Groenboek gezondheidswerkers in Europa

De Voorzitter van de Eerste en Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

11 maart 2009

MEVA/BO-2917265 / MEVA/BO-2917301

Geachte voorzitter,
Onderstaand wil ik u informeren over de reactie van het kabinet op het Groenboek van de Europese Commissie over de gezondheidswerkers in Europa.

Met het Groenboek wil de Europese Commissie het debat starten over het toe-nemende tekort aan personeel in de zorgsector. Alle lidstaten kampen met het probleem van vergrijzing van de bevolking en van medisch personeel in het bijzonder. Door de vergrijzing van de bevolking verandert ook de vraag naar medische zorg, hetgeen weer van invloed is op de vraag naar gekwalificeerd zorg-personeel. Als gevolg daarvan zijn in de zorgsector in de lidstaten problemen te verwachten op de arbeidsmarkt. Ook migratie van zorgpersoneel van binnen en buiten de Europese Unie speelt hierbij een rol.

Het is belangrijk om te benadrukken dat het optreden van de Europese Unie is bedoeld om het nationale beleid aan te vullen, bijvoorbeeld via het faciliteren van partnerschappen tussen betrokken partijen, ondersteuning bij netwerken en uit-wisseling van goede praktijken.

De volgende onderwerpen komen in het Groenboek aan de orde:

  • Vergroten van de instroom van nieuw personeel; opleiding en stages.

  • Gevolgen van migratie binnen en buiten de Europese Unie.

  • Nieuwe technologieën die het zorgpersoneel kunnen ondersteunen.

  • Innovatie in de zorg die aangepaste competenties van zorgverleners vergt.

  • Een code of conduct om uitstroom van zorgverleners uit arme landen te verminderen.

De in het Groenboek opgenomen maatregelen ziet het kabinet als een goede aan-vulling op het Nederlandse arbeidsmarktbeleid voor de zorgsector, zoals uiteen-gezet in de brief van de minister en staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 5 november 2007 inzake arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorg-sector (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 29 282, nr. 46).
Deze brief zal ik de Commissie ook doen toekomen.

Het kabinet waardeert het dat de Commissie een verband legt tussen demogra-fische ontwikkelingen, opleiding en behoefte aan gezondheidszorgprofessionals en de effecten van nieuwe technologie die daarbij optreden (hoofdstuk 5 en para-graaf 4.2).
Nederland zal de Commissie meedelen dat veranderingen in benodigde vaardig-heden van zorgverleners als gevolg van nieuwe behandelmethoden en nieuwe technologieën ook in Nederland een punt van aandacht is. Het betreft met name de consequenties voor de opleidingscapaciteit en de opleidingseisen van zorgver-leners en clinici in het bijzonder.
Belangrijk daarbij is dat het aanbod van nieuwe technologie behandelmethoden kan doen veranderen. Wij zullen de Commissie vragen ook aandacht te besteden aan de fase van ontwerp van nieuwe medische technologie. Een beter design, dat rekening houdt met volksgezondheidsaspecten (bijvoorbeeld ergonomie), kan ertoe bijdragen dat opleidingstrajecten bekort kunnen worden. Daarnaast kan het van invloed zijn op de werklast van de gezondheidswerkers doordat de patiënt-veiligheid beter gegarandeerd is.
De aansluiting, meer in het algemeen, tussen (het aanbod aan) medische techno-logie en volksgezondheid is een thema dat, wat Nederland betreft, apart aandacht verdient. Ook is het kabinet van mening dat de focus op informatietechnologie en telegeneeskunde verbreed moet worden. Nederland zal de Commissie vragen om de verwachtingen over de rol van de medische technologie, die in hoofdstuk 5 van het Groenboek zijn weergegeven, nader te funderen en in breder verband uit te werken.

Wat betreft de mobiliteit van gezondheidswerkers, is het kabinet van mening dat een duidelijk onderscheid gemaakt moet worden tussen de positie van gezond-heidswerkers van binnen en van buiten de Europese Unie. De Unie kent het prin-cipe van vrij verkeer van werknemers. Dat is een belangrijk uitgangspunt dat inhoudt dat alleen niet-discriminatoire kwaliteitsvereisten reden mogen zijn om werknemers van binnen de Europese Unie niet toe te laten tot de nationale arbeidsmarkt. Ten aanzien van de vereisten dient er in voldoende mate ruimte te zijn voor het toepassen van nationale wet- en regelgeving.
Het kabinet zal voorts benadrukken dat het werven van zorgpersoneel van buiten de Unie een sluitpost dient te zijn van het arbeidsmarktbeleid. Actieve werving vanuit ontwikkelingslanden met een tekort aan gezondheidswerkers dient vermeden te worden. Dit vooral vanwege de sociaal-maatschappelijke negatieve effecten die dit kan hebben op de gezondheidssituatie in deze landen zelf.
Tenslotte wijs ik u er op dat vanwege verlate verzending van deze brief de periode van dertig dagen waarin de reactie aan het parlement wordt voorgelegd alvorens te reageren aan de Europese Commissie, is overschreden. Om die reden zal ik voor 31 maart as. een reactie onder voorbehoud zenden aan de Europese Commissie, met de mededeling dat de reactie nog wordt aangevuld met eventuele opmerkingen vanuit het Nederlandse Parlement, dat tot en met 10 april 2009 de tijd heeft om te reageren op de onderhavige conceptreactie van het kabinet.

Hoogachtend,

de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

dr. A. Klink