Smartengeld voor naasten van slachtoffers biedt erkenning

Naaste gezinsleden van slachtoffers van een ongeluk of misdrijf hebben behoefte aan smartengeld (zogeheten ‘affectieschade’). Dit kan het leed van het verlies of ernstig letsel van een gezinslid niet wegnemen, maar wel erkenning bieden van de emotionele gevolgen en helpen bij de verwerking. Bij de aanbieding van het smartengeld hebben naasten en nabestaanden van slachtoffers behoefte aan een persoonlijke benadering waaruit medeleven blijkt. Zij ervaren een strikt zakelijke afhandeling als pijnlijk. Een en ander blijkt uit het onderzoek ‘Slachtoffers en aansprakelijkheid’ dat minister Hirsch Ballin van Justitie vandaag met een brief naar de Eerste Kamer heeft gestuurd. De studie is verricht door het Interfacultair samenwerkingsverband Gezondheid en Recht (IGER) van de Vrije Universiteit Amsterdam en het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum van het ministerie van Justitie (WODC).

Doel van het onderzoek is antwoord te geven op een aantal vragen rond het wetsvoorstel affectieschade dat momenteel in behandeling is bij de Eerste Kamer. Dat voorstel kent smartengeld toe aan naasten van slachtoffers die ernstig letsel hebben opgelopen of zijn overleden door een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is. De vergoeding bestaat vooralsnog uit een vast bedrag van euro 10.000, te betalen door de partij die aansprakelijk is voor de schade. De regeling wil betrokkenen erkenning en genoegdoening bieden.

De onderzoekers hebben onder meer de vraag beantwoord of naasten en nabestaanden behoefte hebben aan vergoeding van affectieschade, en of een vergoeding kan bijdragen aan de verwerking van hun leed. Ook is gekeken naar verschillende vormen van die vergoeding en naar de uitkering daarvan.

Naasten en nabestaanden blijken in meerderheid duidelijk behoefte te hebben aan vergoeding van affectieschade, ongeacht hun inkomen. Smartengeld kan nooit het leed wegnemen van het verlies of ernstig letsel van een gezinslid. Maar naasten en nabestaanden verwachten wel dat het smartengeld hen kan helpen de gebeurtenis te verwerken. Het allerbelangrijkst voor hun verwerking vinden zij dat hun schade vlot wordt vergoed en dat de veroorzaker zijn fout en de gevolgen daarvan erkent. Naasten en nabestaanden beschouwen smartengeld als erkenning van de fout en van hun leed. Dit sluit goed aan bij de doelstelling van het wetsvoorstel, aldus de onderzoekers.

Minder eenduidig is hoe de hoogte van de vergoeding zou moeten worden vastgesteld. De meesten geven weliswaar de voorkeur aan een variabel bedrag dat rekening houdt met hun individuele omstandigheden boven een vast bedrag, maar geven tegelijkertijd aan dat discussies over de hoogte van het bedrag de verwerking van hun verdriet belemmeren. Informatie uit België bevestigt dit. Dtenis te aar wordt de hoogte van het smartengeld in beginsel per geval vastgesteld, maar men ervaart discussies over geld als zeer onaangenaam. Daar komt bij dat een meerderheid van de Nederlandse respondenten de voorgestelde hoogte van euro 10.000 niet als ongepast beschouwt. Wel blijkt hun eigen voorkeursbedrag gemiddeld wat hoger te liggen.

De uitkomsten van het onderzoek zijn voor de minister reden om vooralsnog vast te houden aan één vast bedrag voor vergoeding van de affectieschade. Wel wil hij na een aantal jaren de ervaringen van naasten en nabestaanden evalueren. Mocht daarvoor aanleiding zijn dan kan alsnog overgestapt worden op een stelsel met meerdere vaste bedragen. Ook beraadt de bewindsman zich nog op de hoogte van het bedrag. Verder is er overleg geweest met de Stichting Personenschade Instituut van Verzekeraars (PIV) naar aanleiding van de conclusie dat persoonlijke aandacht bij de uitkering van de vergoeding van affectieschade aan naasten en nabestaanden belangrijk is. Het PIV zet zich in voor een regeling waarin persoonlijke aandacht bij de afhandeling van affectieschadezaken vastgelegd wordt.