Antwoorden op kamervragen over de bemoeienis van de commissaris van de Koningin in Noord-Holland met de burgemeesterskwestie in Den Helder

Beantwoording van kamervragen van het lid Van Raak (SP).

Vraag 1

Wat is uw reactie op de bemoeienis van de commissaris van de Koningin in Noord-Holland met de affaire in de gemeente Den Helder over de vergoeding voor dubbele woonlasten van de burgemeester?

Vraag 2

Hebt u opdracht gegeven tot deze bemoeienis? Heeft de commissaris van de Koningin in Noord-Holland zijn optreden met u afgestemd? Zo ja, wat was uw advies aan hem?

Vraag 3

Bent u van mening dat genoemde bemoeienis behoort tot de taken van een commissaris van de Koningin aangaande burgemeesterszaken? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u bereid uw opvatting hierover kenbaar te maken aan de betreffende commissaris?

Antwoorden op de vragen 1, 2 en 3

De commissaris van de Koningin vervult de rol die van hem verwacht wordt als er sprake is van een bestuurlijk probleem in een gemeente waarbij de positie van de burgemeester aan de orde is.

De commissaris heeft intensief contact met alle betrokkenen in de gemeente Den Helder. Over zijn bevindingen informeert hij mij regelmatig.

Naar aanleiding van de berichten over de voorziening die het college van burgemeester en wethouders van Den Helder trof voor de financiële situatie van de burgemeester, heb ik de commissaris eind december 2008 ook formeel om een ambtsbericht gevraagd. Ook met betrekking tot de meest recente ontwikkeling, namelijk dat de bemiddelingspoging niet is geslaagd en over de ontwikkelingen nadien heb ik de cdK verzocht mij te informeren.

Vraag 4

Deelt u de opvatting van de commissaris van de Koningin in Noord-Holland dat hij geen verantwoording over zijn bemoeienis hoeft af te leggen aan de Provinciale Staten, zoals blijkt uit zijn antwoorden op schriftelijke vragen vanuit de Provinciale Staten? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u bereid de commissaris te vragen alsnog inhoudelijk te reageren? 1)

Vraag 5

Heeft de commissaris van de Koningin in Noord-Holland ondertussen aan u verantwoording afgelegd, zoals hij in antwoord op de vragen vanuit de Provinciale Staten stelt? Zo ja, wat is hiervan de uitkomst?

Antwoorden op de vragen 4 en 5

De commissaris van de Koningin vervult deze rol in zijn hoedanigheid als Rijksorgaan. Zoals aangegeven informeert hij mij regelmatig, gevraagd en ongevraagd.

Ik waardeer zijn inzet om bij te dragen aan een oplossing van de bestuurlijke situatie. Met instemming van de betrokkenen in de gemeente Den Helder heeft hij een mediator gezocht. Ik heb de commissaris verzocht mij ook over de verdere ontwikkelingen te informeren.

Vraag 6

Hebt u van de commissaris van de Koningin in Noord-Holland een reactie gehad op uw brief aan het college van B&W van Den Helder? Zo ja, hoe luidde deze reactie? 2)

Antwoord op vraag 6

Nadat ik het ambtsbericht heb ontvangen, heb ik mijn oordeel over de voorziening van het college van burgemeester en wethouders van Den Helder bepaald en daarvan ook de commissaris in kennis gesteld. De commissaris heeft dat betrokken in zijn contacten met de gemeente Den Helder.

Vraag 7

Wat is uw reactie op de oproep van de commissaris van de Koningin in Noord-Holland om te komen met een woonfonds voor burgemeesters? 3)

Antwoord op vraag 7

De commissarissen van de Koningin inventariseren nu de problematiek rond de woonsituatie van burgemeesters in hun provincies. Mede op basis daarvan bekijk ik of de bepalingen in het Rechtspositiebesluit burgemeesters aanpassing of verduidelijking behoeven.

De oprichting van een woonfonds – een idee dat nog niet echt is uitgewerkt – spreekt mij als generieke voorziening minder aan.

Vraag 8

Bent u bereid burgemeesters die ten onrechte een te hoge vergoeding krijgen of hebben gekregen voor dubbele woonlasten deze vergoeding te laten terugbetalen?⊃3;

Antwoord op vraag 8

De eerste verantwoordelijkheid voor de toepassing van het Rechtspositiebesluit burgemeesters ligt bij gemeente en de burgemeester zelf. Zoals ik al aangaf, inventariseren de commissarissen van de Koningin op dit moment de problematiek rond de woonsituatie van burgemeesters in hun provincies. Als de uitkomsten daarvan mij bekend zijn, bepaal ik mijn reactie.

1) Zie bijlagen

2) Brief aan het college van B&W, 15 januari 2009, in afschrift aan de Kamer

3) Noord-Hollands Dagblad, 8 januari 2009: “Roep om ‘woonfonds’ burgemeesters”