Rapport Commissie van Toezicht over samenwerking

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft op 30 september het rapport van de commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (CTIVDCTIVD (extern)) over de samenwerking van de AIVD met buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten naar het parlement gestuurd. De CTIVD constateert dat de samenwerking met andere diensten van wezenlijk belang is voor een goede taakuitoefening, maar zet hier en daar kanttekeningen bij de invulling daarvan gedurende de onderzochte periode (begin 2005 tot medio 2008).

De CTIVD vindt onder andere dat de AIVD zo terughoudend mogelijk moet zijn in de samenwerking met diensten van landen waar nauwelijks tot geen democratische traditie bestaat en waar (structureel) mensenrechten worden geschonden. Het op voorhand uitsluiten van elke samenwerkingsrelatie met dergelijke diensten zou in de praktijk echter kunnen leiden tot onwenselijke of zelfs rampzalige situaties, aldus de commissie. De AIVD moet met deze diensten kunnen samenwerken wanneer zich een directe (terroristische) dreiging voordoet. De minister deelt dit standpunt in beginsel, maar merkt daarbij op dat samenwerking in een eerder stadium soms toch noodzakelijk is, bijvoorbeeld op grond van zwaarwegende operationele belangen. Feit is verder dat samenwerkingsrelaties moeten groeien. Tot slot nopen de ontwikkelingen en problemen waarmee Nederland te maken heeft tot een gedegen internationale kennispositie van de AIVD en daarmee tot samenwerking in het kader van de inlichtingentaak buitenland.

Ten aanzien van buitenlandse diensten waarmee de AIVD vanaf 2001 een samenwerkingsrelatie is aangegaan of deze heeft geïntensiveerd, stelt de commissie dat door de AIVD onvoldoende is beoordeeld in welke mate deze diensten voldoen aan de criteria voor samenwerking en tot welke breedte en diepte die samenwerking mag strekken. Verder constateert de commissie dat niet altijd strikt de hand is gehouden aan geldende procedures waar het gaat om de verstrekking van persoonsgegevens aan andere diensten, onder meer waar het betreft het beslisniveau, de motivering en de schriftelijke vastlegging daarvan.

De minister onderschrijft deze bevindingen op hoofdlijnen. In dit verband geeft zij onder meer aan dat de internationale samenwerking sinds de aanslagen in 2001 in een stroomversnelling is geraakt, waarbij er met allerlei nieuwe diensten samenwerking is gezocht en waarbij vaak snel moest worden gehandeld. Hoewel de AIVD zich terdege bewust is van het belang van zorgvuldige en afgewogen processen, zijn afwegingen en beslissingen in die periode echter niet altijd goed vastgelegd. Erkend wordt dat dit wel moet gebeuren. Bestaande regels en procedures terzake worden nu geëvalueerd en zullen worden aangevuld. Daarbij zal het rapport van de commissie worden betrokken.