Wetsvoorstel implementatie richtlijn herverzekering

De Koningin

Uw brief (Kenmerk) No. W06.07.0216/III

Ons kenmerk: FM 2007-01911 U

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 17 juli 2007, nr. 07.002286, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 30 juli 2007 nr. WO6.07.0216/III, bied ik U hierbij aan.

De Raad van State geeft in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het advies rekening zal zijn gehouden.

In reactie op het advies van de Raad van State merk ik het volgende op, waarbij de volgorde van de punten wordt aangehouden zoals die door de Raad van State is gehanteerd.

1. Toezicht op dienstverleners met zetel in een staat die geen lidstaat is

De Raad van State beveelt aan het wetsvoorstel aan te passen in verband met artikel 49 van de richtlijn1. Dat artikel schrijft voor dat minimaal vergelijkbare voorwaarden worden gesteld aan ondernemingen met zetel buiten de Gemeenschap die in Nederland onder andere middels dienstverrichting herverzekeringsactiviteiten willen verrichten. Naar aanleiding van deze aanbeveling is het wetsvoorstel aangepast. De belangrijkste wijziging bestaat uit de toevoeging van de artikelen 2:26f en 2:54f, die een ieder met zetel in een niet aangewezen staat verbieden door middel van het verrichten van diensten naar Nederland het bedrijf van herverzekeraar onderscheidenlijk entiteit voor risico-acceptatie uit te oefenen, tenzij de Nederlandsche Bank (hierna: DNB) hiervan kennis is gegeven en is aangetoond dat zal worden voldaan aan voorschriften met betrekking tot rechtspersoonlijkheid, de bevoegdheid tot uitoefening van het bedrijf en de uitoefening van die bevoegdheid, alsmede met betrekking tot de solvabiliteit. Daarnaast zijn de artikelen 3:28 en 3:61, tweede lid, met betrekking tot het lopend toezicht, en de definitie in artikel 1:1 van ‘verrichten van diensten, voor zover het verzekeraars betreft’ zodanig aangepast dat daaronder ook entiteiten voor risico-acceptatie en herverzekeraars vallen.

Voor entiteiten voor risico-acceptatie en herverzekeraars met zetel in een aangewezen staat behoeft niets te worden geregeld in de wet. Een staat wordt aangewezen wanneer het toezicht in die staat een niveau heeft dat vergelijkbaar is met het niveau dat wordt voorgeschreven door de richtlijn. Daarmee is met betrekking tot entiteiten voor risico-acceptatie en herverzekeraars met zetel in een aangewezen staat voldaan aan artikel 49 van de richtlijn.

2. Artikel 2:26d

De Raad van State beveelt aan om artikel 2:26d, derde lid, aan te passen. Artikel 2:26d, eerste lid, bepaalt dat het voor een ieder met zetel in een staat die geen lidstaat is, verboden is zonder een daartoe door DNB verleende vergunning vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor het bedrijf van herverzekeraar uit te oefenen. Artikel 2:26, derde lid, maakte hierop een uitzondering. Het advies van de Raad van State wordt zo begrepen dat deze uitzondering in de versie van het wetsvoorstel dat voor advies aan de Raad van State was gezonden, te ruim was. In die versie was – onbedoeld – mogelijk dat een directe verzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is, het bedrijf van herverzekeraar gaat uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor, zonder dat hij daarvoor een vergunning heeft. Het bedoelde artikellid, dat nu genummerd is als vierde lid, is naar aanleiding van de opmerking van de Raad van State zodanig aangepast dat de uitzondering op het eerste lid alleen dan geldt wanneer de directe verzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is hier reeds een vergunning heeft voor de uitoefening van zijn bedrijf.

3. Lopend toezicht op bijkantoren van entiteiten voor risico-acceptatie

De Raad van State merkt op dat de voorschriften met betrekking tot de structurering en de inrichting van het bedrijf en de eis met betrekking tot het minimum vermogen niet van overeenkomstige toepassing worden verklaard op entiteiten voor risico-acceptatie met zetel in een niet-aangewezen staat die hun bedrijf uitoefenen vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor. Naar aanleiding van de opmerking betreffende de structurering en de inrichting van het bedrijf is een nieuw artikel aan het wetsvoorstel toegevoegd: artikel 3:24a. Het artikel met het nummer 3:24a in de versie van het wetsvoorstel dat voor advies aan de Raad van State was gezonden, heeft nu het nummer 3:24b gekregen. Naar aanleiding van de opmerking betreffende het minimum vermogen is artikel 3:61, eerste lid aangepast.

4. Noodregeling

De Raad van State merkt op dat het wetsvoorstel niet voorziet in de toepasbaarheid van de noodregeling op entiteiten voor risico-acceptatie met zetel in Nederland, noch op in Nederland gelegen bijkantoren van entiteiten voor risico-acceptatie. Naar aanleiding hiervan is artikel 3:161 aangepast in dier voege dat ook entiteiten voor risico-acceptatie kunnen worden onderworpen aan de noodregeling.

5. Overgangsrecht

De Raad van State merkt op dat, wanneer de richtlijn niet op 10 december 2007 zou zijn geïmplementeerd, de in het wetsvoorstel opgenomen overgangstermijn in strijd komt met artikel 61, tweede lid, van de richtlijn. Het betreft de overgangstermijn die is opgenomen in artikelen die in de aan de Raad van State voor advies gezonden versie van het concept-wetsvoorstel onjuist waren genummerd en inmiddels zijn genummerd als III, VII, IX en XIV. Naar aanleiding van de opmerking van de Raad van State zijn deze artikelen gewijzigd, in dier voege dat is bepaald dat de desbetreffende herverzekeraar uiterlijk op 10 december 2008 aan de wet voldoet.

6. Redactionele kanttekeningen

Aan de redactionele kanttekeningen is aandacht besteed.

Voorts zijn enkele wijzigingen aangebracht zonder dat het advies van de Raad van State daartoe aanleiding heeft gegeven. Het betreft hoofdzakelijk de volgende wijzigingen.

1. Artikel 1:107, derde lid, onderdeel b, inzake registratie van dienstverrichting, is aangevuld met entiteiten voor risico-acceptatie en herverzekeraars.

2. In de aan het Raad van State voor advies gezonden concept-wetsvoorstel is het stelsel van verklaringen van geen bezwaar slechts in beperkte mate voorgeschreven voor gekwalificeerde deelnemingen in herverzekeraars. De artikelen 12 en 19 van de richtlijn bevatten echter een regeling betreffende gekwalificeerde deelnemingen in herverzekeraars die identiek is aan de regeling in de richtlijnen inzake gekwalificeerde deelnemingen in levensverzekeraars en schadeverzekeraars. Het ligt voor de hand de regeling inzake gekwalificeerde deelnemingen in herverzekeraars op dezelfde wijze te implementeren als de regeling inzake gekwalificeerde deelnemingen in directe verzekeraars. Het wetsvoorstel is na toezending voor advies aan de Raad van State in die zin aangepast. Voor de goede orde zij opgemerkt dat de regeling inzake gekwalificeerde deelnemingen in entiteiten voor risico-acceptatie niet is gewijzigd ten opzichte van de aan de Raad van State voor advies gezonden versie.

3. In een aantal artikelen ontbrak de grondslag voor het stellen van nadere regels bij algemene maatregel van bestuur betreffende entiteiten voor risico-acceptatie. Het betreft de artikelen 3:55a, 3:62, 3:67 en 3:68a. Deze artikelen zijn aangevuld met een dergelijke grondslag.

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De minister van Financiën,

Wouter Bos

1: Richtlijn nr. 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 november 2005 betreffende herverzekering en houdende wijziging van Richtlijnen 73/239/EEG en 92/49/EEG van de Raad van en van Richtlijnen 98/78/EG en 2002/83/EG.