Grenzen in Europa verder open
Op vrijdag gaan de grenzen in Europa verder open. Het Schengen-gebied, waarin de onderlinge grenscontroles zijn opgeheven, breidt dan uit van vijftien naar vierentwintig landen.
Negen landen die in 2004 lid werden van de Europese Unie – Tsjechië, Estland, Letland, Litouwen, Hongarije, Polen, Slovenië, Slowakije en Malta treden vrijdag toe tot het Schengen-gebied. De tiende in 2004 toegetreden lidstaat – Cyprus – doet voorlopig nog niet mee aan Schengen, evenals de in 2007 toegetreden landen Roemenië en Bulgarije.
De uitbreiding van Schengen betekent dat de binnengrenzen met de negen nieuwe landen komen te vervallen. Burgers van de Schengen-landen kunnen vanaf vrijdag vrij naar die landen reizen en hoeven daarbij niet langer hun paspoort te laten zien. De luchtgrenzen worden om praktische redenen pas op 30 maart 2008 opgeheven. Tot die tijd blijven de grenscontroles op vliegvelden bestaan.
Belangrijke toetssteen voor de toetreding was de kwaliteit van de grensbewaking aan de buitengrenzen in deze landen. De Europese ministers van Justitie concludeerden onlangs dat de buitengrensbewaking voldoende is gewaarborgd en dat de negen landen klaar zijn om lid te worden van Schengen.
Staatssecretaris Timmermans (Europese Zaken) noemt het wegvallen van de Europese binnengrenzen een historisch moment. “De uitbreiding van het grensvrije gebied in Europa is een teken dat de Europese deling in Oost en West definitief tot het verleden behoort.”
Het Schengen-gebied telde tot op heden vijftien landen: de West-Europese lidstaten van de Europese Unie (behalve Groot-Brittannië en Ierland) en de niet-EU-landen Noorwegen en IJsland. Met de huidige uitbreiding bestaat het grensvrije gebied in Europa uit vierentwintig landen. Naar verwachting zal Zwitserland zich daar in de loop van 2008 bij voegen.
Landen die meedoen aan het Schengen-akkoord hebben afgesproken om de onderlinge grenscontroles op te heffen. Ook kennen ze een gemeenschappelijk visumbeleid en werken ze samen op het gebied van asiel en migratie. Het opheffen van de binnengrenzen betekent niet dat burgers ook in de andere Europese landen mogen werken of zich vestigen. Daarvoor is nog steeds een werk- en/of verblijfsvergunning nodig.