NWP-Waterpoort

Speech staatssecretaris Frank Heemskerk -
NWP-Waterpoort op 9 juni 2009 in Den Haag

Dames en heren,

Waar ik ook kom ter wereld, als ik zeg: 'Nederland', denken en verwijzen mensen naar 'water'. Onze relatie met water is diepgeworteld in onze geschiedenis. Het is ons 'oer'-bestaan: Ons gevecht tégen het water en het benutten ván het water. Onze reputatie op het gebied van waterbouw, waterzuivering en drinkwaterbeheer is terecht ijzersterk.

Onze oudste polders en waterschappen ontstonden in de 13e eeuw. Tsaar Peter de Grote kwam al in de 17e eeuw "incognito" naar Zaandam om er ondermeer de scheepsbouw te bestuderen. Het oudste drinkwaterbedrijf is anderhalve eeuw oud.
Voor water en voor alles wat daarmee samenhangt, moest je in Nederland zijn. En dat is nog steeds zo.

En toch heb ik het gevoel dat we onze reputatie onvoldoende verzilveren. Dat de export van Nederlandse waterkennis en -technologie kan groeien. Dat we kansen laten liggen, juist nu de watersector internationaal een sterke groei en nieuwe ontwikkelingen doormaakt. En daar wil ik als staatssecretaris van Buitenlandse Handel zeer graag aan bijdragen.

Twee werelden, twee overheidsrollen

Als ik naar de watersector kijk, zie ik eigenlijk twee verschillende werelden. En ik denk dat die werelden heel nauw samenhangen met de rol van de overheid in de watersector. Het is alsof de overheid naar de watersector kijkt door twee verschillende brillen, afhankelijk van het cluster waar het om gaat.

De eerste bril zet de overheid op als het gaat om het cluster van de wat 'hardere' waterinfrastructuur, zoals de baggeraars, kustbouwers en makers van zuiveringstechnologieën. Dit zijn bedrijven die commercieel opereren en goed zijn in het identificeren en verzilveren van exportkansen.

Waterbouwers en watertechnologiebedrijven verzilveren exportkansen

De overheid wil dit cluster van Nederlandse bedrijven optimaal in staat stellen om te exporteren en te internationaliseren. Daarvoor zijn ook vele middelen voorhanden:

  • Financiële instrumenten, zoals export kredietgaranties en programma's van de EVD zoals 2g@there of package4grotwh op China en India;
  • Innovatieprogramma's voor 'Watertechnologie' en het 'Maritiem cluster';
  • En economische diplomatie, zoals economische missies en ons uitgebreide postennetwerk.

Die eerste bril is lekker vlot en die bril is aardig op sterkte. Het is geen toeval dat juist Nederlandse waterbouwers in New Orleans - met steun van de overheid - aan de slag konden gaan.

De waterbouwers en watertechnologiebedrijven weten de weg naar het buitenland te vinden, ze weten waarmee de overheid hen kan helpen en ze maken daar ook gebruik van. De watersector draagt 1,7 procent bij aan de totale Nederlandse export; daar zorgen vooral de waterbouwers en verkopers van watertechnologie voor. De overheid speelt hier volgens mij zijn rol naar behoren. Overigens hoor ik graag wat er nog beter kan.

Zelf denk ik bijvoorbeeld dat de afstemming van prioriteitslanden beter kan. De ministeries Vrom, VenW, OS en EZ hebben elk hun eigen prioriteiten en die zijn is volgens mij buiten Den Haag niet altijd even duidelijk. We moeten binnen het kabinet onze lijstjes en activiteiten ook nog maar eens tegen het licht houden.

Publiek beheer zoals de drinkwatersector vooral nationaal gericht

Maar er is ook een wereld waar de overheid een heel andere bril opzet. Ik denk dan vooral aan het iets 'zachtere' cluster, meer gericht op publiek beheer zoals de drinkwatersector, aan de waterschappen en - in mindere mate - aan het afvalwater en aan riolering. Deze organisaties zorgen ervoor dat ons drinkwater schoon is, de riolen niet overlopen en dat we geen natte voeten krijgen.

Hier is de Nederlandse overheid - op verschillende niveaus - niet primair bezig met het stimuleren van ondernemerschap of het faciliteren van export, maar vooral met marktordening en met het opstellen van heldere spelregels in eigen land.

De economische bedrijvigheid van deze organisaties is vermengd met complexe publieke belangen: hier staat voorop dat de kwaliteit gegarandeerd is - geld verdienen is aan dat doel ondergeschikt.

Om maar bij de beeldspraak te blijven, ook deze bril heeft de overheid goed op sterkte; maar het is vooral een leesbril. Je kunt er alleen niet ver mee kijken - de kansen die buiten Nederland liggen, blijven buiten beeld.

En kunnen we nu niet één bril ontwikkelen, een betere, een multifocus bril? Voor dicht bij én voor ver weg?

Kan de overheid in de watersector publieke belangen veiligstellen, en tegelijk bedrijven in die sector meer ruimte geven om te ondernemen en te exporteren? Die twee overheidsrollen lijken elkaar nu soms dwars te zitten, vooral in de drinkwatersector. Men kijkt met twee verschillende brillen en men weet dat te weinig van elkaar. Dat leidt tot onbegrip.

Drinkwater: een slimmere balans tussen nationale publieke belangen en export mogelijkheden

Laat ik toelichten wat ik bedoel aan de hand van de drinkwatersector.

De drinkwatersector blijft behoorlijk achter in de exportcijfers. Dat is natuurlijk wel logisch.

Ten eerste leent de organisatievorm zich daar niet voor: we hebben te maken met publieke regionale monopolies en met regels die het bedrijven simpelweg verbieden om veel internationale activiteiten te ontplooien. Dat merk je dan ook in de cultuur bij de drinkwater bedrijven - die is van oudsher voorzichtig en weinig internationaal georiënteerd. Overigens zijn de drinkwaterbedrijven hierdoor als werkgever minder aantrekkelijk voor internationaal georiënteerde werknemers. Ze lopen dus deels talent of ervaring mis en dat lijkt mij toch een nadeel.

Ten tweede zit voor een zeer groot deel de potentiële exportmarkt ook (nog?) op slot. Men wenst in vele buitenlanden geen internationale private spelers. Zelfs als die spelers 'not-for-protit' zijn en zeer gelieerd aan de eigen overheden. Enkele weken geleden in Zuid-Afrika sloeg de vlam in de pan toen wij alleen maar het begrip publiek-private-samenwerking introduceerden.

Maar ik denk dat dit wellicht gaat veranderen als men inziet dat buitenlandse spelers (en dan bedoel ik natuurlijk onze eigen Nederlandse spelers) iets kunnen toevoegen.

Direct Nederlandse drinkwaterbedrijven hebben geen belang bij internationaal ondernemerschap. Ze hebben, dat is de derde reden voor achterblijvende exportcijfers, er ook geen mandaat voor. Ik geloof dat 1% nog steeds het maximum is van de omzet die in het buitenland gehaald mag worden. Maar waarom eigenlijk 1%? En niet 2 of 3 of 20%? Is alles boven de 1% een 'riskant avontuur' in het buitenland? Mogen burgers en bedrijven in andere landen niet meer profiteren van onze kennis en kunde over schoon en veilig waterbeheer? Kortom, de onderbouwing van 1% lijkt mij voor discussie vatbaar.

Er zitten natuurlijk ook positieve kanten aan deze focus. Met deze marktordening hebben we immers schoon, zuiver en betaalbaar drinkwater in Nederland.

Eén ding is dan ook zo helder als ons drinkwater: het is ongewenst dat we publiek geld - dat bestemd is voor de nationale watervoorziening - investeren in risicovolle commerciële projecten. Daarvan is de belastingbetaler uiteindelijk de dupe.

Maar toch, het kriebelt bij mij een beetje.
Met alles wat de Nederlandse drinkwaterbedrijven in huis hebben, kan de drinkwatersector niet meer internationaal ondernemerschap tonen?

Drinkwater is nu een puur publieke aangelegenheid. Er is in Nederland geen concurrentie, geen ondernemerschap en weinig export van waardevolle kennis en kunde. Kan dat niet anders? Zijn publieke waterbedrijven als enige in staat om schoon, zuiver en betaalbaar drinkwater te leveren? Kunnen we niet meer ruimte scheppen voor internationaal ondernemerschap?

Ik wil die discussie aangaan. En ik constateer dat de bal weliswaar ligt bij de drinkwaterbedrijven, maar dat ook de overheid zich moet afvragen of we altijd de goede bril op hebben.

Ik kijk in elk geval met veel belangstelling naar de initiatieven van de drinkwaterbedrijven. Vooral het initiatief van Nederlands twee grootste drinkwaterbedrijven, Vitens en Evides. Zij hebben een aparte BV opgericht (Vitens/Evides International) voor projecten in het kader van ontwikkelingssamenwerking.

Voor Nederland snijdt het mes aan twee kanten. Er wordt een ontwikkelingsbijdrage geleverd voor kwetsbare mensen in zeer arme regio's en die internationale activiteiten bieden voor de toeleverende waterclusters in het kielzog van hun projecten.

Bij een verdere internationalisering passen volgens mij ook meerdere motieven. Natuurlijk kunnen en willen we er geld mee verdienen, maar ik geloof oprecht dat burgers en bedrijven dáár ook moeten kunnen profiteren van beter en schoner waterbeheer en de Nederlandse ervaring hierin.

We zouden toe moeten naar een situatie waarin de doelstellingen en ambities van collega Koenders en van Economische Zaken in ontwikkelingslanden nog beter samenvallen: hulp op een bedrijfsmatige manier uitvoeren en Nederlandse kennis optimaal inschakelen.

Maar zolang we vasthouden aan 1% en we ons alleen concentreren op ontwikkelingslanden - hoe buitengewoon nuttig en waardevol ook - zullen we geen grote schaalvoordelen of grootscheepse spin off voor het cluster van harde infrastructuur en toeleveranciers creëren.

Ik begrijp dat er behoorlijk ontwikkelde plannen zijn voor een kennisinstituut voor export en waterbeheer. Daarmee kunnen we zorgen voor minder fragmentatie in de watersector, zodat die zich in het buitenland sterker kan presenteren. Ik wil graag kijken naar een bijdrage die EZ hierin kan leveren.

Dames en heren,

Ik heb een aantal vragen gesteld en ook voorzetten gedaan, maar wat verwacht ik van u? Ik hoop oprecht dat u wilt meedenken over slimme manieren waarmee we de unieke Nederlandse waterkennis nog beter internationaal kunnen benutten, en tegelijk oog houden voor Nederlandse publieke belangen.

Want waarom kan Vitens/Evides wel de watervoorziening in Ghana organiseren, maar niet in de Verenigde Staten? Ik weet zeker dat de Nederlandse drinkwaterbedrijven ook in de VS kunnen zorgen voor schoon, zuiver en betaalbaar drinkwater! Al moeten de Amerikanen dan wel wennen aan het gegeven dat schoon en betrouwbaar drinkwater helemaal niet naar chloor hoeft te smaken.

Enkele procenten marktaandeel op de Noord-Amerikaanse of de Aziatische ontwikkelde markten geeft natuurlijk een ontzettende nieuwe impuls aan de Nederlandse watersector. Samen kunnen we de Nederlandse watersector in het buitenland een nóg sterker profiel geven.

Dat gaan we bijvoorbeeld al doen in september, op de Nederlands-Amerikaanse waterconferentie ter gelegenheid van de viering van de vierhonderdjarige relaties tussen Nederland en de VS. Laat ik ook van deze gelegenheid gebruik maken om u op te roepen om met mij deel te nemen aan die conferentie. Want samen kunnen we ervoor zorgen dat de Nederlandse watersector zijn roem en hopelijk ook pecunia kan verzilveren.

Laat ik af sluiten met het Nederlands Waterplatform te danken voor de uitnodiging en voor zijn rol als linking pin tussen watersector en overheid.

Ik ben ervan overtuigd dat de Nederlandse watersector en dus ook de drinkwaterbedrijven overal ter wereld een rol kunnen spelen, van Ghana tot en met de Verenigde Staten, van Mongolië tot en met de Golfstaten. Laten we daar een paar fundamentele vragen voor durven te stellen en er samen de komende tijd met extra energie aan werken.