Commissie Dijkstal: Het dak op het beloningsbouwwerk (semi)publieke sector

De adviescommissie Rechtspositie politieke ambtsdragers, onder voorzitterschap van H.F. Dijkstal, heeft vandaag twee adviezen aangeboden aan de minister van BZK. Het betreft de evaluatie van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Wopt) en de normering van de ontslagvergoedingen.

De adviezen vormen, tezamen met de voorgaande vijf adviezen, een geheel voor de belonings- en normeringsstructuur voor politieke ambtsdragers, topambtenaren en topfunctionarissen in de semipublieke sector in Nederland. De laatste twee adviezen kunnen gezien worden als het dak op het huis.

De commissie heeft in haar eerste advies aangegeven, dat in de publieke sector de bestuurder of hoogst leidinggevende een genormeerde bezoldiging dient te genieten. Hiervoor dient een wettelijke basis gecreëerd te worden. De structuur is hiërarchisch van opbouw en de minister staat aan de top. Het niveau van de norm diende volgens de commissie in 2004 maximaal 150% van het ministersalaris te bedragen. Dit betekende dat het ministersalaris verhoogd dient te worden. De geadviseerde verhoging van het ministersalaris met 50% was bedoeld als een inhaalslag. De redenering hierbij is dat 30% nodig is om de ontstane achterstand ten opzichte van (top)ambtenaren in te lopen en 20% om de afstand tot vergelijkbare functies in de marktsector te verkleinen.

Op de semipublieke sectoren die niet in een hiërarchische verhouding tot de minister staan dient eveneens een norm van toepassing te zijn, omdat zonder het ankerpunt van een norm een samenhangend en stabiel beloningsbeleid binnen de sector niet bestaanbaar is. De norm kan wel afwijken van het ministersalaris. Om het bijzondere karakter van de afwijking te benadrukken dient, voordat de norm onherroepelijk is vastgesteld, een vooraf vastgestelde procedure te zijn doorlopen.

Gewopt en gewogen

In het advies “gewopt en gewogen” wordt de Wet openbaarmaking uit publiek gefinancierde topinkomens (Wopt) geëvalueerd. Voor consistent beleid met een normerende en regulerende werking is één eenduidige en stabiele norm onontbeerlijk. Deze dient vastgesteld te worden op een realistisch niveau. Er mag geen verschil zijn in de norm voor transparantie en de norm waarop het beloningsbeleid is gebaseerd. De norm dient zodanig te zijn dat het mogelijk is om vooraf te bepalen of de norm al dan niet overschreden wordt. De norm dient gebaseerd te zijn op de bruto bezoldiging, inclusief toeslagen, vakantie- en eindejaarsuitkering.

Uit gehouden onderzoeken is gebleken dat deze toplonen zich niet excessief ontwikkelen. Wel blijkt het aantal topfunctionarissen met een salaris boven dat van een minister jaarlijks toe te nemen. Deze constatering is voor de commissie een van de redenen om vraagtekens te zetten bij de wijze waarop de Wopt norm tot stand komt. Ook is gebleken dat openbaarmaking wordt gezien als een goede wijze om de beloning in de (semi)publieke sector inzichtelijk te maken.

Verdere aanbevelingen uit dit advies zijn:

  • Het bezoldigingssysteem moet evenwichtig zijn; het salaris moet passend zijn bij het belang en de verantwoordelijkheid van het ambt en toereikend zijn om de aantrekkelijkheid van het ambt te blijven waarborgen.
  • Een permanente beloningscommissie dient, ter staving van het vierjaarlijks advies (commissie heeft eerder geadviseerd het beloningsbeleid ééns per vier jaar te herijken), een jaarlijks rapport uitbrengen over de hoogte en ontwikkeling van de topinkomens.
  • Een derde, gezaghebbende instantie, dient in het proces de rol van procedurebewaker te vervullen. Deze onderzoekt in alle fasen van totstandkoming van het salarisadvies tot en met de invoering van wetswijzigingen of het proces voldoet aan de eisen van rechtmatigheid, ordelijkheid en controleerbaarheid. Deze procedurebewaker rapporteert periodiek de aan de Tweede Kamer. De Algemene Rekenkamer zou de rol van procedurebewaker het best kunnen vervullen

Ontslagvergoedingen

Het zevende advies van de commissie heeft betrekking op de normering en maximering van ontslagvergoedingen voor bestuurders in de publieke- en semipublieke sector. Voor de commissie zijn de verschillende vormen van ontslagbescherming en de voorkomende ontslagregelingen achtergrondinformatie geweest om de discussie over de hoogte en verschijningsvormen van ontslagvergoedingen beter te kunnen begrijpen. De commissie adviseert niet over wijziging van de bestaande ontslagbescherming (dit valt buiten de adviesopdracht).

De commissie heeft in haar advies de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • De ondergrens voor bestuurders om onder de werking van het advies te vallen is gedefinieerd op een (jaar)salaris van ruim euro 106.000 (max. schaal 17 BBRA).
  • De commissie is van mening dat in principe in normale gevallen van ontslag geen ontslagvergoeding past. Immers het adagium luidt ‘geen werk, geen loon’. Het advies heeft betrekking op onvrijwillig ontslag. In geval van beëindiging van een arbeidsrelatie van rechtswege of met wederzijds goedvinden, is er geen reden om een ontslaguitkering tot te kennen.
  • Het is niet de bedoeling dat de ontslagvergoeding het karakter van een regeling of recht krijgt toegemeten bóvenop de werkloosheidsuitkering.

Op basis van bovengenoemde uitgangspunten heeft de commissie de volgende adviespunten geformuleerd:

  • In de hoogte van de beloning dient de compensatie voor het risico op ontslag te zijn verdisconteerd;
  • Contractueel mag geen bepaling worden overeengekomen die bij onvrijwillig ontslag een hogere vergoeding of schadeloosstelling toekent dan maximaal één jaarsalaris;
  • Slechts in buitengewone omstandigheden kan er reden zijn om contractueel (bij indiensttreding) overeen te komen dat als specifieke omstandigheden zich voordoen er een extra ontslagvergoeding kan worden betaald van maximaal één jaar bij een dienstverband van 4 jaar of langer;
  • Om het bijzondere karakter van de afwijking te benadrukken dient, voordat een dergelijke clausule onherroepelijk is vastgesteld, een vooraf vastgestelde procedure te zijn doorlopen.
  • Dat deel van de ontslaguitkering dat boven de grens van één jaarsalaris wordt betaald, wordt aan gemerkt als “onverschuldigd” betaald en zal worden teruggevorderd;
  • Eventuele kwijting van een bestuurder voor terugbetaling van onverschuldigd ontvangen betalingen moet wettelijk onmogelijk worden gemaakt.

Persbericht van de Commissie Dijkstal