Brief over verzoek kamerlid Agema

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

CZ/CGG-2845173

16 mei 2008

Tijdens de regeling van werkzaamheden in de Tweede Kamer op 6 maart 2008, heeft het Kamerlid Agema (PVV) verzocht om een brief over het bericht dat 1,6 miljoen kinderen in Nederland te maken hebben met psychische en/of verslavingsproblemen van hun ouders. Mede namens de minister van Justitie en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voldoe ik met deze brief aan dit verzoek.

Zoals ik ook al aangaf in de antwoorden op de Kamervragen van het Kamerlid Langkamp (SP) (verzonden op 14 april 2008, zie bijlage) zijn er jaarlijks in Nederland ongeveer 864.000 ouders waarbij sprake is van een psychische stoornis zoals een stemmingsstoornis of middelengebruik. Zij hebben in totaal 1,6 miljoen kinderen in de leeftijd tot 22 jaar. Kinderen met een psychisch zieke ouder hebben 1,5 keer zo veel kans op een psychische ziekte als andere jongeren. Voor een jongere met twee psychisch zieke ouders is de kans nog weer groter. Dit heeft soms te maken met erfelijkheid, maar goed in te denken is dat het ook te maken heeft met de situatie waarin deze kinderen opgroeien. Preventie is daarom heel belangrijk, waarbij de beschermende factoren in het gezin minstens zo belangrijk zijn als de risicofactoren. Dit heeft bijvoorbeeld te maken met de ouder-kindrelatie, maar ook sociale steun en een realistisch zelfbeeld van het kind zijn belangrijk. In de antwoorden op de kamervragen van mevrouw Langkamp heb ik aangegeven wat er gedaan wordt aan preventie voor deze kinderen en welk aanbod er voorhanden is en hoe dit wordt gefinancierd.

Uit onderzoek blijkt dat voor twee op de drie kinderen van ouders met psychische en/of verslavingsproblemen geldt dat zij zich goed weten te redden, ondanks de onrust in hun thuissituatie. Per geval zal door professionals moeten worden beoordeeld of hulp noodzakelijk is. Daar waar beschermende factoren ontbreken en problemen zich opstapelen zal extra hulp zinvol en nodig zijn. Via de centra voor jeugd en gezin, de vele preventieactiviteiten van de instellingen en de initiatieven uit het veld om professionals alert te maken op signalen uit deze gezinnen, kunnen deze kinderen vroegtijdig worden opgespoord zodat zij tijdig de hulp krijgen die zij nodig hebben.

De Minister voor Jeugd en Gezin,

mr. A. Rouvoet