Antwoorden op kamervragen over het artikel ‘Agenten negeren extra rijlessen voor zichzelf’

Antwoorden op kamervragen van het lid Pechtold (D66), ingezonden 11 september 2008)

1. Vraag
Kent u het bericht ‘Agenten negeren extra rijlessen voor zichzelf’? 1)

1. Antwoord
Ja.

2. Vraag
Is het waar dat de Raad van Hoofdcommissarissen (RHC) twee jaar geleden, met de invoering van de brancherichtlijn, een preventieplan heeft opgesteld voor ongevallen met/door politievoertuigen en dat de uitvoering daarvan stokt? Zo ja, wat is hiervoor de reden?

2. Antwoord
Het is waar dat de RHC een brancherichtlijn heeft opgesteld, deel uitmakende van een preventieplan. De uitvoering van het preventieplan stokt niet en heeft onder andere geleid tot de PolitieRijvaardigheidstraining (PRVT) en ingebruikneming van de oefenbaan in Lelystad. De uitvoering van de PRVT kent de gebruikelijke problemen in de aanloopfase. Daarbij kunt u denken aan het toekennen van urgentie aan planning van mensen en middelen bij korpsen, bezwaren tegen de reisafstand, het (nog) moeten afbouwen van eigen voorzieningen e.d.

3. Vraag
Is het waar dat de Politie Rij Vaardigheidstraining (PRVT), die de Politieacademie in opdracht van diezelfde RHC heeft ontwikkeld, dit jaar door slechts twaalfhonderd in plaats van de bedoelde twintigduizend politieagenten is gevolgd? Zo ja, wat is hiervan de reden?

3. Antwoord
Het aantal deelnemers tot nu toe is inderdaad beduidend lager dan verwacht. Redenen zijn de gebruikelijke problemen in de aanloopfase. Daarbij kunt u denken aan het toekennen van urgentie aan planning van mensen en middelen bij korpsen, bezwaren tegen de reisafstand, het (nog) moeten afbouwen van eigen voorzieningen e.d.
Bij de besluitvorming in de RHC in 2006 is overigens uitgegaan van tienduizend cursisten per jaar, niet van twintigduizend.

4. Vraag
Deelt u de mening dat het een kwalijke zaak is dat politievoertuigen veelvuldig betrokken zijn bij verkeersongevallen? Zo ja, bent u van mening dat het een goede zaak zou zijn de rijvaardigheid van politieagenten te toetsen?

4. Antwoord
Ja, ik acht rijvaardigheid een serieus aandachtspunt en vind het met de RHC zorgelijk dat politievoertuigen betrokken zijn bij verkeersongevallen, zowel vanuit het perspectief van overige verkeersdeelnemers als van politiemensen en materieel. Ik onderschrijf dan ook het belang van de brancherichtlijn en de realisatie ervan.
Het is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van korpsen om inzicht te hebben in de mate waarin politiemensen bij ongelukken betrokken zijn en of zij over voldoende rijvaardigheid beschikken. Korpsen dienen daar waar lacunes in vaardigheid blijken, opleidingsprogramma’s aan te bieden.

5. Vraag
Bent u van mening dat de PRVT het juiste middel hiertoe is en heeft u overwogen deze rijvaardigheidstoets verplicht te stellen? Zo neen, waarom niet?

5. Antwoord
Ja, ik ben van mening dat PRVT een goed middel is om de rijvaardigheid van politiemensen te trainen zodanig dat zij continu in staat zijn politievoertuigen, ook onder bijzondere omstandigheden, goed te kunnen besturen. Nu de PRVT nog in de aanloopfase zit vind ik het nog te vroeg om deze verplicht te stellen. Ik heb er vooralsnog vertrouwen in dat de korpsbeheerders en korpschefs hun verantwoordelijkheid zullen oppakken. Ik zal hierbij een vinger aan de pols houden en streef er naar dat op 1 januari 2010 alle korpsen op vrijwillige basis aan de opleiding deelnemen. Mocht dit niet zo zijn dan zal ik de training van rijvaardigheid, conform de schietvaardigheid, verplicht stellen.

6. Vraag
Hoe verklaart u dat slechts vier van de 26 korpsen de afspraken over de rijvaardigheidstraining zijn nagekomen?

6. Antwoord
Er zijn momenteel 7 deelnemende korpsen. Zoals eerder aangegeven kent de uitvoering de gebruikelijke problemen in de aanloopfase, zoals planning van mensen en middelen bij korpsen (zie beantwoording vragen 2+3).

7. Vraag
Wat heeft u gedaan om de participatie van de politiekorpsen aan deze rijvaardigheidstraining te stimuleren?

7. Antwoord
Mijn ministerie heeft het initiatief tot een rijvaardigheidtraining van harte ondersteund, onder meer door verlening van en aanvangssubsidie voor de opleiding van docenten.

8. Vraag
Wat gaat u doen om de vrijblijvendheid in het nakomen van deze afspraken te beperken?

8. Antwoord
Zoals ik bij vraag 5 en 6 heb aangegeven vind ik het nog te vroeg om te concluderen dat sprake is van vrijblijvendheid in het nakomen van de afspraken. Ik heb er vooralsnog vertrouwen in dat de korpsbeheerders en korpschefs hun afspraken zullen nakomen.

9. Vraag
Hoe is het mogelijk dat de korpsen van Amsterdam, Rotterdam en Den Haag achteraf hebben besloten hun mensen zelf te trainen in plaats van deel te nemen aan deze training van de Politieacademie waaraan reeds 2,5 miljoen euro was geïnvesteerd?

9. Antwoord
Uit mijn gegevens blijkt dat het hier met name gaat om de korpsen Rotterdam-Rijnmond en Haaglanden. Deze korpsen verzorgden voordat er sprake was van een Rijvaardigheidstraining zelf al lokaal trainingen en doen dat nog steeds.

10. Vraag
Keurt u het goed dat korpsen zelf beslissen hoe zij de rijvaardigheid van hun personeel trainen? Zo neen, hoe denkt u de Nederlandse Politie gezamenlijk beleid ter zake te laten ontwikkelen en uitvoeren?

10. Antwoord
Zoals ik hiervoor heb aangegeven heb ik steun uitgesproken voor het initiatief van de RHC om met een landelijke brancherichtlijn te komen. Er is dus al sprake van een landelijke aanpak. Daar komt bij dat de rijvaardigheid bij opleidingen voor specifieke functies al onderdeel uitmaakt van het politieonderwijs van de Politie Academie. Hierbij kunt u bijvoorbeeld denken aan Arrestatieteams en Criminele Inlichtingen Eenheden.

11. Vraag
Welke maatregelen denkt u te nemen om de rijvaardigheid van politieagenten te verbeteren en schade en slachtoffers te beperken?

11. Antwoord
Zie de beantwoording van vraag 8.

1) de Volkskrant, 9 september 2008