Antwoorden op kamervragen over het aantal topbestuurders uit het buitenland

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA ‘S-GRAVENHAGE

Uw brief (Kenmerk) 2070803330

Ons kenmerk: FM 2007-02737 U

Geachte voorzitter,

In antwoord op de vragen van het lid Karabulut (SP) over het aantal topbestuurders uit het buitenland, die mij zijn toegezonden per brief van 25 oktober 2007 onder nummer 2070803330, deel ik u mede dat de vragen worden beantwoord als aangegeven in de bijlage.

Hoogachtend,

de minister van Financiën,

Wouter Bos

2070803330

Vragen van het lid Karabulut (SP) aan de minister van Financiën over het aantal topbestuurders uit het buitenland (ingezonden 25 oktober 2007).

Vraag 1. Wat is uw oordeel over het bericht dat het aantal topbestuurders uit het buitenland is gestegen van 33% in 1999 tot 52% in 2007?1

Het bevestigt mijn eerder geuite opmerking dat de ‘markt’ voor topbestuurders niet nationaal maar grensoverschrijdend is. In de door uw Kamer genoemde uitzending werd gesproken over bestuurders van de grootste beursfondsen. Dit betreft veelal ondernemingen die grensoverschrijdend opereren en/of vestigingen of dochtervennootschappen hebben in andere landen. Ik vind het dan ook niet verrassend dat een groot aantal bestuurders niet uit Nederland komt. Hierbij zij opgemerkt dat in ieder geval bij AEX-fondsen het bestuur zelden uit enkel buitenlandse bestuurders bestaat, maar uit een combinatie van Nederlandse en buitenlandse bestuurders, en soms ook enkel uit Nederlandse bestuurders.

Vraag 2. Wat is uw verklaring voor de stijging van het aantal topbestuurders uit het buitenland?

Ik ben niet betrokken bij de beslissing om iemand al dan niet aan te stellen als bestuurder. Daarom kan ik uw Kamer niet informeren over de concrete overwegingen die hieraan ten grondslag liggen. Wel merk ik op dat door marktpartijen wordt genoemd dat zij veelal personen met zeer specifieke kennis dan wel ervaring zoeken en dat het aanbod zeer klein is, zodat de markt internationaal verwordt. Het gaat er dan voornamelijk om of de persoon al eerder een soortgelijk proces geleid heeft bij een onderneming van vergelijkbare omvang, waarbij de standplaats er niet tot nauwelijks toe doet. Daarnaast kan diversiteit in het bestuur alsook representatie uit bepaalde landen met vestigingen/dochtervennootschappen/grote omzet vanwege kennis over dat land of anderszins een factor van belang zijn.

Vraag 3. Houdt deze ontwikkeling verband met beslissingen die betrekking hebben op het nationaal maatschappelijk belang? Zo ja, kunt u dat toelichten? Zo neen, waarom niet?

Het lijkt mij dat er geen verband bestaat tussen buitenlandse topbestuurders actief in Nederland en een verminderd oog voor belangen zoals de werkgelegenheid genoemd in de eerdergenoemde NOS-uitzending (ten opzichte van Nederlandse topbestuurders). In deze uitzending wordt ook door een Nederlandse bestuurder genoemd dat zakelijke overwegingen altijd ten grondslag liggen aan beslissingen omtrent plaats van vestiging en geen zogenaamd ‘oranjegevoel’. Mijn streven is dan ook om Nederland zo aantrekkelijk mogelijk te maken en houden voor ondernemingen. Hier werkt niet alleen de overheid aan, maar ook de sector zelf. Ook zij opgemerkt dat bestuurders dienen te handelen in het belang van de vennootschap en de daarmee verbonden onderneming, tevens zijnde de belangen van werknemers.

Vraag 4. Zou de stijging van het aantal buitenlandse topbestuurders anders zijn geweest wanneer de 30-procentsregeling niet voor hen zou gelden?

Vraag 5. Bent u bereid de 30-procentsregeling, zoals van toepassing op topmanagers uit het buitenland, aan te passen? Zo ja, wanneer en hoe gaat u dat doen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 4 en 5

De 30%-regeling bestaat sinds 2001. Voordien golden vergelijkbare 35%-regelingen. De verlaging van het percentage van 35 naar 30 vond plaats in het kader van de Belastingherziening 2001. De 30%-regeling is een bewijsregel voor vrije vergoedingen. Dit betekent dat werknemers met een specifieke deskundigheid die schaars is op de Nederlandse arbeidsmarkt een belastingvrije vergoeding, in redelijkheid, kunnen ontvangen ter zake van extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst (extraterritoriale kosten). Deze mogelijkheid geldt dus niet alleen voor topbestuurders. In mijn antwoord op de vraag 2 heb ik reeds aangegeven dat ik niet betrokken ben bij de aanstellingen van personen. Ik kan uw Kamer niet informeren over de concrete overwegingen die hieraan ten grondslag liggen. Ik kan u dus ook niet informeren of de stijging van het aantal topbestuurders anders zou zijn geweest als de 30%-regeling niet voor hen zou gelden. Er is op dit moment geen voornemen om de wetgeving op dit punt aan te passen.

1: NOS acht uur Journaal, 21 oktober 2007