Antwoorden kamervragen Langkamp inzake het rapport van Save the Children

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DJenG-K-U/2930455

15 juni 2009

Geachte voorzitter,

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Langkamp (SP) over het tiende 'State of the World's Morthers' rapport van Save the Children (2009Z08453).

Hoogachtend,
de Minister voor Jeugd en Gezin,

mr. A. Rouvoet

Vraag 1

Wat is uw reactie op het tiende 'State of the World's Mothers' rapport van Save the Children, waaruit blijkt dat Nederland slechts voldoet aan vijf van de tien indicatoren die bepalen of er maximale aandacht is voor de ontwikkeling van het jonge kind?

Antwoord 1

Het is goed dat er aandacht is voor de ontwikkeling van het jonge kind en het toont het belang om hier in te investeren. Zie verder het antwoord op vraag 3.

Vraag 2

Hoe verklaart u dat Nederland zo slecht scoort als het gaat om de aandacht voor de ontwikkeling van het jonge kind?

Antwoord 2

Hiervoor verwijs ik naar de antwoorden op vragen 3 en 4.

Vraag 3

Welke inspanningen gaat u plegen om ervoor te zorgen dat Nederland wel aan de tien indicatoren gaat voldoen?

Antwoord 3

Volgens het rapport zou Nederland op een aantal indicatoren onvoldoende scoren. Het betreft de indicatoren ten aanzien van ouderschapsverlof, kinderopvang, armoede en voorschoolse educatie. Hieronder zal ik nader ingaan op deze indicatoren en welke inspanningen het kabinet op deze terreinen pleegt.

Ouderschapsverlof
Kritiekpunt is dat Nederland geen ouderschapsverlof van een jaar verschaft. Per 1 januari 2009 is de regeling voor ouderschapsverlof verbeterd. De duur ervan is verlengd van 13 naar 26 weken. Voor beide ouders samen is dus een recht op ouderschapsverlof van 1 jaar. Met de ouderschapsverlofkorting voorziet de overheid in een financiële tegemoetkoming ter hoogte van 50 procent van het minimumloon. Bovendien wordt per 1 januari 2009 daaraan niet langer de voorwaarde verbonden van deelname aan de levensloopregeling. Daarmee is een mogelijke belemmering weggenomen om in aanmerking te komen voor deze fiscale tegemoetkoming van – bij voltijds opgenomen verlof – ruim euro 650 per maand.

Kinderopvang
Save the Children vermeldt dat nog geen 1 % van het BNP aan kinderopvang wordt besteed en dat Nederland geen gesubsidieerde kinderopvang voor minstens 80 % van de jonge kinderen kent. De indicatoren waarop dit betrekking heeft in het rapport zijn '1% GDP spent on early childhood services' en ‘subsidized and accredited early education services for 80% of 4-year-olds’.
De eerst genoemde indicator is dus breder dan alleen kinderopvang. Hieronder kunnen ook voorzieningen als consultatiebureaus, peuterspeelzalen etc vallen. Deze voorzieningen worden in Nederland gefinancierd door de gemeente en daarom zijn die uitgaven mogelijk niet zichtbaar geweest voor de onderzoekers.
De tweede indicator heeft binnen Nederlandse context niet zozeer betrekking op kinderopvang maar wel op de basisschool. In Nederland gaat 99% van de kinderen vanaf 4 jaar naar de basisschool. Hiermee voldoet Nederland aan deze indicator.

Armoede
Het rapport van Save the Children meldt dat in Nederland meer dan 10 % van de kinderen in armoede leeft. Het aantal kinderen dat in armoede leeft is afhankelijk van de armoedegrens die wordt gehanteerd. Voor het SCP-onderzoek over sociale uitsluiting wordt bijvoorbeeld de 120% van het sociaalminimumgrens gehanteerd. Onder deze grens leven in Nederland 13,8% van de kinderen tussen 5-17 jaar.
Het kabinet steunt gezinnen met lage en middeninkomens extra onder meer door de invoering van het kindgebonden budget en gratis schoolboeken waardoor ouders deze niet langer zelf hoeven aan te schaffen.

Voorschoolse educatie
Kritiekpunt van Save the Children is dat slechts 37 % van alle kinderen gebruik maakt van voorschoolse educatie. Het beleid rond voorschoolse educatie is in Nederland nog jong. Na een aantal jaren van opzetten van projecten en stimuleren van gemeenten op dit terrein, wordt eind juni het wetsvoorstel "Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie" ingediend bij de Tweede Kamer. Dat wetsvoorstel geeft o.a. de verplichting aan gemeenten om aan alle kinderen die dat nodig hebben, voorschoolse educatie aan te bieden. In Nederland richten we ons op kinderen die dat nodig hebben, dus kinderen die door onvoldoende taalaanbod in hun omgeving een risico hebben op taalachterstand in het Nederlands. Er is een stapsgewijze ontwikkeling nodig: met het genoemde wetsvoorstel wordt een forse stap vooruitgezet. De bedoeling is dat het wetsvoorstel in augustus 2010 in werking treedt. Dat zal het percentage aanzienlijk gaan ophogen.

Vraag 4

Op welke termijn verwacht u dat Nederland wel aan de tien indicatoren voldoet en hoe gaat u dit meten?

Antwoord 4

Het kabinet acht de ontwikkeling van het jonge kind belangrijk en investeert hierin onder meer door bekostiging van vve-programma's, harmonisatie van peuterspeelzalen en kinderopvang en via het Bureau kwaliteit kinderopvang.
Voor de bestrijding van armoede bij kinderen is in 2008 en 2009 per jaar 40 miljoen euro extra aan alle gemeenten beschikbaar gesteld. Met dat geld wil het kabinet bereiken dat meer kinderen uit arme gezinnen deelnemen aan sport, cultuur of andere activiteiten. Om in 2011 vast te kunnen stellen of deze doelstelling gehaald wordt, is aan het SCP gevraagd twee metingen te verrichten. Bij de ‘nulmeting’ (rapport 'Kunnen kinderen meedoen?') heeft het SCP in kaart gebracht hoeveel kinderen in Nederland in 2008 om financiële reden maatschappelijk niet meedoen. Vervolgens zal in 2010 bij de vervolgmeting moeten blijken of het gewenste effect is behaald.