Brief inzake informatie over de toekomst van ABN AMRO en Fortis Bank Nederland

Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

Datum 1 juli 2009
Betreft Verzoek om informatie i.v.m. AO over brief toekomst ABN AMRO en Fortis Bank Nederland

Geachte voorzitter,

U heeft mij op 30 juni 2009 verzocht om extra informatie met het oog op het geplande algemeen overleg op donderdag 2 juli 2009 over mijn brief m.b.t. de toekomst van ABN AMRO en Fortis Bank Nederland. Met deze brief voldoe ik aan uw verzoek.

U heeft mij verzocht:

  • Het rapport van UBS Investment Bank (UBS) aan de Kamer toe te sturen.
  • De Kamer zo uitgebreid mogelijk te informeren over (de transactie i.v.m.) de EU remedy.
  • Een duidelijke uitsplitsing te geven van de CRI van 1,7 mld. en de MCN van 0,8 mld. Wat zijn de gevolgen voor de staatsschuld? Wat zijn de gevolgen voor de belastingbetaler?
  • Een doorrekening in scenario’s van de Nederlandse hypothekenportefeuille van de N-share (base case, stress case en worst case) aan de Kamer toe te sturen.
  • De Kamer te informeren over de Z-share. Hoe was de precieze samenstelling van de Z-share in oktober 2008? Wat is er sindsdien gewijzigd? Wat is de actuele samenstelling?

    Hieronder treft u een reactie per verzoek aan.

    Tijdens de technische briefing over de strategie van de nieuwe bank van afgelopen dinsdag van 30 juni, heeft de heer Zalm toegezegd een organisatieschema aan u te doen toekomen. Naar aanleiding van deze toezegging treft u als bijlage bij deze brief een schema aan.

    Ad. 1 Het rapport van UBS Investment Bank (UBS)

    Gezien de korte termijn van uw verzoek om informatie, kan ik u bij deze brief nog geen vertrouwelijke samenvatting van het UBS rapport verstrekken. Ik streef ernaar om deze zo snel mogelijk, maar in ieder geval voor het reces aan u te zenden.

    Ad. 2 EU remedy

    Naar aanleiding van uw verzoek geef ik u graag aanvullende informatie over de EU remedy. Ik vraag echter begrip voor het feit dat ik niet alle informatie rond het onderhandelingsproces met u kan delen, aangezien het om bedrijfsgevoelige informatie gaat en ik de onderhandelingspositie van ABN AMRO niet wil schaden.

    De Europese Commissie constateerde in 2007 dat de overname van delen van ABN AMRO door Fortis een onaanvaardbare belemmering zou vormen voor de mededinging op de Nederlandse deelmarkten voor commercial banking en factoring. De Europese Commissie wees daarbij op de significante toename van de marktconcentratie, het wegvallen van een belangrijke uitdager en een inperking van de keuze voor klanten, in het bijzonder bij de verlening van internationale bancaire diensten. Hierdoor ontstond een risico op hogere prijzen en een lagere kwaliteit van de dienstverlening. Door de hoge toetredingsbarrières en de beperkte inkoopmacht van de klanten, zou deze situatie zich volgens de Europese Commissie niet vanzelf oplossen. Daarom heeft de Europese Commissie als voorwaarde gesteld, dat een gedeelte van de activiteiten in deze deelmarkten zou worden verkocht aan een nieuwe speler met een internationaal netwerk. Hiermee moest weer een uitdager tot de Nederlandse markt toetreden.

    Om tegemoet te komen aan de eis van de Europese Commissie verplichtte Fortis zich ertoe de volgende onderdelen van ABN AMRO af te stoten: IFN Finance Nederland voor de factoring deelmarkt, en delen van HBU, dertien zakelijke advieskantoren van ABN AMRO en twee ABN AMRO Corporate Clients Units voor de commercial banking deelmarkt. Vervolgens heeft Fortis in de zomer van 2008 een verkoop­overeen­komst gesloten met Deutsche Bank, o.a. onder voorbehoud van toestemming van de Europese Commissie, DNB en de Centrale Ondernemings­raad ('COR'). Omdat uiteindelijk niet aan alle voorwaarden was voldaan, waaronder instemming van DNB en de COR, is de verkoopovereenkomst eind oktober 2008 geëindigd.

    De overeenkomst met Deutsche Bank was ongunstig voor ABN AMRO. Ik noem hier de belangrijkste problemen. De transactie resulteerde direct in een boekverlies van € 300 mln., dat nog verder kon oplopen doordat de prijs op twee tijdstippen (oktober 2008 en augustus 2009) zou worden gecorrigeerd voor de waarde van de activa en de performance van de verkochte onderdelen. Verder moest ABN AMRO een zeer ruime en ongebruikelijke garantie afgegeven op de kredietportefeuille van de verkochte onderdelen. Omdat ABN AMRO dit financieel niet kon dragen, had Fortis een contragarantie op deze verplichting afgeven. Deze contragarantie is door het uiteenvallen van Fortis vervallen. Verder was de transactie operationeel zeer complex. De onderdelen die in de transactie besloten waren, vormden geen op zich staande bank, maar waren (en zijn grotendeels) vervlochten in ABN AMRO. Om de overdracht van de onderdelen te faciliteren werd ABN AMRO verplicht voor een periode van 3 jaar tal van ondersteunende diensten te verlenen. ABN AMRO was daarbij aansprakelijk voor de kwaliteit van deze diensten, ook als ze door derden (bijvoorbeeld RBS) geleverd moesten worden. Fortis had zich ook voor deze aansprakelijkheden garant gesteld.

    Afgelopen november heb ik mijn visie op de toekomst van ABN AMRO en Fortis Bank Nederland bekend gemaakt. Omdat Fortis Bank Nederland en ABN AMRO geïntegreerd moeten worden, blijft de Europese Commissie bij het standpunt dat de verkoop van bovengenoemde onderdelen onverkort moet plaatsvinden. De Europese Commissie is van mening dat het uiteenvallen van Fortis niet heeft geleid tot een wezenlijke wijziging in de oorspronkelijke belemmeringen voor mededinging als gevolg van de fusie.

    In principe is het ook mogelijk om het mededingingsprobleem op te lossen door verkoop van onderdelen van Fortis Bank Nederland, mits de Europese Commissie daar toestemming voor geeft. Daarom hebben ABN AMRO en Fortis Bank Nederland in januari een twee sporen benadering gestart, waarbij zij zowel voor de oude remedy aan ABN AMRO kant als voor Fortis Commercial Banking, hebben gezocht naar kopers. Omdat er in maart geen uitzicht was om tijdig onderhandelingen te starten over Fortis Commercial Banking, is besloten voorlopig alleen verder te praten met een gegadigde voor de oude remedy.

    Op verzoek van de Europese Commissie is met ingang van april dit jaar een ‘divestiture trustee’ benoemd, Credit Suisse, met het mandaat om een koopovereenkomst uit te onderhandelen en voor te leggen. De divestiture trustee voert nu gesprekken met een geïnteresseerde partij. Er wordt naar gestreefd in de zomer een koopovereenkomst aan te gaan; een due-diligenceonderzoek is gaande en op basis van het hieruit volgende bod zullen onderhandelingen worden gevoerd. Het due-diligenceonderzoek is van cruciaal belang om een transactie mogelijk te maken. Een beter inzicht in de waarde en financiële risico’s van de te verkopen onderdelen kan het mogelijk maken een overeenkomst te sluiten tegen voor beide partijen aanvaardbare voorwaarden. Bij de verkoop vorig jaar bestond dit gedetailleerd inzicht voor de koper nog niet, waardoor – omdat Fortis onder tijdsdruk toch moest verkopen – alle risico’s zijn komen te liggen bij de verkopende partij. Het is het doel dat een beter inzicht in de te verkopen onderdelen leidt tot een evenwichtiger overeenkomst, waarbij de risico’s beter verdeeld zijn over de kopende en de verkopende partij en waarvan de financiële consequenties in de huidige markt acceptabel zijn. Tegelijkertijd moeten we ons realiseren dat in de huidige marktomstandigheden een pijnloze overeenkomst voor ABN AMRO onwaarschijnlijk is. Desondanks moet ABN AMRO proberen om zo snel mogelijk tot een overeenkomst te komen, om duidelijkheid te scheppen voor het personeel en de klanten van de te verkopen onderdelen en om de integratie van ABN AMRO en Fortis Bank Nederland geen vertraging te laten oplopen

    Ondanks de inzet om te komen tot een betere overeenkomst, is het denkbaar dat ABN AMRO een beroep moet doen op de Staat om een transactie voor ABN AMRO financieel draagbaar te maken. Dit zou het geval zijn als de verkoop een negatieve impact heeft op de kapitaalsratio’s van de bank. Dit zou veroorzaakt kunnen worden door een boekverlies, door garanties die ABN AMRO moet verstrekken en/of extra kosten die ABN AMRO moet maken.

    Of steun van de Staat nodig is kunnen we nu nog niet zeggen. Daarvoor moeten eerst de uitkomsten van het due-diligenceonderzoek en een bod van de geïnteresseerde partij bekend zijn. De Staat is weliswaar bereid steun te overwegen, maar alleen als dat binnen redelijke grenzen valt en niet in strijd is met de regels voor staats­steun. De Staat moet een goed inzicht hebben in de risico’s die ze op zich neemt. Die risico’s moeten vervolgens goed in de prijszetting van de steun worden weerspiegeld.

    Het uiteindelijke resultaat van de onderhandelingen moet redelijk zijn en passen binnen de strategie voor ABN AMRO en Fortis Bank Nederland. Wat precies redelijk is kan ik op dit moment niet zeggen. In elk geval betrek ik bij mijn beoordeling de uitkomsten van het due-diligenceonderzoek en de huidige omstandigheden op de overnamemarkt. Indien een overeenkomst alleen mogelijk is met steun van de Staat of helemaal niet mogelijk blijkt, zal ik de ontstane situatie bespreken met de Europese Commissie.

    Omdat verwacht wordt dat over de transactie tijdens het reces overeenstemming wordt bereikt en het hier gaat om de uitvoering van een ver­plichting die in het verleden is aangegaan, vraag ik uw Kamer mij de ruimte te geven zo nodig de vereiste verplichtingen aan te gaan met controle achteraf. Zoals toegelicht kan ik hier op dit moment niet meer duidelijkheid over geven.

    Ad. 3 Uitsplitsing CRI en MCN, gevolgen voor de staatsschuld en belastingbetaler

    De verwachte budgettaire gevolgen van zowel het CRI als de MCN zijn weergegeven in onderstaande tabel, uitgaande van een ingangsdatum per 1 augustus 2009. Tevens is daarin de relevantie voor het EMU-saldo, de EMU-schuld en het uitgavenkader aangegeven. De regels in de tabel worden daarna afzonderlijk toegelicht.

    Tabel budgettaire gevolgen (-/- = afname verplichting of kasontvangst)

    Instrument

    Voorwaardelijke verplichting

    (x euro mrd)

    Kasuitgave/ontvangst

    (x euro mln)

    EMU-saldo

    EMU-schuld

    Uitgaven-kader

    2009

    2010

    2009

    2010

    CRI

    1. Omvang portefeuille

    34,5

    -

    -

    -

    Nee

    Nee

    Nee

    2. Afname portefeuille

    -

    -/- 3,5

    -

    -

    Nee

    Nee

    Nee

    3. Premie-ontvangsten

    -

    -

    -/- 59*

    -/- 169

    Ja

    Ja

    Nee

    4. Schade-uitkeringen

    -

    -

    PM

    PM

    Ja

    Ja

    Nee

    MCN

    5. Hoofdsom lening

    -

    -

    800

    -

    Nee

    Ja

    Nee

    6. Rente-ontvangsten

    -

    -

    -/- 33*

    -/- 80**

    Ja

    Ja

    Nee

    7. Rente staatsschuld

    -

    -

    13*

    32

    Ja

    Ja

    Nee

    *Premieinkomsten en rente 2009, gerekend over 5 maanden.

    **Rente-ontvangsten 2010 afhankelijk van moment van conversie naar aandelen.

    Ad 1

    De Staat neemt het kredietrisico over op een deel van de hypotheek­portefeuille van ABN AMRO (omvang € 34,5 mrd.). Daarmee heeft het CRI het karakter van een contingent liability (voorwaardelijke verplichting). Contingent liabilities worden niet geactiveerd op de staatsbalans, maar worden wel als voorwaardelijke verplichting opgenomen in de begroting van het ministerie van Financiën (IXB). Zodoende is het budgetrecht van de Tweede Kamer hierop van toepassing. Inzetten van dit instrument leidt tot een vermindering van de risk-weighted assets op de balans van ABN AMRO waardoor de bank € 1,7 mrd minder kapitaal hoeft aan te houden. Er is echter geen sprake van een kasuitgave door de Staat en het EMU-saldo en de EMU-schuld (staatsschuld) worden door dit instrument niet belast. Overigens zal het verplichtingenbedrag op de Financiënbegroting iets lager uitvallen dan de totale portefeuille, omdat ABN AMRO een eigen risico draagt.

    Ad 2

    De omvang van de portefeuille zal in de tijd afnemen naarmate meer aflossingen op de hypotheekportefeuille worden gedaan. Mensen kunnen bijvoorbeeld verhuizen waardoor de hypotheek wordt afgelost, hypotheken kunnen worden overgesloten en mensen kunnen ook tussentijds aflossingen doen. De verwachte afname wordt in 2010 geraamd op € 3,5 mrd.

    Ad 3

    ABN AMRO zal aan de Staat een premie betalen als vergoeding voor het overnemen van het kredietrisico op de hypotheekportefeuille. De premie is afhankelijk van de omvang van de portefeuille en zal daarom in de loop der tijd afnemen. De portefeuille neemt immers ook in omvang af.

    Ad 4

    Daarnaast moet de Staat eventuele schade-uitkeringen doen aan ABN AMRO in het geval zich verliezen voordoen op de hypotheekportefeuille die het eigen risico van ABN AMRO te boven gaan. Voor deze eventuele schade-uitkeringen wordt geen bedrag geraamd, omdat de verwachte verliezen op de portefeuille lager zijn dan de afgesproken ‘first loss cover’ van 20 basispunten. Eventuele verliezen boven deze eerste 20 basispunten komen voor 95% voor rekening van de Staat.

    Op basis van de analyse van UBS, waarbij gewerkt is met verschillende toekomstscenario’s, is de inschatting dat het saldo van premie-inkomsten en schade-uitkeringen positief zal uitwerken voor de Staat.

    Ad 5

    Bij de MCN wordt tot aan de separatie een lening verstrekt aan ABN AMRO met een omvang van € 0,8 mrd. Omdat deze lening bij separatie verplicht wordt omgezet in aandelen mag ABN AMRO deze lening nu al meetellen in het eigen vermogen (core tier-1 kapitaal). De lening betreft een financiële transactie die wel de EMU-schuld, maar niet het EMU-saldo belast.

    Ad 6

    ABN AMRO betaalt rente (10%) aan de Staat over de verstrekte lening. De beprijzing van de MCN is zodanig dat wordt voldaan aan de eisen die de Europese Commissie hieraan stelt in verband met staatssteun-aspecten.

    Ad 7

    Tegelijkertijd nemen de rentelasten voor de Staat toe als gevolg van de hogere staatsschuld. Het verschil tussen beide reeksen wordt verklaard door het prijsverschil: 10% op de MCN en ca 4% op de staatsschuld. Na de separatie wordt de lening verplicht omgezet in normaal aandeelhouderskapitaal. Vanaf dat moment ontvangt de Staat geen rente meer, maar mogelijk wel dividend.

    De kasstromen die voortvloeien uit beide instrumenten tellen conform de gewijzigde begrotingsregels 2007-2011 niet mee voor het uitgavenkader. Dit betekent dat premie-inkomsten (CRI) en rente- of dividendontvangsten (MCN) niet leiden tot ruimte onder het uitgavenkader. Voor eventuele schade-uitkeringen (CRI) en de toegenomen rentelasten op de staats­schuld hoeft evenwel niet te worden omgebogen.

    Er zijn geen directe gevolgen voor de belastingbetaler. De lening uit hoofde van de MCN wordt gefinancierd uit de staatsschuld, niet uit belastingen. Bovendien is de verwachting dat het saldo van rentebetalingen op de staatschuld en renteontvangsten op de lening positief uitvalt voor de Staat. Datzelfde geldt voor het saldo van premie-inkomsten en schade-uitkeringen in relatie tot het CRI.

    Ad. 4 Doorrekening scenario’s Nederlandse hypothekenportefeuille

    Voor dit verzoek verwijs ik naar mijn reactie bij uw verzoek om het UBS rapport onder ad. 1.

    Ad. 5 Z-share

    Als bijlage bij deze brief treft u de opstelling aan die ik van ABN AMRO heb ontvangen over de samenstelling van de Z-share.

    De minister van Financiën,

    Wouter Bos