Positie beroepsorganisatie gerechtsdeurwaarder versterken

De Koninklijke beroepsorganisatie van gerechtsdeurwaarders (KBvG) kan zich prominenter manifesteren in haar functie als overkoepelende en toezichthoudende organisatie. Dat geldt ook voor haar rol waarin zij de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de beroepsgroep moet profileren. Dat blijkt uit het vandaag verschenen rapport ‘Noblesse Oblige’ van de Commissie evaluatie Koninklijke beroepsorganisatie van gerechtsdeurwaarders. Het rapport is vandaag aangeboden aan staatssecretaris Albayrak van Justitie.

Er zijn in Nederland ongeveer 900 (kandidaat-)gerechtsdeurwaarders. Deze beroepsgroep vervult een bijzondere positie in het rechtsbestel. Gerechtsdeurwaarders worden benoemd door de Kroon en verrichten ambtelijke handelingen op het terrein van civiele recht: van het uitbrengen van dagvaardingen en vonnissen tot en met het beslag leggen op goederen. De gerechtsdeurwaarder is, net als de notaris, zowel ondernemer als openbaar ambtenaar. Gerechtsdeurwaarders voeren tevens niet-ambtelijke taken uit, zoals de incasso van geldvorderingen.

De gerechtsdeurwaarderswet bepaalt de instelling van een publiek rechtelijke beroepsorganisatie ; de Koninklijke beroepsorganisatie van gerechtsdeurwaarders. De voornaamste taak van de KBvG is een goede beroepsuitoefening te bevorderen. Daartoe kan de KBvG voor gerechtsdeurwaarders bindende regels (verordeningen) vaststellen. Bij invoering van de wet is vastgesteld dat er een evaluatie zou volgen.

Het profiel van een goede beroepsorganisatie houdt in dat zij zorgdraagt voor een professionele beroepsuitoefening, systematische kwaliteitsbewaking en zonodig corrigerend optreedt tegen slecht functionerende beroepsgenoten. Uit de evaluatie blijkt dat de relatief jonge beroepsorganisatie weliswaar belangrijke stappen heeft gezet, maar zich nog beter kan manifesteren. Met name als het gaat om toezicht houden op de individuele kantoren. In de praktijk is er immers een spanningsveld omdat de gerechtsdeurwaarder zowel het eigen commerciële belang dient als publiek belang. Deze spanning wordt versterkt doordat gerechtsdeurwaarders in toenemende mate commerciële incassowerkzaamheden verrichten.

De Commissie stelt vast dat een aparte toezichthouder voor slechts 900 beroepsbeoefenaars overdreven zou zijn, maar stelt dat de KBvG die rol dan wel actiever moet vervullen. Volgens de commissie dient KBvG er voor te zorgen dat de kernwaarden van het beroep – oog voor de belangen van alle partijen, integriteit, professionaliteit en dienstbaarheid - bij iedere gerechtsdeurwaarder ‘tussen de oren zit’. De Commissie signaleert dat gerechtsdeurwaarders vaak hun oor naar de opdrachtgever laten hangen in plaats van onafhankelijk tussen de partijen te staan. Daardoor kunnen de belangen van de schuldenaar in het gedrang komen. Volgens de Commissie dient de KBvG hiertegen corrigerend op te treden. Verder adviseert de Commissie om een landelijk beslagregister op te richten waarin kenbaar is welke beslagen zijn gelegd bij welke schuldenaar, dit om onnodige stapeling van beslagen en kosten te voorkomen. Ook zou de KBvG meer aandacht moeten hebben voor kantoren die in financiële problemen geraken. De KBvG kan dan passende maatregelen treffen om te voorkomen dat opdrachtgevers gedupeerd worden. Dat kan bijvoorbeeld door het tijdig aanstellen van een mentor.