Spreekschetsen t.b.v. opening Academisch Jaar door minister Plasterk bij UvA Amsterdam, 1 september 2008

Nog maar anderhalf jaar geleden heb ik de overstap gemaakt van de universitaire wereld naar de politiek. Kort genoeg om me te herinneren hoe ik me voelde toen ik aan uw kant van de tafel zat, ik vond dat politici zich niet te veel moesten bemoeien met universiteiten. En dat vind ik nog steeds. Toen ik vanmorgen dan ook in de krant las dat ik ergens onder aan de lijst bungelde van personen die door de universiteiten als invloedrijk worden betiteld, was ik niet ontevreden.

U zit niet zit te wachten op een minister die eventjes komt vertellen wat voor moois hij voor u heeft bedacht, die u komt voorschrijven wat u moet doen. Dat zou ook onzinnig zijn, er lopen hier slimme, gemotiveerde studenten rond, er wordt onderwijs gegeven door gemotiveerde docenten, er wordt wetenschap bedreven door onderzoekers die weten waar ze mee bezig zijn. Universiteiten hebben geen continue centrale aansturing nodig.

Ik praat dan ook liever over dienstbaarheid, wat kan ik als minister voor u doen. En dan ga ik uit van subsidiariteit: leg iets zo laag in de organisatie als kan, en leg het zo hoog als het moet. Dat is mijn uitgangspunt, maar dat betekent niet dat ik niets hoef te doen. Er zijn wel degelijk zaken die ik als minister moet aanpakken.

Zo heb ik vorig jaar een begin gemaakt met de overheveling van onderzoeksgeld van de eerste naar de tweede geldstroom. Universiteiten kregen daarmee in totaal niet minder geld, het was alleen een verschuiving die voor sommigen beter uitpakte dan voor anderen. Want ik wilde hiermee vooral competitie stimuleren door te zorgen dat de besten ook het meeste krijgen. Met zo'n prikkel breng je de kwaliteit omhoog. Er waren eerst nog zorgen of dit niet te snel zou gaan, maar we hebben deze verandering in een redelijk tempo doorgevoerd.

Selectie en differentiatie is een ander voorbeeld van iets wat je op systeemniveau nationaal moet regelen. Zoiets kun je niet als universiteit alleen voor jezelf vaststellen. Ik wil hier graag mee verder, mits het uitgangspunt toegankelijkheid blijft. Een diploma voortgezet onderwijs, vwo of havo, moet onverminderd toegang tot hoger onderwijs blijven bieden. En er mogen geen onoverkomelijke financiële drempels voor studenten ontstaan: als je de hersens hebt om een bepaalde studie te volgen, dan moet je die mogelijkheid krijgen.

Ik ben het niet helemaal eens met wat ik eerder deze middag hoorde zeggen, dat je voor bepaalde studies meer geld mag vragen, dat dit ook een gezond selectiecriterium is. Dat studenten dan ook meer mogen eisen, en dat ze daarmee beter beseffen wat de waarde van hun studie is. Ik ben een voorstander van marktwerking, maar alleen als die marktwerking werkt! Als wetenschapper ben je dolblij als je goede studenten krijgt, daar heb je geen financiële prikkel voor nodig om dat te wensen. En vanuit het perspectief van de student bekeken: gemiddeld hebben die nu bijbaantjes van 12 uur per week, en dan bedoel ik vakkenvullen of achter de bar. Wat krijg je nu als je die student meer laat betalen voor de studie? Waarschijnlijk moet die nog meer gaan werken. Terwijl je de student die bereid is om meer tijd in zijn studie te stoppen eigenlijk zou moeten belonen, ga je hem meer geld vragen. Dat lijkt me niet goed. Natuurlijk blijven er niches in de markt, denk aan de colleges, bepaalde opleidingen (kleinschalig, residentieel en intensief onderwijs) mogen doorgaan met hun experimenten. Bij opleidingen met een numerus fixus kunnen selectiemogelijkheden uitgebreid worden ("decentrale selectie"). Maar dit is in ieder geval een tweede voorbeeld van iets wat je op systeemniveau moet regelen.

Een derde voorbeeld betreft de onderzoekscolleges, die moeten volgens mij beter kunnen, ik wil nadenken over de inhoudelijke kant daarvan. Ik wil de opleiding van onderzoekers meer naar Amerikaans model kunnen inrichten. Dat betekent een vast instapmoment, een stevig opleidingsaspect en een oriëntatie binnen de onderzoeksschool, gevolgd door de keuze van promotieonderwerp en promotor door de promovendus zelf. Dat laatste wordt dan heel belangrijk, dan gaat bijvoorbeeld ook meespelen of zo'n promovendus ook goed begeleid wordt, of hij alle credits krijgt die hij verdient. Zoiets spreekt zich heel snel rond. Ook in Nederland wil ik dit invoeren, maar zo'n hervorming leg je niet zomaar op. Eerst probeer ik om er enthousiasme voor los te maken, daarna beginnen we met experimenten en van daaruit ga je het opbouwen.

Waar ik het vandaag ook nog over wil hebben, is matching. Er is veel uitval in het eerste jaar, en dat is een ander type uitval dan van vroegtijdig schoolverlaters, die problematiek is veel complexer. Binnen universiteiten hebben we doorgaans te maken met studenten die een verkeerde studie hebben gekozen. Dat is zonde van de tijd en het geld, het werkt demotiverend. Daarom vind ik dat we studenten veel eerder moeten gaan informeren over hun mogelijke studies, over wat hun te wachten staat. Nog ver voor de inschrijving zou je student en docent al bij elkaar aan tafel moeten brengen, zodat de docent kan uitleggen wat de studie behelst, wat erbij komt kijken, wat er van de student wordt verwacht. Voor de goede orde: dit is géén selectie aan de poort, je haalt alleen het moment van informatie naar voren, en je geeft veel uitgebreidere informatie. Natuurlijk, dat kost tijd en geld, maar in het eerste jaar stoppen met de studie kost nog veel meer.

Hier in Amsterdam doet u het weer een beetje anders, hier hebt u goede ervaringen opgedaan met een oriëntatiejaar, een eerste jaar met een breed aanbod beta/gamma vakken waarin studenten zichzelf en hun mogelijkheden beter leren kennen. Als de student in de academische setting een keus kan maken en het eerste jaar in een bepaalde studierichting haalt, waarna doorstroming naar de bachelorfase volgt, dan lijkt me dat een uitstekende mogelijkheid om uitval te bestrijden.

Er wordt veel gesproken over de Bachelor-Masterstructuur. Dat we die hier invoeren, is vooral op verzoek uit Europa. Het biedt studenten veel voordelen als de systemen van de Europese landen op elkaar aansluiten, dat vergroot de mobiliteit. Ik wil nu echt werk gaan maken van de zogenoemde 'harde knip' tussen bachelor en master. Nu is er sprake van een 'zachte knip', je merkt het als student nauwelijks als je van het een op het ander overgaat, soms krijg je niet meer dan een e-mailtje dat je van het een naar het ander bent gegaan. Maar ik wil dat dit echt een merkbare overgang wordt, een punt waar je als student nadenkt over je toekomst. Ga je door met een masteropleiding in dezelfde richting als je bachelor, of ga je in een andere studierichting verder? Of vind je dat je wel genoeg hebt geleerd, wil je gaan werken? Niet dat ik studenten van de universiteit wil jagen, integendeel, maar ik wil dat ze zich na hun bachelor kunnen bezinnen, dat ze een moment van heroverweging inlassen. Dit betekent trouwens ook dat opleidingen hun bachelor op een zodanige manier moeten inrichten dat het een afgesloten geheel vormt.

Een ander instrument om de kwaliteit te verhogen, is de invoering van de Akademie-assistent om getalenteerde studenten van 'de tap naar het lab' te halen: ervoor te zorgen dat ze bijbaantjes die niets met wetenschap te maken hebben kunnen inruilen voor een assistentschap in een academische werkomgeving, uiteraard tegen een vergoeding. En dat assistentschap moet dan interessant en uitdagend worden ingevuld. De komende vier jaar stel ik hiervoor een subsidie van 1 miljoen op jaarbasis beschikbaar. Alle faculteiten van de Nederlandse universiteiten kunnen hier voor alle wetenschappelijke disciplines op inschrijven. We willen hiermee testen of de Akademie-assistent een goed idee is en zo ja, hoe we die functie dan kunnen verankeren.

Ik zei al eerder dat ik talent ruim baan wil geven. Maar nu blijft te veel latent talent onbenut. De helft van alle studenten is vrouw, ruim 40% van de aio's is vrouw, maar van onze hoogleraren is nog geen 10% vrouw. Op het laatste traject van de weg naar de top gaat er dus veel talent verloren.

UvA geeft hier het goede voorbeeld met professor dr. Dymph van de Boom, ook nog eens de eerste en tot nu toe enige vrouwelijke rector magnificus aan een van de grotere universiteiten van ons land.

Het kabinet wil dat in 2010 mínstens 15% van de hoogleraren vrouw is. Dat betekent concreet dat we er in 2010 minstens 143 vrouwelijke hoogleraren bij moeten hebben. Een forse ambitie, maar we hebben een doorbraak nodig. Dus wie denkt dat getalenteerde vrouwen niet te vinden zijn, moet gewoon beter zoeken. Dit is hard nodig, ons land loopt internationaal gezien ver achter.

We hebben nog een lange weg te gaan, maar we zijn tenminste op weg. Onder andere met:

  • het Aspasiaprogramma van NWO;
  • de speciale vrouwen-component in de Vernieuwingsimpuls;
  • programma's als Mozaïek en Toptalent waar de score van vrouwen hoog is;
  • het onderzoek naar gendermechanismen in de wetenschappelijke gemeenschap;
  • ondersteuning voor het landelijke netwerk van vrouwelijke hoogleraren;
  • de inzet in het Zevende Kaderprogramma, Women in Science.

Op dit punt komen mijn taken als minister van onderwijs en minister van emancipatie samen. Ik zal zelf ook het goede voorbeeld geven door meer vrouwen te benoemen in besturen en raden van toezicht. Van universiteiten en studenten verwacht ik de nodige inzet, waar nodig zal ik afspraken met u maken.

Als je het hebt over het niet volledig benutten van potentieel talent, kun je ook aan allochtone studenten denken. Universiteit Utrecht heeft onlangs bovenop de reguliere student-assistentplekken 15 extra plaatsen gecreëerd voor allochtone studenten, om hun een extra stimulans te geven. Terecht, want allochtone jongeren hebben net als vrouwen rolmodellen nodig, goed voorbeeld doet volgen. Hoe meer allochtone jongeren studeren, hoe beter. Goed voor de student, maar ook voor de kwaliteit van het onderwijs, de economie en de maatschappij. Toch stelde de VVD hier kritische vragen over in de Tweede Kamer, zij vonden dit niet nodig. Terwijl hun leider Mark Rutte nota bene beschermheer is van de Echo Foundation, bekend van de Echo Awards: een stimuleringsprijs voor niet-westers allochtoon toptalent in Nederland met de bedoeling om alle talenten in Nederland te rekruteren en hen de mogelijkheid te bieden om zich nog verder te ontwikkelen. Als ik die prijzen als minister van onderwijs jaarlijks mag uitreiken, verzorgt Mark Rutte de presentatie van de Echo Awards. Op dit punt ben ik het dus wel met Mark Rutte eens, en niet met de VVD.

Tot slot: het debat over verbetering van het stelsel is een continuproces. In oktober organiseer ik een discussiebijeenkomst, waar ik met experts zal spreken over de 'Toekomst van het Hoger Onderwijs in Nederland'. Een aantal van de onderwerpen die ik vandaag noemde, zullen dan breed besproken worden. In het voorjaar van 2009 ben ik samen met de HO-ministers van de Benelux gastheer van de ministeriële Bologna-conferentie in Leuven waar transparantie in het Europese HO, mobiliteit en kwaliteit op de agenda staan.

Wat transparantie betreft: veel opener dan vandaag kon ik niet zijn, u hebt zelfs een kijkje in mijn hersens mogen nemen, ik hoop dat u het interessant vond. Ik wil iedereen die hieraan heeft meegewerkt heel hartelijk bedanken voor dit boeiende experiment, het was voor mij een eer om hieraan mee te mogen werken. Ik dank u voor uw aandacht en ik wens u voor het komende academische jaar veel succes en veel wijsheid toe!