Antwoorden op kamervragen van Smilde en Schermers over het particuliere oncologische centrum Baxmeer

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

CZ-K-U-2932799

12 juni 2009

Antwoorden op kamervragen van de Kamerleden Smilde en Schermers over het particuliere oncologische centrum Boxmeer. (2009Z08983)

Vraag 1

Is het waar dat op 1 mei 2009 een toelating is verleend in het kader van de Wet toelating zorginstellingen (WTZi) aan het particuliere oncologische centrum Boxmeer? 1)

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Hoe verhoudt zich deze toelating tot artikel 3.1 van het uitvoeringsbesluit WTZi, waar categorieën van instellingen worden aangewezen die een winstoogmerk kunnen hebben?

Antwoord 2

Bij oncologische zorg is artikel 3.1 van toepassing. Toelating op grond van de WTZi impliceert dan dat er geen winstoogmerk mag zijn en dit moet blijken uit de statuten die bij de toelatingsaanvraag zijn meegestuurd.

Vraag 3

Wat zijn de vereisten waaraan het oncologische centrum nog zou moeten voldoen voor een vergunning op grond van de Wet bijzondere medische verrichtingen (WBMV)?

Antwoord 3

Niet alle oncologische zorg is vergunningplichtig op grond van de WBMV. Indien het oncologisch centrum dergelijke verrichtingen zoals radiotherapie of stamceltransplantatie wil uitvoeren, zal het daarvoor een vergunning moeten aanvragen.

Vraag 4

Ziet u een spanningsveld tussen het zijn van een particuliere instelling en het verkrijgen van een WBMV-vergunning? Hoe worden veiligheid en toezicht in het bijzonder bij de vergunningsplichtige handelingen gegarandeerd?

Antwoord 4

Nee dat spanningsveld is er niet: het al dan niet particulier zijn van een instelling heeft voor wat betreft de WBMV geen betekenis. Ook nu zijn er al particuliere klinieken die behandelingen uitvoeren die op grond van de WBMV vergunningplichtig zijn.

Het toezicht op veiligheid en kwaliteit is gebaseerd op de Kwaliteitswet zorginstellingen en deze maakt geen onderscheid tussen behandelingen die op grond van de WBMV vergunningplichtig zijn en behandelingen die dat niet zijn.

Vraag 5

Hoe verhoudt zich de toelating van het centrum in Boxmeer tot de vraag naar oncologische zorg? Bent u van mening dat toelating van genoemde instelling niet ten koste zal gaan van kwaliteit en continuïteit van de reeds bestaande instellingen op dit gebied? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

De vraag naar oncologische zorg is geen criterium op grond waarvan tot toelating ex WTZi besloten wordt.

In mijn antwoord op eerdere vragen van het lid van Gerven (SP) van 17 december 2008 over de oncologische kliniek in Boxmeer, heb ik aangegeven dat de demografische ontwikkelingen duiden op een geleidelijke toename van het aantal mensen dat oncologische zorg benutten zal. Als gevolg van nieuwe toetreders neemt de behandelcapaciteit toe en nemen de keuzemogelijkheden voor patiënten toe. Ten aanzien van Universitair Medische Centra heb ik daarbij opgemerkt dat deze zich niet alleen op reguliere zorgverlening richten, maar juist op de meer ingewikkelde topklinische zorg.

1) Zorgvisie.nl, 28 april 2009: Ziekenhuis Boxmeer heeft toelating binnen.