Brief aan de Tweede Kamer met reactie op berichtgeving inzake rapport politie Gelderland-Midden

Op verzoek van de Vaste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties reageert de minister op vragen over berichtgevingen rond het regionale politiekorps Gelderland-Midden en een kritisch rapport van de Nederlandse Politiebond (NPB) over de situatie bij dit korps.

De Vaste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verzoekt mij in de brief met kenmerk 2009Z16623/D44504 te reageren naar aanleiding van berichtgevingen rond het regionale politiekorps Gelderland-Midden en een kritisch rapport van de Nederlandse Politiebond (NPB) over de situatie bij dit korps.

In dit rapport staan de resultaten van een NPB-onderzoek naar de werkwijze van de commissie Cornielje dat in 2006/2007 onderzoek naar de situatie bij Gelderland-Midden verrichtte.

In reactie op uw verzoek deel ik u mee dat in overleg met de heer Cornielje en mevrouw Krikke, korpsbeheerder van het politiekorps Gelderland-Midden, besloten is nader onderzoek te verrichten. Ten behoeve hiervan heb ik de heer Havermans, de voormalige voorzitter van de begeleidingscommissie, bereid gevonden samen met andere leden van de voormalige begeleidingscommissie, die in opdracht van de heer Cornielje het eindrapport ‘Feitelijk-Heden’ heeft begeleid, kennis te nemen van de vertrouwelijke inhoud van het NPB-rapport en daarover aan mij te rapporteren. De vraagstelling luidt: ‘ Geeft de informatie uit het niet-openbare NPB-rapport naar de werkwijze van de commissie Cornielje die het eindrapport ‘Feitelijk-Heden’ heeft opgeleverd, aanleiding de hierin gestelde conclusies te heroverwegen’.

Ik streef er naar uiterlijk 15 december as. de onderzoeksresultaten, vergezeld van mijn reactie, aan uw Kamer te zenden.

Zoals uit het voorgaande blijkt stelt de NPB de voormalige begeleidingscommissie in de gelegenheid vertrouwelijk kennis te nemen van de inhoud van het NPB-rapport over de werkwijze van de commissie Cornielje. Dit betekent dat ik niet over het rapport zal beschikken en het om die reden ook niet aan u beschikbaar kan stellen.

DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,

Mevrouw dr. G. ter Horst