Antwoorden op kamervragen van Gerven over de plannen om een private oncologische kliniek te vestigen in Boxmeer

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

30 januari 2009

CZ-K-U-2903491

Geachte voorzitter,

Antwoorden van minister Klink op kamervragen van het Kamerlid van Gerven over de plannen om een private oncologische kliniek te vestigen in Boxmeer.
(2080908020)

Tevens antwoorden op vragen van het lid Van Gerven (SP) aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de plannen om een private oncologische kliniek te vestigen in Boxmeer. (Ingezonden 17 december 2008)

Vraag 1

Wat is uw reactie op de plannen om te komen tot een private oncologische privékliniek in Boxmeer? 1)

Antwoord 1

Mijn reactie is dat er ruimte is voor het toetreden van nieuwe zorgaanbieders, ook binnen de oncologie. Ik verwijs hierbij ook naar de antwoorden op eerder gestelde vragen van het Kamerlid Vendrik (GroenLinks) gedateerd 29 maart 2007 over “een nieuw commercieel kankerinstituut in Amsterdam” (2060710940).

Vraag 2

Is er al aanvraag gedaan voor een vergunning op grond van de Wet toelating zorginstellingen (WTZi) of de Wet bijzondere medische verrichtingen (WBMV)?

Antwoord 2

Een aanvraag voor een toelating op grond van de WTZi is op dit moment in voorbereiding, maar nog niet formeel ingediend. Vergunningsaanvragen op grond van de WBMV worden pas zinvol nadat de WTZi toelating verkregen is. Er zijn ook nog geen WBMV vergunningsaanvragen ingediend.

Vraag 3

Schaadt dit niet de ontwikkeling van de oncologische zorg van het dichtbij gelegen Universitair Medisch Centrum St Radboud? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 3

Universitair Medische Centra richten zich niet alleen op reguliere zorgverlening, maar juist op de meer ingewikkelde topklinische zorg. Ook nu al hebben vrijwel alle UMC’s meerdere ziekenhuizen in hun directe omgeving en ik beschik niet over enige aanwijzing dat dit de UMC’s schade berokkent.

Vraag 4

Leidt dit niet tot een ongewenste concurrentie tussen ziekenhuizen en ongewenst zorgaanbod dat niet is afgestemd op de gewenste behoefte? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 4

Nee. De demografische ontwikkelingen duiden op een geleidelijke toename van het aantal mensen dat oncologische zorg benutten zal. Als gevolg van nieuwe toetreders neemt de behandelcapaciteit toe en nemen de keuzemogelijkheden voor patiënten toe.

Vraag 5

Gaat een dergelijk initiatief niet leiden tot onnodige kostenuitgaven vanwege het “Wie betaalt, bepaalt”-principe waarmee Hansa Oncology Clinics geen moeite schijnt te hebben? Zo neen, waarom niet? 2)

Antwoord 5

Ik zie niet in langs welke weg de kosten toe zouden kunnen nemen anders dan door demografische ontwikkelingen. Wel kan de instelling waar deze kosten gemaakt worden door nieuwe toetreding een andere zijn.

Vraag 6

Wat vindt u van de beweegreden van Hansa Oncology Clinics om tot dit private kankerziekenhuis te komen gelegen is in de invoering van de marktwerking in de zorg waarbij het uitgangspunt “Zorg goed voor je zelf”, en het feit dat een groeiend deel van de bevolking bereid is om uit eigen portemonnee bij te betalen voor additionele gezondheidszorg, kansen biedt voor een dergelijk privaat initiatief?

Antwoord 6

Voor mij zijn nieuwe initiatieven welkom als de publieke belangen toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid daarbij geborgd zijn. Uit de mij verstrekte informatie blijkt niet dat deze belangen in het geding zijn.

Vraag 7

Vindt u het acceptabel dat Hansa Oncology Clinics inspeelt op een tweede zorgmarkt op oncologisch terrein voor mensen die willen bijbetalen voor een minimale verblijfsduur, de beste behandeling en medicatie en de wens tot meer betrokkenheid bijvoorbeeld door inzicht in het patiëntendossier? Kunt u uw standpunt toelichten?

Antwoord 7

Het beeld dat u van het zorgaanbod heeft van Hansa Oncology Clinics, wijkt af van het de beelden die ik daarbij heb. Ik beschik namelijk niet over aanwijzingen dat mensen voor hun medische zorgverlening dienen bij te betalen, waardoor het gelijke recht op zorg in het geding zou kunnen komen. Tegen bijbetalingen voor facilitaire diensten zie ik geen bezwaar. Dit is in lijn met eerder gegeven antwoorden op uw vragen gedateerd 2 januari 2007 over de invoering van klassenzorg in het Slotervaartziekenhuis in Amsterdam (2060705020). Zie ook mijn antwoord op vraag 9.

Vraag 8

Leidt een dergelijk uitgangspunt niet tot een tweedeling in de zorg waarbij mensen die het kunnen en willen betalen sneller en beter worden geholpen? Is dit niet onaanvaardbaar? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 8

Het antwoord op deze vragen is nee. Zie mijn antwoord op vraag 7.

Vraag 9

Hoe gaat u ervoor zorgen – mocht dit privaat initiatief doorgang vinden – dat er geen tweedeling ontstaat waarbij dit ziekenhuis niet in gelijke mate voor iedereen op basis van medische criteria toegankelijk is?

Antwoord 9

Ik beschik over geen enkele aanwijzing dat dit initiatief zou aansturen op een dergelijke tweedeling met betrekking tot de zorgverlening. Ten overvloede merk ik op dat het voor mij onacceptabel zou zijn indien er binnen de medisch-oncologische zorgverlening een tweedeling zou ontstaan. Zie ook mijn antwoord op vraag 7.

1) Het Financiële Dagblad, 11 december 2008
2) Informatiememorandum Hansa Oncology Clinics, december 2008