waar de samenleving behoefte aan heeft. Alleen op die manier kan de landbouw op legitieme wijze aanspraak maken op vergoedingen. Vergoedingen, die dan direct te maken hebben met publieke diensten. Ik denk daarbij aan prestaties op het gebied van natuur en landschap, waterbeheer maar ook aan dierenwelzijn en wereldwijde voedselzekerheid.

Bij de concretisering hiervan denk ik aan een nieuwe grondslag voor de inkomensondersteuning in de eerste pijler. Ik zet in op differentiëren en regionaliseren daarvan. Dat kan onder meer via verruiming van de toepassing van het zogenaamde artikel 69. Ik zou willen dat we dit artikel breed in kunnen zetten. Daar ga ik me sterk voor maken.

Dames en heren,

Ik heb een aantal onderwerpen de revue laten passeren die laten zien waarom Europa voor mij van belang is. Als ik die onderwerpen overzie, dan valt mij op dat ze stuk voor stuk een hele duidelijke mondiale dimensie hebben. En dat brengt me op mijn volgende overtuiging: Als we kijken naar de ontwikkelingen die zich wereldwijd voordoen, dan valt niet te ontkomen aan samenwerking op Europese schaal.

Ik wil dat illustreren aan de hand van twee voorbeelden:

Ten eerste: milieuproblemen zijn grensoverschrijdend. Een krachtige aanpak daarvan, zoals nu in het energie- en klimaatdossier, is alleen mogelijk door dat op een centraal niveau krachtig ter hand te nemen.

Twee: wereldwijd doen zich zogeheten 'competing claims' voor. Landbouwgewassen kunnen worden aangewend voor 'de mond of de motor'. Ik had het er net al even over. Als er teveel naar de motor gaat, doet zich een probleem voor. Niet voor niets maakte, anderhalve week geleden, de VN-organisatie voor voedselhulp (de WFP) bekend dat zij vreest dat er zich in de toekomst op grote schaal voedselrellen zullen gaan voordoen. En daarmee raakt het landbouwonderwerp voedselzekerheid direct aan het internationale veiligheidsbeleid.

Dames en heren,

Ik ga afronden. Het zal u duidelijk zijn dat niemand mij hoeft te overtuigen van de betekenis van Europa en van de Europese instellingen. En daarom waardeer ik hetgeen u hier in Brussel doet. De Nederlandse regering en het Nederlandse parlement hebben zich de uitslag van het referendum in 2005 ter harte genomen. Het nationale parlement krijgt meer belangstelling voor hetgeen in Europa speelt en houdt mij scherp bij mijn inzet in de Landbouw- en Visserijraad.

De positie van de nationale parlementen is versterkt waar het gaat om de subsidiariteittoets. Ik waardeer deze betrokkenheid van het nationale parlement met het Europese landbouwbeleid ten zeerste. Net zozeer als ik de betrokkenheid van het EP waardeer.

Ook de inzet van LNV - met haar lange traditie van nauwe betrokkenheid bij Brussel - blijft als vanouds. Waarbij de werkprocessen binnen LNV wel voortdurend worden aangescherpt om tijdig, efficiënt en effectief onze invloed in Brussel aan te wenden. Wat overeind blijft, is de Nederlandse inzet voor een landbouwbeleid dat een antwoord vormt op de maatschappelijke vragen die aan de orde zijn.

Ik zal mij dan ook de komende jaren krachtig blijven inzetten voor Europese samenwerking. En ik wil ook vooral in Nederland duidelijk maken waarom ik dat doe. Want alleen als we open en transparant zijn over wat Europa ons al of niet te bieden heeft, wekken we vertrouwen. En dat vertrouwen hebben we blijvend nodig.