Behoefte aan mannenopvanghuizen

'Geweld in afhankelijkheidsrelaties is in onze samenleving in álle omstandigheden onacceptabel. De slachtoffers verdienen het dat we een stap voorwaarts zetten, liefst een flink aantal stappen. En ook dat we dat samen doen: rijk, gemeenten en de sector.' Dat zei staatssecretaris Bussemaker tijdens de landelijke opening van mannenopvanguizen in de vier grote steden.

Dames en heren,

Vijftien – zes – drie – veertien. Dat zijn de aantallen mannen tot nu toe zijn opgevangen in respectievelijk Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Amsterdam.
Het zijn geen overrompelende cijfers, dat kan ook niet want de opvangcentra zijn nog maar enkele maanden open.

De cijfers geven volgens mij wel aan dat er behoefte is aan mannenopvang en dat, naar mate een opvang langer open is, deze meer bekendheid geniet en meer aanvragen krijgt.
Utrecht, met drie opgevangen mannen, is het laatst geopend, in november.
Rotterdam, met tien – de maximale capaciteit, het langst, sinds maart vorig jaar.

We kunnen dan ook vaststellen dat we voorzien in een belangrijke behoefte, waarvan nog maar een kleine groep mannen gebruik kan maken.
Dit jaar zal dankzij de opvang in de vier grote steden steeds duidelijker worden hoe groot de vraag naar opvang is, met wat voor geweld de mannen geconfronteerd worden en hoe we daar het beste mee kunnen omgaan.

Vast staat in ieder geval dat we er voor moeten zorgen dat er voor alle slachtoffers van geweld in afhankelijkheidssituaties voldoende, snelle en passende hulp en opvang aanwezig is. Zodat zij weer een leven zonder geweld kunnen leiden.

In mijn beleidsbrief Beschermd en Weerbaar van vorig jaar, heb ik mijn ambities voor de opvang en hulpverlening om geweld in afhankelijkheidsrelaties aan te pakken, beschreven. Het doel is klip en klaar: onder álle omstandigheden is geweld in afhankelijkheidsrelaties onacceptabel.

Ik ben dan ook iedereen erkentelijk die nu als een soort pionier bij de mannenopvanghuizen betrokken is.

Want waar gaat het om?
Maar liefst veertig procent van de Nederlandse mannen en vrouwen heeft ooit in zijn of haar leven te maken gehad met huiselijk geweld.
Een ontzettend hoog aantal is dat.
Bovendien zijn kinderen vaak toeschouwer, met alle negatieve gevolgen van dien. De psychische en fysieke gevolgen zijn voor slachtoffers en betrokken kinderen groot.

Vrouwen vormen de grootste groep slachtoffers. Maar – en daarom doen we dit proefproject in de vier grote steden – ook mannen zijn slachtoffers. Een tot nu toe onderbelichte groep.
Het gaat niet alleen om slachtoffers die geslagen zijn, maar soms ook om levensbedreigende vormen van geweld, bijvoorbeeld eergerelateerd geweld, mensenhandel en geweld wegens homoseksualiteit.

Uiteindelijk gaat het er om mensen weer perspectief te geven. Om ze weerbaar te maken en ze de regie over hun eigen leven te laten voeren.
Zonder geweld.

Vorig jaar heb ik 18 miljoen euro beschikbaar gesteld, en dat loopt in 2012 op tot ruim 32 miljoen euro. Dat geld komt bovenop het huidige VWS-budget en is ondermeer bedoeld voor de uitbreiding van de capaciteit voor de opvang met structureel 100 plaatsen per jaar. Zestig plaatsen voor vrouwen en veertig voor mannen.

VWS stelt in totaal 8 ton beschikbaar voor deze mannenopvang, waarvan elke G4-gemeente 2 ton ontvangt voor 2008 en 2009. De gemeenten dragen hetzelfde bedrag bij.

We beseffen steeds meer dat we elkaar nodig hebben, omdat het bij geweld in afhankelijkheidsrelaties gaat om complexe problematiek.
Gemeenten hebben een cruciale rol om op lokaal en regionaal niveau de regie te voeren over veiligheid, hulp en opvang, partijen bij elkaar te brengen, samenwerking te bevorderen en lokaal de problemen op te lossen.

Dames en heren, laat ik het helder samenvatten: geweld in afhankelijkheidsrelaties is in onze samenleving in álle omstandigheden onacceptabel.
De slachtoffers verdienen het dat we een stap voorwaarts zetten, liefst een flink aantal stappen. En ook dat we dat samen doen: rijk, gemeenten en de sector.

Zodat, ik zei het al eerder, de slachtoffers weer een leven zonder geweld kunnen leiden.