Reactie op brief NPCF inzake de rol van de derde partij in de zorgmarkt

31 augustus 2009

DMC-CB-U-2942115

Geachte voorzitter,
In uw brief van 1 juli 2009 vraagt u mijn reactie op de brief over de rol van de derde partij in de zorgmarkt die u op 19 juni van de Nederlandse Patiënten en Consumenten Federatie (NPCF) hebt ontvangen.

Allereerst wil ik graag aangeven dat ik het belangrijk vind dat patiënten, gehandicapten en ouderen zoveel mogelijk zelf kunnen bepalen welke zorg en ondersteuning bij hen past. De rol die patiënten-, gehandicapten- en ouderenorganisaties (pgo) willen spelen in onder andere het zorginkoopproces, sluit daar op aan. Ik denk dat participatie in zorginkoop het beste tot zijn recht komt in gezamenlijk gedragen projecten van pgo-organisaties, zorgverzekeraars en zorgaanbieders. Indien alle partijen een (financieel) belang hebben in zorginkoopprojecten, zetten zij zich in voor het slagen van zo`n project. Pgo-organisaties versterken hiermee ook hun rol als sterke derde partij.

Dat zorgverzekeraars en zorgaanbieders dit belang onderkennen, is onder andere gebleken bij het project dat in 2007 in de provincie Groningen is gestart. Bij dit project brachten regionale Zorgbelangorganisatie en regionale patiëntenorganisaties samen met een zorgverzekeraar en zorgaanbieders het cliëntenperspectief in bij de zorginkoop bij ziekenhuizen. Vanwege het succes, maar ook zeker het belang van het project, hebben de betrokken zorgverzekeraar en zorgaanbieders zich hard gemaakt voor continuering van dit project en is tevens financiële steun gewaarborgd, onder ander door een deel van zorgvernieuwingsbudgetten van de ziekenhuizen hiervoor te reserveren. Ik ben er van overtuigd dat dit soort projecten op meer plaatsen en in andere sectoren ook succesvol kunnen zijn.

Natuurlijk wil ik zelf ook bijdragen aan deze ontwikkeling. In het beleids- en beoordelingskader behorend bij de Subsidieregeling PGO is de inbreng van cliëntenperspectief (bijvoorbeeld bij zorginkoop) specifiek opgenomen als een beleidsprioriteit voor het verkrijgen van projectsubsidie. Pgo-organisaties willen zich graag richten op deze inbreng, gezien de projecten die over dit onderwerp zijn ingediend. Ik ben verheugd dat bij de tot nu toe toegekende projecten en projecten die hun aanvraag nog moeten verbeteren, ook verschillende projecten rondom zorginkoop van start zullen gaan.

De NPCF geeft in haar brief, mede namens zes grote chronisch-ziekenorganisaties en Zorgbelang Nederland, aan dat zij als vertegenwoordigers van 80% van de chronisch zieken in Nederland graag als derde partij betrokken wil zijn bij het efficiënt en effectief organiseren van de zorg rond deze en vele andere aandoeningen in Nederland. Zij wil de derde partijrol onder meer vormgeven door aan te sluiten bij de jaarlijkse zorginkoopcyclus van zorgverzekeraars en zorgaanbieders. Zij wil hiermee verder gaan met de goede ervaringen die onder andere in de provincie Groningen zijn opgedaan.

Eind 2008 heeft de NPCF een verzoek ingediend bij mijn departement voor financiële ondersteuning van hun plannen rondom zorginkoop. Aan dit verzoek is geen gevolg gegeven, voornamelijk omdat de projectaanvraag van een zodanige omvang was dat het project bij toekenning onevenredig zwaar op het totale pgo-budget zou drukken. De partijen hebben nu op basis van de Subsidieregeling PGO opnieuw een projectvoorstel van kleinere omvang ingediend. De Programmaraad heeft dit project als relevant beoordeeld, maar het project moet de komende tijd nog wel kwalitatief verbeterd worden (TK 29214, nr. 46). Indien het projectvoorstel voldoende verbeterd is, kan dit project alsnog in aanmerking komen voor een projectsubsidie. Ik blijf echter tegelijkertijd ook benadrukken dat zorgverzekeraars en zorgaanbieders voor pgo-organisaties belangrijke (financiële) partners zijn voor het slagen van zorginkoopprojecten.
Ik vertrouw er op u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben over de manier waarop ik vind dat de inbreng van pgo-organisaties binnen zorginkoop een plaats heeft binnen ons zorgstelsel.

Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

dr. A. Klink