Kamervragen over de jaarverslagen van DNB en AFM

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

Ons kenmerk: FM 2008-01479 M

Geachte voorzitter,

Begin juni hebben de fracties van het CDA, de PvdA, de SP en de VVD enkele vragen gesteld over de jaarverslagen 2007 van DNB en de AFM. Verzocht is de antwoorden tijdig voorafgaand aan het openbare gesprek van de vaste commissie voor Financiën met de president van DNB, op 25 juni a.s., toe te sturen. Gebleken is dat niet alle vragen binnen de voorgestelde termijn zijn te beantwoorden. Het betreft vooral de vragen waarin verzocht is tot het verstrekken van aanvullende (detail)informatie over het door de AFM uitgevoerde toezicht. Vandaar dat ik u thans, mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, enkel de antwoorden op de vragen over het jaarverslag van DNB kan toesturen. De antwoorden op de vragen over het jaarverslag van de AFM worden u zo spoedig mogelijk, met inachtneming van de termijn die geldt voor de uitgestelde beantwoording van vragen, nagezonden.

Hoogachtend,

de minister van Financiën,

Wouter Bos

Vragen van de leden van de fractie van het CDA over het jaarverslag/ZBO-verantwoording 2007 van DNB

Vraag
Op blz. 28 wordt ingegaan op de zorgmarkt. Het is zorgwekkend dat de kwaliteit van de informatie zo slecht is. Hierdoor hebben schadeverzekeraars onvoldoende zicht op een groot deel van hun schadelast. Aangegeven wordt dat dit ook zijn neerslag heeft op het prudentiële toezicht door DNB. Er staat letterlijk “Het gebrek aan informatie betekent dat DNB zich moeilijk een oordeel kan vormen over de situatie bij zorgverzekeraars en de risico’s daaromheen”. De leden van de CDA-fractie vinden dit zorgwekkend. Hoe verhoudt het voorgaande zich tot de kerntaak toezicht?

Antwoord
Als zodanig is de vaststelling van de DNB dat de kwaliteit van de informatievoorziening gebrekkig is, correct. Deze constatering betreft de ziekenhuiskosten. Dit leidt er inderdaad toe dat de zorgverzekeraars over enig jaar onvolledig inzicht hebben in een belangrijk deel van hun schadelast. Hierbij dient echter wel te worden aangetekend dat het grootste deel van de ziekenhuiskosten nog steeds wordt begrensd door een vooraf vastgesteld budget. De onzekerheid voor de verzekeraar is niet zozeer een onzekerheid over de kosten van de ziekenhuizen, maar veel meer een onzekerheid ten aanzien van het moment (het jaar) waarop die kosten worden gefinancierd. Dit heeft te maken met de problemen die ziekenhuizen hebben met het schatten van de jaarlijkse opbrengsten van de DBC’s (diagnosebehandelcombinaties). Hierdoor zijn op het moment over de jaren heen zogenaamde opbrengstverrekeningen noodzakelijk. Hierbij is niet zozeer sprake van een kostenprobleem maar van een liquiditeitsprobleem.
Een ander gevolg van de gebrekkige kwaliteit van de beschikbare informatie is dat de ex-ante vereveningsbijdrage voor de zorgverzekeraars voor ziekenhuiskosten niet goed kan worden bepaald. Dit is onder andere een reden dat er nog steeds ex-post correcties wordt toegepast op de ex-ante vereveningsbijdragen voor ziekenhuiskosten. Deze ex-post correcties leiden tot een aanzienlijke vermindering van de financiële risico’s voor de verzekeraars ten aanzien van de kosten van ziekenhuiszorg.
Zowel ten aanzien van de onzekerheid aan de kostenkant als aan de inkomstenkant wordt voortdurend gewerkt aan verbeteringen. Enerzijds door verbeteringen in de AO/IC bij de ziekenhuizen, anderzijds door verbeteringen in het model van de risicoverevening. Bij dit laatste gaat het vooral om verbeteringen in de volledigheid en de kwaliteit van de gegevens waarop het risicovereveningsmodel wordt genormeerd.

Vraag
De invoering van de Single European Payments Area (SEPA) begint langzaam vorm te krijgen. Het vormt een verder onderdeel van de Europese integratie. Op 28 januari 2008 is de Europese overschrijving geïntroduceerd. Op welke wijze zorgen de bewindspersonen ervoor dat de consument goed geïnformeerd wordt over deze belangrijke ontwikkelingen? Is dit een verantwoordelijkheid van DNB of AFM?

Antwoord
Bij het Migratieplan SEPA Nederland is een aantal zorgpunten opgenomen. Hoewel de communicatie over SEPA geen officieel zorgpunt is, is dit wel opgepakt door het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB) om te voorkomen dat dit een zorgpunt wordt. De massale communicatie over SEPA kan pas van start gaan als concreet bekend is wat en wanneer er precies gaat veranderen in het betalingsverkeer. Het is nu nog te vroeg hiervoor. In verband met de voorbereidingen zijn er verschillende ad hoc bijeenkomsten van de Afstemgroep SEPA Nederland (ASN) waarbij over de SEPA-communicatie wordt gesproken. Dit betreft zowel de communicatie naar bedrijven als de communicatie naar consumenten. In deze werkgroepen zal ook worden besproken welke verantwoordelijkheden de verschillende betrokkenen hebben bij de communicatie over SEPA. Banken communiceren naar hun cliënten en andere leden van het MOB naar hun achterban. Hoewel DNB niet primair de verantwoordelijkheid draagt over de SEPA-communicatie, is het voor te stellen dat DNB, als voorzitter van het MOB, een leidende rol heeft bij de algemene communicatie vanuit het MOB of de ASN.

Vraag
Hoe zit het met de winstafdracht van DNB? De netto winst bedraagt EUR 1.621 miljoen over 2007, terwijl er over dat jaar een bedrag van EUR 945 miljoen is afgedragen aan de Staat? Wat is het beleid ten aanzien van de winstafdracht aan de Staat?

Antwoord
De winstafdracht in 2007 betrof het slotdividend over 2006 en het interimdividend over 2007. Het slotdividend over 2007 is dit jaar uitgekeerd. Hierdoor is de nettowinst over 2007 niet goed vergelijkbaar met de uitkeringen die in 2007 zijn gedaan.
De winstafdracht van DNB aan de Staat wordt bepaald op basis van in het verleden gemaakte afspraken (zie pagina 191 van het Jaarverslag). Volgens deze afspraken wordt 95% van het totale resultaat van DNB, verminderd met de winst op goudverkopen, aan de Staat uitgekeerd. In een voorkomend geval wordt hierop een te compenseren verlies uit het verleden in mindering gebracht. Bijgevolg is over het resultaat 2007 van DNB ad € 1.621 mln (incl. de winst op goudverkopen) een bedrag van € 1.204 mln. uitgekeerd aan de Staat. Deze uitkering heeft als volgt plaatsgevonden:
- een interim-uitkering op 5 december 2007 € 790 mln.
- een slotdividend op 2 april 2008 euro 414 mln.
Totaal uitgekeerd inzake dividend 2007 € 1.204 mln.

Vragen van de leden van de fractie van de PvdA over het jaarverslag/ZBO-verantwoording 2007 van DNB

Vraag
Hoe beoordelen de bewindspersonen de constatering van DNB dat de preventieve arm van het Stabiliteits- en Groeipact in goede tijden onvoldoende wordt benut (zie blz. 51)? Op welke manier gaat dat in de toekomst wel lukken?

Antwoord
Nederland heeft zich in Europa altijd sterk gemaakt voor een strikte naleving van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). De zogenoemde preventieve arm moet zorgen dat de lidstaten gezonde overheidsfinanciën nastreven en voorkomen dat lidstaten het EMU-tekort laten oplopen tot boven de 3 procent. Elke lidstaat heeft hiertoe onder andere een landenspecifieke middellangetermijndoelstelling (MTD). Dit is een structureel saldo waarnaar lidstaten moeten streven op de middellangetermijn. Als lidstaten nog niet de MTD hebben bereikt, dan dienen zij een jaarlijkse verbetering van het structurele saldo van 0,5%BBP als referentiewaarde na te streven. DNB constateert terecht dat sommige lidstaten, ondanks de beter dan verwachte begrotingsuitkomsten, niet aan de verplichtingen uit het SGP hebben voldaan omdat het structurele saldo niet in voldoende mate is verbeterd. Nederland heeft dan ook herhaaldelijk aangegeven dat sommige lidstaten een grotere verbetering van de overheidsfinanciën moeten nastreven. Nederland is van mening dat het voor de preventieve arm noodzakelijk is dat het beschikbare instrumentarium wordt benut zodra dat nodig blijkt. Nederland is dan ook verheugd dat de Commissie voor het eerst een ‘policy advice’ aan Frankrijk gaf op 28 mei 2008. Omdat ook Roemenië momenteel niet aan de voorwaarden van het SGP voldoet, heeft de Commissie op 12 juni 2008 ook een ‘policy advice’ aan Roemenië gegeven.1

Het policy advice is een nieuw instrument dat direct door de Commissie (zonder tussenkomst van de Raad) kan worden ingezet en dat in het leven werd geroepen bij de herziening van het SGP in 2005. Vanuit de Raad is daarnaast nog het instrument van de ‘early warning’ beschikbaar indien de Raad een significante verwijdering constateert van de MTD of het aanpassingspad naar de MTD.

Vraag
De leden van de PvdA-fractie constateren dat de financiële sector in Nederland gezond is. Banken, pensioenfondsen en verzekeraars hebben een goede solvabiliteit. Ontevreden zijn de leden van de PvdA-fractie echter over de affaires bij de verzekeraars over de zogenaamde woekerpolissen. In hoeverre tast dit het vertrouwen en daarmee de stabiliteit van de financiële sector aan? Vertrouwen is immers het fundament van deze sector. Achten de bewindspersonen de kans groot dat naar aanleiding van deze affaires de Nederlandse markt interessanter wordt voor buitenlandse partijen? Denken de bewindspersonen dat de concurrentie in de Nederlandse markt hierdoor zal toenemen?

Antwoord
De hier bedoelde verzekeringen zijn complexe financiële producten die in een grote verscheidenheid gedurende meer dan tien jaar aan de man zijn gebracht. Vanwege de grote complexiteit van het product en vanwege interactie met individuele kenmerken van de polishouder, zoals belastingtarieven en leeftijd, zijn algemene geldende conclusies hierover moeilijk te trekken.

In een pessimistisch scenario kunnen omvangrijke consumentenclaims en een opdrogende markt voor beleggingsverzekeringen, verzekeraars aan verhoogde risico's blootstellen. Daarnaast zou een scenario van grootschalige claims gepaard gaan met langdurige onzekerheid voor zowel consumenten als verzekeraars. Of dit van invloed zal zijn op toetreding door buitenlandse partijen is niet onmiddellijk duidelijk. In vergelijking met andere West-Europese landen wordt de Nederlandse financiële sector reeds gekenmerkt door een prominente aanwezigheid van buitenlandse financiële instellingen. Ik zie niet helemaal hoe de problematiek van de beleggingsverzekeringen zou leiden tot extra toetreding door buitenlandse financiële instellingen. Ook het effect daarvan op de concurrentie in de markt is niet eenvoudig te voorspellen.

Vraag
Wat betreft betaalproducten schrijft DNB dat er behoefte is aan snelle duidelijkheid over de prijsontwikkeling van SEPA. Delen de bewindspersonen deze mening en is al bekend of de ING Bank van plan is PIN ook op de EMV-chip aan te bieden, in plaats van op de verouderde magneetstriptechnologie?

Antwoord
Ik deel de mening dat er behoefte is aan snelle duidelijkheid over de prijsontwikkeling binnen SEPA. De ontwikkeling van de prijzen is dan ook een zorgpunt bij het SEPA Migratieplan Nederland. Het MOB zal daartoe beschikbare publieke informatie monitoren en jaarlijks in het eerste kwartaal rapporteren.
Vooralsnog heb ik geen aanwijzingen dat ING PIN ook op de EMV-chip zal aanbieden.

Vragen van de leden van de fractie van de VVD over het jaarverslag/ZBO-verantwoording 2007 van DNB

Vraag
In Nederland lijkt een einde te zijn gekomen aan de daling van de collectieve uitgavenquote en deze dreigt in 2008 weer boven het Europese gemiddelde te komen. Deze ontwikkeling is ook bij de lastendruk waar te nemen. In het jaarverslag van DNB wordt aangegeven dat moet worden vermeden dat een structurele trend in gang wordt gezet, die zou breken met de op dit punt zo succesvolle beleidslijn van de afgelopen twee decennia. De leden van de VVD-fractie verzoeken de bewindspersonen uit te leggen hoe zij dit advies ter harte gaan nemen. Hoe gaan de leden van de VVD-fractie dat terug zien bij hun beleid de komende jaren?

Antwoord
De bruto collectieve uitgavenquote daalt volgens het CEP in 2008 t.o.v. 2007. Er is daarmee geen sprake van het breken van een trend. Daarnaast stijgt de collectieve lastendruk in 2008 wel licht, hetgeen vooral veroorzaakt wordt door een stijging van de lastendekkende zorgpremies in het kader van het nieuwe zorgstelsel. Het kabinet hanteert, net als de voorgaande kabinetten, uitgavenkaders en een lastenkader waarbij de uitgaven en lasten, voor zover beï nvloedbaar door de overheid, gemaximeerd zijn. Daarbij is de collectieve lastendruk ook afhankelijk van de groei van de belastinginkomsten die deels conjunctureel van aard zijn. Daardoor kan deze indicator gaan schommelen gedurende deze kabinetsperiode.

Vraag
DNB waarschuwt voor het gevaar van de afname van consumentenvertrouwen. Uit nieuwe cijfers van het CBS blijkt dat het consumentenvertrouwen in mei 2008 nog verder is afgenomen (de indicator daalde van -12 in april naar -17 in mei). De leden van de VVD-fractie hechten groot belang aan een stabiel, en eventueel in de toekomst stijgend, consumentenvertrouwen. Denken de bewindspersonen dat zij de daling in het consumentenvertrouwen hadden kunnen voorkomen? Delen zij de mening van de leden van de VVD-fractie dat de belastingverhogingen een rol hebben gespeeld in de afname van het consumentenvertrouwen? Zij vragen de bewindspersonen uit de doeken te doen wat de concrete plannen zijn om te voorkomen dat deze vrije val van het consumentenvertrouwen zich voortzet.

Antwoord
De afgelopen tijd is het consumentenvertrouwen gedaald. De daling is volgens het CBS2 vooral het gevolg van het verminderde vertrouwen in het economisch klimaat en niet van verminderd vertrouwen in de eigen financiële situatie. Daarnaast is de daling in consumentenvertrouwen begonnen in september 2007, net nadat de kredietcrisis inzette. Het CPB zegt in haar Centraal Economisch Plan (CEP) dan ook dat de daling in het consumentenvertrouwen samenhangt met de kredietcrisis. Ook DNB zegt in haar kwartaalbericht van december 20073, dat het inderdaad mogelijk kan zijn dat de daling samenhangt met de kredietcrisis.

Kortom het afnemend consumentenvertrouwen is niet terug te voeren op overheidsbeleid.

Vraag
DNB geeft aan dat de overheidsfinanciën verslechteren ondanks de hoogconjunctuur. DNB geeft aan dat op termijn maatregelen bovenop de huidige kabinetsplannen onvermijdelijk zijn om het houdbaarheidstekort significant te verkleinen. De leden van de VVD-fractie willen weten wat hierop de reactie van de bewindspersonen is. Aan wat voor concrete plannen denken zij?

Antwoord
Dit kabinet neemt op drie manieren maatregelen om de financiële houdbaarheid van de overheidsfinanciën te verbeteren, zoals ook DNB aangeeft. In de eerste plaats streeft het naar een overschot op de begroting. Door dit overschot kan de schuld dalen, en daarmee ook rentebetalingen in de toekomst. Volgens de meest recente raming van het CPB zal al in 2009 de overheidsschuld onder de 40% grens komen. Het overschot op de begroting voor 2009 wordt geraamd op 1,8% BBP.

Daarnaast zet het kabinet in op bevordering van de arbeidsparticipatie. De arbeidsparticipatie wordt onder andere gestimuleerd door de verschuiving van belasting op arbeid naar belasting op consumptie, de geleidelijke afschaffing van uitbetaling van de algemene heffingskorting en het beleid gericht op het langer laten doorwerken van mensen, zoals ook DNB in het jaarverslag aangeeft. In de kabinetsreactie op de Commissie Arbeidsparticipatie (commissie Bakker) zal het kabinet ingaan op verhoging van de arbeidsparticipatie.

Tot slot neemt het kabinet maatregelen die bijdragen aan de houdbaarheid ook na 2011. Deze maatregelen werken deels door de participatie te bevorderen en deels door vergrijzingsgerelateerde uitgaven te beperken.

Het kabinet lost niet het gehele financiële houdbaarheidsprobleem op; ook volgende kabinetten zullen een bijdrage moeten leveren.

Vraag
DNB geeft nadrukkelijk aan dat ondanks de stijging van de arbeidsparticipatie van 72,7% naar 73,5% in het afgelopen jaar, er een verdere stijging van de arbeidsparticipatie nodig is om de gevolgen van de vergrijzing voor het arbeidsaanbod en de financiering van de Nederlandse collectieve voorzieningen op langere termijn op te kunnen vangen, nodig is. DNB zegt dat het ontslagrecht hiervoor een belangrijke maatregel zou zijn geweest. De leden van de VVD-fractie denken hier net zo over. Daarom vragen zij waarom de bewindspersonen dit belangrijke advies zo klakkeloos naast zich neer leggen. Wat zijn de andere concrete plannen van de bewindspersonen om wel enigszins tegemoet te komen aan de adviezen van DNB?

Antwoord
De Commissie Arbeidsparticipatie (commissie Bakker) heeft het kabinet recent geadviseerd over maatregelen ter bevordering van de arbeidsparticipatie. In de reactie op het rapport van deze commissie, zal het kabinet ingaan op de maatregelen die het kabinet neemt of van plan is te nemen om de participatie verder te bevorderen.

Vraag
Eén van de hoofddoelstellingen van DNB voor 2007 qua toezicht was het uitvoeren van een onderzoek naar de consequenties van de overgang van regel- naar principegebaseerd toezicht. Dit onderzoek is niet uitgevoerd. De leden van de VVD-fractie vragen de bewindspersonen of zij kunnen beamen dat de enige reden dat dit onderzoek niet naar behoren is uitgevoerd een capaciteitsprobleem naar aanleiding van de turbulentie op de financiële markten en de overname van ABN AMRO is geweest? Wat zijn de gevolgen hiervan? Het onderwerp wordt in toezichtpraktijk via workshops opgepakt. Zijn de middelen en de verwachte uitkomsten middels deze weg hetzelfde?

Antwoord
DNB is in 2007 gestart met een intern onderzoek naar de mogelijke consequenties van de overgang van regel- naar principegebaseerd toezicht. Deze overgang is het gevolg van het meer principegebaseerde karakter van zowel de Wet op het financieel toezicht als de Pensioenwet.
Als gevolg van de turbulentie op de financiële markten en de overname van ABN AMRO heeft DNB capaciteit moeten heralloceren. Ten gevolge hiervan loopt het interne onderzoek van DNB door in 2008.
Voor de implementatie van een meer principegebaseerd toezicht wordt binnen DNB aandacht besteed aan de implicaties voor de uitvoering van de toezichttaken. Daarnaast wordt er extern (met de onder toezichtstaande instellingen) informatie uitgewisseld zowel op individuele basis als via brede communicatiekanalen (bijvoorbeeld recentelijk het seminar voor kleinere pensioenfondsen). Aangezien bij principegebaseerd toezicht meer verantwoordelijkheid en ruimte voor invulling wordt gegeven aan onder toezichtstaande instellingen, is juist hun informatie zeer relevant voor het onderzoek van DNB.

Vraag
In de zaak ‘van der Hoop bankiers NV’ is DNB betrokken als grote schuldeiser. DNB is bij de regeling betrokken als crediteur van de vordering voor in verband met de Collectieve Garantie Regeling (CGR) gedane uitkeringen en behartigt daarmee de belangen van de banken voor wier rekening zij de CGR uitvoert. DNB staakt een aanhangige bodemprocedure en zal een deel van de aanspraken op uitbetaling van verdere boedeluitdelingen achterstellen ten opzichte van de nog resterende vorderingen van andere rekeninghouders. Er wordt gesproken over ‘een deel’. De leden van de VVD-fractie vragen de bewindspersonen hoeveel ‘een deel’ daadwerkelijk is. Hoe wordt hier op gereageerd bij de banken die DNB vertegenwoordigt? Zal DNB die banken die zij vertegenwoordigt nu schadeloos moeten stellen? Zo ja, voor hoeveel gaat DNB hen schadeloosstellen?

Antwoord
Vooropgesteld wordt dat de kosten van de Collectieve Garantie Regeling (“CGR”) worden gedragen door de banken: artikelen 11 t/m 15 van de CGR. De vraag heeft dus geen betrekking op publieke middelen, maar op geld uit particuliere bron. DNB voert de CGR ‘slechts’ uit, maar betaalt er niet aan mee. Thans is dit geregeld in artikel 3:259, tweede zin, Wft; voor de beantwoording van de vraag maakt dit overigens geen verschil.

Bij de afwikkeling van het faillissement van Van der Hoop Bankiers NV, waarin de vordering van DNB uit hoofde van de voor rekening van de banken gedane CGR-uitkeringen is betrokken, is een overeenkomst gesloten waarbij onder meer DNB in bovenbedoelde hoedanigheid en depositohouders zijn betrokken. De betrokken partijen hebben deze overeenkomst willen sluiten op voorwaarde dat de inhoud vertrouwelijk blijft. De inhoud van de overeenkomst is mij dan ook niet bekend. Benadrukt wordt dat het hier een privaatrechtelijke overeenkomst betreft, waarbij ik geen partij ben. Wel is bekend dat de overeenkomst is gesloten ter bevordering van een efficiënte en vlotte afwikkeling van het faillissement en ter vermijding van proceskosten.

De overeenkomst is tot stand gekomen met instemming van alle partijen, inclusief de depositohouders en DNB, welke laatste in haar voornoemde hoedanigheid de belangen van de banken behartigde voor wie zij de CGR uitvoert. Dit is voor alle partijen kennelijk een bevredigende oplossing, die niet tot stand had kunnen worden gebracht zonder de vertrouwelijkheidsclausule. In dat verband bezien en mede in aanmerking genomen dat de banken zelf de kosten dragen van de CGR, ligt het niet voor de hand dat DNB de banken schadeloos stelt.

Vraag
Over de indirecte risico’s die voortvloeien uit de subprime beleggingen bestaat nog onduidelijkheid. Er wordt aangegeven dat vermoedelijk de aandelenkoersen van de Nederlandse (bank)verzekeraars zijn gedaald. Wanneer kan DNB aan de leden van de VVD-fractie meer duidelijkheid verschaffen over de gevolgen van de wereldwijde hypotheekcrisis voor Nederland? Er zijn natuurlijk vele signalen gekomen over de impact in andere landen. Hoe bereid DNB zich op de gevolgen van deze crisis in Nederland voor?

Antwoord
De Nederlandsche bank gaat in het aanstaande Kwartaalbericht (juni 2008) nader in op het effect van de financiële onrust op de Nederlandse economie. In deze publicatie wordt specifiek aandacht besteed aan de economische ontwikkelingen, alsmede aan de onderwerpen toezicht, betalingsverkeer en financiële stabiliteit. Het is hierbij van belang om op te merken dat de financiële onrust nog altijd niet voorbij is, en dat het uiteindelijke effect op de Nederlandse economie in dit stadium moeilijk is in te schatten.

De financiële onrust, en het effect daarvan op de Nederlandse economie, vereist geen extra voorbereiding van DNB. Dit neemt niet weg dat DNB, als prudentieel toezichthouder, waakzaam is en dat het toezicht op specifieke punten is geïntensiveerd.

Vraag
De pensioenfondsen zijn begin 2008 geraakt door de wereldwijde correctie op de aandelenmarkten en de gelijktijdige daling van de lage rente. Omdat circa 40% van het belegd vermogen in aandelen zit, wordt de dekkingsgraad van pensioenfondsen sterk beïnvloed door de ontwikkeling op de aandelenbeurzen. Dit illustreert hoe volatiel de financiële posities van pensioenfondsen kunnen zijn en dit onderschrijft tevens het belang van een financiële opzet die op lange termijn bestendig is. De leden van de VVD-fractie vragen de bewindspersonen aan wat voor lange termijn bestendige oplossingen DNB denkt. Communiceert zij haar bevindingen en adviezen aan de fondsen? Hoe wil DNB stimuleren dat pensioenfondsen haar advies overnemen?

Antwoord
Pensioenfondsen moeten een adequate financiële opzet hebben die aansluit bij de doelstelling van het fonds en past binnen de wettelijke randvoorwaarden. Pensioenverplichtingen hebben doorgaans een lange termijn karakter en het financiële beleid van pensioenfondsen is daarop afgestemd. De continuï teitsanalyse die pensioenfondsen krachtens het Financieel Toetsi ngskader periodiek dienen te maken, geeft fondsen de mogelijkheid om de bestendigheid van die financiële opzet op lange termijn vooraf te toetsen, zowel onder goede als onder minder goede omstandigheden. Vanuit DNB worden fondsen gestimuleerd om goede continuïteitsanalyses te maken. Door middel van een beleidsregel heeft DNB aangegeven welke uitgangspunten worden gehanteerd bij beoordeling van de continu ïteitsanalyse. Deze uitgangspunten hebben betrekking op de aannames die het fonds maakt bij de berekeningen en op de informatie en het inzicht dat het pensioenfonds met een continuïteitsanalyse genereert. Deze uitgangspunten komen tegemoet aan de wens vanuit de sector om duidelijkheid te scheppen over de wijze waarop DNB haar toezicht vorm geeft. Uiteindelijk is de financiële opzet, waaronder het beleggingsbeleid, een eigen keuze van het fonds. In het algemeen geldt daarbij dat een fonds bij een grotere mismatch tussen beleggingen en verplichtingen meer buffers moet aanhouden, zodat de kans op onderdekking wordt beperkt.

Vraag
De pensioensector wordt dynamischer en internationaler. De Europese richtlijn voor pensioeninstellingen bevordert marktwerking door grensoverschrijdende pensioenactiviteiten mogelijk te maken. De leden van de VVD-fractie vragen de bewindspersonen toe te lichten hoe groot het percentage van Nederlandse pensioengelden is dat door buitenlandse pensioenfondsen worden beheerd. In hoeverre is het promoten van de Nederlandse pensioenexpertise in het buitenland gelukt en wordt er gekeken of wij kunnen leren van buitenlandse pensioenexpertise?

Antwoord
Nederland kent een goed ontwikkeld stelsel van arbeidsgerelateerde kapitaalgedekte pensioenregelingen. Voor de uitvoering van deze pensioenregelingen is expertise nodig over verschillende activiteiten: pensioenadministratie en communicatie, beheersing van verzekeringstechnische risico´s (bepaalt de verwachte uitgaande kasstromen), vermogensbeheer (waaronder beheersing van beleggingsrisico´s, bepaalt de verwachte inkomende kasstromen), integrale risicobeheersing (het afstemmen van de verwachte inkomende kasstromen op de verwachte uitgaande kasstromen).

De uitvoering van pensioenregelingen gaat dus niet alleen over vermogensbeheer, maar betreft ook de uitvoering van andere activiteiten. Deze expertise is ruimschoots aanwezig bij Nederlandse pensioenuitvoerders (pensioenfondsen en verzekeraars) en pensioendienstverleners (zoals administratiekantoren, actuarissen, vermogensbeheerders, en consultants).

Nederlandse ondernemingen slagen er goed in hun pensioenexpertise te exporteren. Pensioenverzekeraars als ING en AEGON bieden hun pensioenexpertise wereldwijd aan. Verder blijkt uit de ‘Nederlandse vermogensbeheergids 2008’ dat Nederlandse vermogensbeheerder in 2007 circa 45% van het uitbestede Nederlandse pensioenvermogen beheerden (in 2006 was dat nog 41%). Amerikaanse vermogensbeheerders beheerden in 2007 circa 25% van het Nederlandse pensioenvermogen en circa 19% van het Nederlandse pensioenvermogen werd beheerd door vermogensbeheerders uit het VK. Nederlandse vermogensbeheerders blijken dus goed in staat om de concurrentie met hun buitenlandse concurrenten aan te kunnen. Overigens is er geen sprake van Nederlands pensioengeld dat door buitenlandse pensioenfondsen wordt beheerd. Het HFC kan een belangrijke rol spelen bij de promotie van de Nederlandse financiële sector in het buitenland.

Vraag
Er wordt aangegeven dat de hoeveelheid afgegeven ‘verklaringen van geen bezwaar ’ zijn gedaald. De reden hiervoor is dat in 2007 niet langer standaard vvgb’s zijn verleend voor fusies tussen Rabobanken. De leden van de VVD-fractie vragen de bewindspersonen uit te leggen waarom vvgb’s niet langer standaard zijn verleend (wat is de ratio hierachter?). Waarom is dit in het verleden wel gedaan? Wat is er veranderd dat dit is besloten?

Antwoord
Met de invoering van de Wet op het financieel toezicht per 1 januari 2007 is voor het aangaan van een fusie door een bank met zetel in Nederland een vvgb-drempel ingevoerd. Pas bij het overschrijden van deze drempel ontstaat voor de bank een vvgb-plicht. Daarmee dient een bank met zetel in Nederland pas een vvgb te verkrijgen indien het balanstotaal van de onderneming of instelling waarmee de fusie wordt aangegaan meer bedraagt dan 1 procent van het geconsolideerde balanstotaal van de bank. De gedachte hierachter is dat voortaan alleen fusies met een mogelijk materieel bedrijfseconomisch risico vvgb-plichtig zijn. Ook leidt het invoeren van de drempel tot een administratieve lastenverlichting voor de betrokken bank.

Een fusie tussen lokale Rabobanken wordt getoetst aan het geconsolideerde groepsvermogen van Rabobank Nederland.
Dit hangt samen met de coöperatieve structuur van de Rabo- groep waarbij DNB geconsolideerd toezicht houdt op Rabobank Nederland en niet op de individuele aangesloten Rabobanken. Het toezicht op deze aangesloten Rabobanken is bij wet gedelegeerd aan Rabobank Nederland. Hierdoor is het inhoudelijk beoordelen van een fusie op het niveau van de individuele aangesloten Rabobank niet mogelijk en ook niet logisch. Het bedrijfseconomische risico bij een dergelijke fusie wordt echter niet als materieel beschouwd.

Door te toetsen op het niveau van het geconsolideerde groepsvermogen van Rabobank Nederland zal de vvgb- drempel niet snel worden overschreden. Dit heeft in 2007 in sterke mate bijgedragen aan een daling van het aantal verleende vvgb ’s.-o-

1: http://ec.europa.eu/economy_finance/sg_pact_fiscal_policy/fiscal_policy1075_en.htm
2: Zie www.cbs.nl Conjunctuurbericht Dinsdag 27 mei 2008 “ Vertrouwen consument daalt verder”.
3: Zie p. 12 Kwartaalbericht DNB december 2007.