Antwoorden op kamervragen over gebrek aan opsporing fraude


Wat is uw reactie op het bericht dat er grote personeelstekorten zijn bij de Bovenregionale Recherche en dat dit met name gevolgen heeft voor de opsporing van fraudezaken? (NRC, 10 juni 2008: ‘Onderbezetting nekt opsporing fraudezaken’)

Vraag 1

Antwoord

In 2007 heeft de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) een evaluatieonderzoek naar de Bovenregionale Recherche uitgevoerd. De Kamer is over de uitkomsten hiervan door ons geïnformeerd bij brieven d.d. 3 oktober 2007 (TK 2007-2008, 29 628, nr. 54) en 2 april 2008 (TK 2007-2008, 29 628, nr. 80). In het evaluatieonderzoek van de Inspectie komt het punt van de personele capaciteit bij de bovenregionale recherche teams aan de orde. Mede naar aanleiding van de evaluatie wordt thans in opdracht van ons beiden onderzoek gedaan naar de vacaturedruk bij de recherche in de korpsen, bij de Bovenregionale Recherche en de Nationale Recherche. Aan de Tweede Kamer is toegezegd dat zij hierover na de zomer nader wordt geïnformeerd. Op dit moment worden de kwantitatieve gegevens bij de korpsen geïnventariseerd en geanalyseerd.

Het krantenartikel waarnaar wordt verwezen, is gebaseerd op het jaarverslag 2007 van het Bovenregionaal Recherche Overleg. Uit dit jaarverslag blijkt overigens niet dat de eventuele personele tekorten bij de Bovenregionale Recherche met name gevolgen hebben voor de opsporing van fraudezaken.

Vraag 2

Op welke wijze heeft de ambitie dat “De bestrijding van fraude, financieel-economische … wordt geïntensiveerd”, zoals verwoord in het coalitieakkoord, tot op heden gestalte gekregen? Hoe verhoudt zich dit tot de constateringen in het Jaarverslag 2007 van het Bovenregionaal Recherche Overleg, dat door ‘ernstige onderbezetting bij de Bovenregionale Recherche’ de onderzoeken sterk onder druk staan, en dat ‘de bemensing met gekwalificeerde frauderechercheurs ernstige zorgen baart’? Maakt u zich zorgen over deze constateringen?

Zoals beschreven in de brief over de Programma’s Versterking Aanpak Georganiseerde Misdaad en financieel-economische criminaliteit, die wij op 13 december 2007 aan de Kamer hebben gestuurd, worden de verschillende acties en maatregelen die in de brief zijn aangekondigd, thans uitgewerkt. Wij hopen na het zomerreces met de Kamer over deze programma’s te spreken en dan zullen wij haar tevens nader informeren over de stand van zaken.

Wij maken ons zorgen over deze constateringen die overigens niet nieuw voor ons zijn. Juist daarom zijn wij een onderzoek naar de vacaturedruk bij de recherche gestart, alsmede een versterkingsprogramma financieel-economische criminaliteit.

Vraag 3

Zal de voor opsporing beschikbare capaciteit bij de Bovenregionale Recherche worden vergroot? Wat is de ambitie in cijfers? Wanneer zijn de eerste resultaten te verwachten? Wanneer zal de onderbezetting zijn opgelost?

Antwoord

Naar aanleiding van bovengenoemd onderzoek zullen wij de Kamer informeren over de uitkomsten ervan en over eventueel te treffen maatregelen. We kunnen de Kamer nog geen ambitie in cijfers meedelen. Voor het overige verwijzen we naar het antwoord op vraag 1.

Vraag 4

Gaat u ook maatregelen nemen om de deskundigheid voor de opsporing van fraudezaken en andere financieel-economische criminaliteit te vergroten? Zo ja, welke?

Antwoord

Ja, het versterkingsprogramma voorziet in deskundigheidsbevordering op alle niveaus.
Hierover vindt momenteel nog overleg plaats met de Politie Academie.

Vraag 5

Zijn enkele van de door u aangekondigde maatregelen in het programma financieel-economische criminaliteit 2) al deels gerealiseerd? Zo ja, kunt u dit toelichten? Kunt u concreet uiteen zetten wat er inmiddels is gerealiseerd op dit gebied?
Het programma financieel-economische criminaliteit loopt. Er is zowel bij het Openbaar Ministerie als bij de politie een programmaorganisatie ingericht en de plannen zijn vrijwel gereed. Inmiddels is de politie gestart met de landelijke uitrol van de succesvolle zgn. cabrio-aanpak met betrekking tot onverklaarbaar bezit van kostbare goederen en vindt er een nulmeting plaats om te bezien waar de intensivering het meeste effect zal hebben. In het najaar zal de Kamer hierover nader worden geïnformeerd. 2) Bijlage bij Kamerstuk 29 911, nr. 10