Antwoorden op kamervragen over voorgenomen vriendschapsband tussen Delfshaven en Ramallah

Antwoorden op kamervragen van de leden Wilders en Brinkman (beiden PVV) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht dat de Rotterdamse deelraad Delfshaven als deelgemeente een vriendschapsband aan wil gaan met de Palestijnse stad Ramallah. Ingezonden op 20 januari 2009

1. Vraag
Bent u bekend met het bericht "Motie deelraadslid over Gaza?"

1. Antwoord
Ja.

2. Vraag
Is het waar dat deelgemeenten formeel geen stedenbanden aan kunnen gaan? Zo ja, wilt u het besluit van de deelgemeente dan vernietigen?

3. Vraag
Bent u bereid de deelgemeente Delfshaven te verbieden om nog meer belastinggeld te verspillen aan het uitzoeken van de juridische consequenties van een vriendschapsband met Ramallah? Zo nee, waarom niet?

2 en 3. Antwoord
Naar aanleiding van de door de deelraad van Delfshaven aangenomen motie tot het aangaan van een vriendschapsband met Ramallah heeft de gemeentesecretaris van Rotterdam aan het deelgemeentebestuur laten weten dat geen uitvoering kan worden gegeven aan de motie. In het Rotterdamse deelgemeentebestel kunnen internationale contacten namelijk slechts door tussenkomst van het college worden aangegaan. Ook moeten zij passen binnen het gemeentelijk beleid van Rotterdam, waarbij het economisch motief leidend is. Daarop heeft het deelgemeentebestuur aan de deelraad laten weten dat geen uitvoering aan de motie kan worden gegeven. Er zal dus geen vriendschapsband met Ramallah worden aangegaan. Reeds om die reden is vernietiging van enig besluit niet aan de orde.

4. Vraag
Deelt u de mening dat een deelraad geen plaats zou moeten bieden aan dergelijke pro-Palestijnse, anti-Israëlische propaganda? Zo nee, waarom niet?

4. Antwoord
Het buitenlands beleid is voorbehouden aan de regering (artikel 90 van de Grondwet), dat dus niet door decentrale overheden mag worden doorkruist. Gezien het bovenstaande is in het onderhavige geval daarvan echter geen sprake.