Antwoorden op kamervragen van Voordewind over het gedogen van seksuele relaties in een pleeggezin

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DJJ-K-U-2844865

9 mei 2008

Antwoorden van minister Rouvoet op de vragen van het Kamerlid Voordewind (CU) over het gedogen van seksuele relaties in een pleeggezin (2070817250).

Vraag 1
Is het waar dat Bureau Jeugdzorg Drenthe seksuele relaties gedoogt tussen minderjarige, in een pleeggezin ondergebrachte meisjes en meerderjarige jongens?

Antwoord 1
Bureau Jeugdzorg Drenthe, evenals de andere gezinsvoogdij-instellingen, gedoogt soms een dergelijke relatie. Zij zullen dat per situatie beoordelen zoals ik in het antwoord op vraag 4 van de heer Çörüz (2070817240) heb weergegeven. Ik heb kunnen vaststellen dat zij gelijkluidende richtlijnen hanteren over hoe om te gaan met deze situaties (in sommige gevallen vastgelegd in een kwaliteitshandboek, bijvoorbeeld in de instructie ‘seksuele kinder¬mishandeling’). Dat de toepassing van de richtlijnen maatwerk is, accepteer ik.

Vraag 2
Is het voorts waar dat de relatie ook mag worden voortgezet als ouders van het betreffende meisje het er niet mee eens zijn?

Antwoord 2
Ook dat hangt van de situatie af. In het onderhavige geval ging het om een meisje waarvan Bureau Jeugdzorg de voogdij heeft. Dat betekent dat de ouders in kwestie niet langer beschikken over het ouderlijk gezag. Met de wensen van de ouders zal in zijn algemeenheid rekening worden gehouden, zolang deze stroken met het belang van de minderjarige. Niet voor niets zijn zij immers uit het gezag ontheven of ontzet.

Vraag 3
Bent u het met Bureau Jeugdzorg Drenthe eens dat voogden dergelijke relaties soms wel moeten toestaan omdat de kans anders groot is dat een meisje wegloopt uit een pleeggezin?

Antwoord 3
Zoals de vraag geformuleerd is, is het antwoord: neen. Als de overweging uitsluitend zou zijn dat een relatie wordt toegestaan omdat een minderjarige dreigt anders weg te lopen, zou ik dat ontoelaatbaar vinden. De praktijk werkt ook niet zo, heb ik kunnen vaststellen. Het ligt veel genuanceerder. Primair wordt beoordeeld in hoeverre de relatie het kind schade kan berokkenen. Pas als geconcludeerd wordt dat een relatie voldoende evenwichtig is, kunnen andere argumenten meewegen in de beoordeling of de relatie wordt toegestaan en hoe deze in een aanvaardbare vorm (van bijv. frequentie en intensiteit) en controleerbaar kan blijven bestaan.

Vraag 4
Hoe verhoudt zich dit tot het strafrechtelijke verbod op een relatie tussen meerderjarige en minderjarige kinderen en de kwetsbare situatie waarin betrokken minderjarige zich bevindt?

Antwoord 4
In aanvulling op hetgeen ik daarover geantwoord heb op vraag 2 van de heer Çörüz (2070817240) wil ik de gebruikelijke gang van zaken in dergelijke situaties nog eens puntsgewijs benoemen:

  1. de voogdijwerker houdt bij een plaatsing rekening met eventuele risico’s van het seksueel gedrag van de pupil en bespreekt standaard het (seksuele) gedrag van voogdijpupillen met de voogdijpupil en de directe opvoeders (pleegouders, groepsleiding);

  2. is er sprake van een seksuele relatie van een voogdijpupil, dan wordt gekeken naar de eventuele risico’s van deze relatie. Risicofactoren kunnen zijn:
    * het verschil in leeftijd tussen de pupil en de partner,
    * het al dan niet bestaan van een afhankelijkheidsrelatie,
    * pupil en partner horen tot hetzelfde gezin
    * de mate van volwassenheid (in staat zijn tot het vormen van een eigen oordeel)
    * de mate van beïnvloedbaarheid van de pupil

  3. de aspecten ‘veiligheid’ en ‘gezonde seksuele ontwikkeling’ zijn van belang bij de afweging of al dan niet in de relatie moet worden ingegrepen

  4. dat ingrijpen bestaat in het algemeen uit:
    * het doen van aangifte
    * overplaatsing van de pupil (met eventueel het omzeilen van het blokkaderecht van pleegouders).

Vraag 5
Welke afdwingbare maatregelen hebben de Bureaus Jeugdzorg volgens u om dergelijke relaties te voorkomen.

Antwoord 5
Ik verwijs voor de beantwoording van deze vraag naar de antwoorden 3 en 4 op de vragen van de heer Çörüz (2070817240) en het antwoord op de vorige vraag.