Antwoorden op kamervragen van Sterk over de afhandeling van meldingen van misbruik bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

JZ-K-U-2931980

17 juni 2009

Geachte voorzitter,

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Sterk (CDA) over de afhandeling van meldingen van misbruik bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (2009Z08853).

Hoogachtend,
de Minister voor Jeugd en Gezin,

mr. A. Rouvoet

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel “Melding kindermisbruik beter afhandelen”? Zo ja, is het waar dat er geen enkele instantie binnen de jeugdzorgketen is die kan ingrijpen in de handelswijze van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en hierdoor niet voldoet aan de verplichting uit artikel 3 van het EVRM? Zo ja, welke conclusies trekt u daar uit?

Antwoord 1

Ja, ik ben bekend met het artikel.
Het is niet waar dat geen enkele instantie kan ingrijpen in de handelswijze van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Het bestaansrecht van het AMK is vastgelegd in de Wet op de jeugdzorg, artikel 10, eerste lid onder e, en artikel 11. De Inspectie jeugdzorg heeft als taak toe te zien op de kwaliteit van de (uitvoering van de) wet, en daarmee op de uitvoering van de jeugdzorg.
Bij de toetsing neemt de Inspectie jeugdzorg (IJZ) het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind als uitgangspunt (IVRK) . De vorming van het AMK is een belangrijk element in de wijze waarop de Nederlandse overheid invulling geeft aan haar verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het IVRK. De Inspectie jeugdzorg heeft in 2005 een landelijk onderzoek uitgevoerd naar het primaire proces van alle AMK’s. Uit dit onderzoek bleek dat niet alle AMK’s hun taak zodanig vormgaven dat de veiligheid van jeugdigen was gewaarborgd. In de jaren daarna heeft de IJZ bij een aantal AMK’s een hertoets uitgevoerd naar de verbeteringen in het primaire proces. Dit jaar heeft de inspectie haar toetsingskaders voor het AMK herzien. In 2010 wordt dit toetsingskader gebruikt voor een nieuwe toetsingsronde.

Vraag 2

Is het waar dat jongeren onder de 12 jaar niet worden gehoord bij vermoedens van seksueel misbruik, ongeacht of deze jongeren zich wel of niet kunnen uitdrukken? Hoe beoordeelt u dit feit?

Antwoord 2

In het protocol van handelen van het AMK (richtinggevend voor alle AMK’s in Nederland en in juni 2009 herzien) staat geschreven dat gemelde kinderen in principe bij het onderzoek worden betrokken. Met kinderen ouder dan 12 jaar vindt een gesprek plaats. Ook jongere kinderen kunnen in het contact tussen het AMK en het gezin worden betrokken wanneer dat naar het oordeel van ouders/verzorgers én van het AMK mogelijk en wenselijk is. Indien een gesprek met een kind jonger dan 12 jaar niet mogelijk is, vindt observatie plaats. Volgens de MO-groep is het inmiddels bij verschillende AMK’s de praktijk dat met kinderen vanaf 6 jaar wordt gesproken, tenzij dit in het belang van het kind niet mogelijk of onwenselijk is. Een gesprek met een kind kan plaatsvinden zonder medeweten en/of zonder toestemming van de ouders.
In de afgelopen maanden hebben mij signalen bereikt dat het AMK in de praktijk niet altijd volgens het protocol werkt en dat er mogelijkheden zijn tot verbetering in het functioneren van de AMK’s. Ik heb het IPO hierop aangesproken en voer thans overleg over deze verbeteringen.

Vraag 3

Is het waar dat, zoals het artikel vermeldt, tegen een conclusie van het AMK niet in beroep kan worden gegaan bij een beroepsinstantie of de rechter? Hoe waardeert u deze situatie?

Antwoord 3

De beoordeling van een onderzoek door het AMK naar aanleiding van een melding, is geen besluit in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht en komt dus niet in aanmerking voor beroep en bezwaar.
Het AMK onderzoekt meldingen over vermoedens van kindermishandeling. Dit vraagt een uiterst zorgvuldige omgang met verkregen informatie en dossiervorming. Een beroeps- en bezwaarprocedure vraagt om openheid van gegevens; dit is niet in het belang van zowel de melder als het gemelde kind.

Vraag 4

Bent u van plan de conclusies uit het genoemde artikel te betrekken bij de Wetswijziging Jeugdzorg?

Antwoord 4

Ik neem aan dat wordt bedoeld de evaluatie van de Wet op de jeugdzorg. Zo ja, dan kan ik vermelden dat het functioneren van de AMK’s, zoals bedoeld in de Wet op de jeugdzorg, wordt meegenomen in de evaluatie van de wet.

1) Binnenlands Bestuur, 17 april 2009: “Melding kindermisbruik beter afhandelen”
2) In het betreffende artikel en in de eerste vraag wordt artikel 3 van het EVRM genoemd. Dit artikel gaat echter over het verbod op foltering. Ik ga er vanuit dat artikel 3 van het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind wordt bedoeld, dat stelt dat bij alle maatregelen die kinderen betreffen het belang van het kind voorop dient te staan. Wanneer de ouders van het kind, of anderen die verantwoordelijk zijn, hun verplichtingen niet nakomen, zal de Staat het kind voorzien van de nodige zorg.