Speech van staatssecretaris Dijksma bij KindVak

Speech van staatssecretaris Dijksma bij KindVak in Den Bosch.

(alleen het gesproken woord geldt)

Dames en heren,

It takes a village to raise a child. Het is een oud Afrikaans gezegde, maar tot op de dag van vandaag heeft het nog niets aan actualiteit ingeboet.

Maar wat in Afrika op veel plaatsen nog vanzelfsprekend is, is in onze moderne samenleving een hele klus. Want onze sociale patronen zijn sinds de tweede helft van de vorige eeuw sterk veranderd. Onder invloed van ontzuiling en emancipatie gingen steeds meer mensen eigen keuzes maken. Zonen van slagers werden boekhouders. Dochters van huisvrouwen gingen buitenshuis werken. En de gezinnen werden steeds kleiner.
Die ontwikkeling heeft zich verder doorgezet. Voor kinderen die in onze tijd opgroeien ziet de wereld er dus beduidend anders uit dan die van hun ouders en grootouders.

Zo hebben kinderen steeds vaker twee werkende ouders en is de opvoeding dus vaker aan derden toevertrouwd. Nog geen tien jaar geleden maakten ongeveer 100.000 kinderen gebruik van de kinderopvang. Vorig jaar waren het er maar liefst meer dan 700.000! En met zo'n groot aantal kinderen in de opvang mag je rustig stellen dat de Nederlandse ouders een belangrijk taboe hebben doorbroken. Want nog niet zo heel lang geleden werden ouders met kinderen in de opvang door hun omgeving met scheve ogen aangekeken. Want je kind naar de opvang brengen - dat deed je omdat je niet anders kòn. Niet omdat je dat graag wilde!

Die tijd is voorgoed voorbij. Voor moderne jonge ouders is het de normaalste zaak van de wereld om kinderen naar de opvang te brengen. Daarbij verwachten ze ook dat hun kinderen in de crèche leren dat ze niet alleen op de wereld zijn; dat ze worden gestimuleerd in hun taalontwikkeling én dat u werkt aan hun motoriek.

Met de grote toestroom naar de kinderopvang is de roep om de pedagogische kwaliteit harder gaan klinken. Daarom werken we daar hard aan. Ik noem de pas ontwikkelde kwaliteitsmeter kinderopvang, waarmee u een instrument in huis hebt, om de eigen kwaliteit nauwlettend te volgen. Ik noem de kwaliteitseisen die we aan gastouders stellen. En ik noem de investeringen in de scholing van pedagogisch medewerkers.

Dat de wens die kwaliteit te versterken, een wens van ons sámen is, bewijst zo'n dag als vandaag. Want we reiken vandaag prijzen uit aan het beste leidsterteam en het beste vestigingshoofd van 2009. Een speelse en stimulerende manier om het belang van kwaliteit weer even onder de aandacht te brengen en om mensen die daarvoor verantwoordelijk zijn in het zonnetje te zetten.

Als we kijken naar het grotere geheel van kinderopvangvoorzieningen, dan is er nog een wereld te winnen. In de huidige situatie zijn schooltijden anders dan werktijden, en voor de naschoolse opvang moeten kinderen vaak naar een andere plek reizen. De systemen sluiten niet op elkaar aan. En dat geeft veel onrust en gedoe bij kinderen en ouders.

Met de motie Van Aartsen/Bos is weliswaar een grote stap vooruit gezet, omdat scholen verplicht werden te zorgen voor naschoolse opvang. Maar dat ging en gaat niet altijd van een leien dakje. In het Nederlandse onderwijssysteem is de school heel lang als een eiland beschouwd. Deuren van klaslokalen stonden vaak niet open en na schooltijd ging, wat ik maar even de grote deur noem, letterlijk dicht. Niet toegankelijk voor de kinderen die er les kregen. En ook niet voor hun ouders of andere buurtbewoners die de ruimte hadden kunnen gebruiken voor een cursus of de vergaderingen van de buurtvereniging.

Sinds de jaren negentig is daar snel verandering in gekomen, toen de 'brede' school haar entree maakte. Een gebouw met daarin twee of drie scholen, die samen gebruik maken van andere functies zoals de bibliotheek of een sportveld en daarnaast onderdak biedt aan voorzieningen zoals de kinderopvang en de muziekschool.
Die aanpak maakt voor iedereen zichtbaar hoe veel méér ontwikkelingskansen je kinderen biedt als organisaties die voorheen los van elkaar stonden, de handen ineenslaan.

Gezien dat enthousiasme zal het u niet verbazen dat het aantal brede scholen groeit als kool. Maar ondanks al het optimisme blijkt het moeizaam om een voorziening te scheppen, die gestoeld is op een gemeenschappelijke gedachte. Omdat er zo veel partijen meedoen, en omdat wetten en regels in de weg staan. Omdat het lastig blijkt een inhoudelijke lijn van werken te ontwikkelen waar iedereen achter staat. En zo worden er prachtige gebouwen neergezet. Maar de deuren daarbinnen staan nog steeds niet wijd open. De instellingen die samen de brede school vormen, komen maar niet verder dan het onderhouden van Lat-relaties. Maar Living Apart Together is écht te weinig als je een heel 'dorp' nodig hebt om een kind op te voeden. Als je, met andere woorden, wil samenwerken vanuit een gezamenlijke visie, om elk kind optimaal tot zijn recht te laten komen.

Als ik nou eens aan u zou vragen om een plan te maken, om het aanbod van opvang en onderwijs, zeg vanaf 2015, anders voor onze kinderen in te richten. Hoe zou dat er dan uit zien?

Mijn verwachting is dat het onderscheid tussen onderwijs en opvang steeds verder achter de horizon zal verdwijnen.
Mijn verwachting is dat we in 2015 een voorziening voor kinderen vanaf een jaar of tweeënhalf tot twaalf jaar hebben waar alles inzit. A real village to raise a child, dus. Met de jeugdzorg in het gebouw om dichtbij de kinderen te zitten die extra zorg nodig hebben. Met de bibliotheek om de hoek waar je alles kunt vinden wat er te lezen valt. Met opvang voor de allerkleinsten, die nog niet naar school gaan, maar wel spelenderwijs leren. Vooral van elkaar. En het belangrijkste pluspunt van die school van de toekomst is dan dat er ook écht samenhang is in hoe er gewerkt wordt. Waarbij er een doorlopende leerlijn is voor alle kinderen, waarbij er wordt samengewerkt om het maximale uit elk kind te halen. Een plek waar elk kind gekend wordt en er dus nooit alleen voor staat.

Natuurlijk, onze peuters moeten vooral lekker kunnen spelen, voor hen is school een wereld die pas later komt. Maar de noodzaak om op jonge leeftijd te werken aan de ontwikkeling van taal en sociaal-emotionele vaardigheden maakt méér kruisbestuiving tussen onderwijs, peuterspeelzalen en kinderopvang beslist geen overbodige luxe.
En voor oudere kinderen zou het toch een zegen zijn als de naschoolse opvang eindelijk echt in school geregeld is. Geen gesleep met kinderen meer! In combinatie met een dynamisch aanbod van sport en cultuur wordt de BSO dan zeer aantrekkelijk. Zodat ouders die gebruik maken van een dergelijk dagarrangement het oprechte idee krijgen dat hun kind een wervelend programma krijgt aangeboden. Vanzelfsprekend is dit programma voor alle kinderen toegankelijk en past het bij de werktijden, dus van 7.00 tot 19.00 u.

Ik denk dat we die kant op gaan. Die verwachting is niet alleen gebaseerd op mijn eigen waarneming. Gezaghebbende organisaties als de Onderwijsraad en de Mo-groep pleiten al een tijdje voor een meer samenhangend systeem van onderwijs en opvang.

Misschien denkt u nu: ja, dat is allemaal mooi bedacht, maar dat krijg je in 2015 niet voor elkaar. Ons systeem is er eerder op gericht om organisaties uit elkaar te drijven dan te laten samenwerken. Onze regelgeving zit in de weg. En dit kost geld. En dat is er niet.

U hebt gelijk. Als we niets extra's doen is 2015 een utopie. Eigenlijk zou zo'n school van de toekomst pas kans van slagen hebben als je alle bestaande structuren mocht wegdenken en gewoon opnieuw zou mogen beginnen. Maar het bijzondere van deze tijd is dat we dat mogen!

Ik heb me laten vertellen dat het Chinese teken voor crisis ook 'kans' betekent! En die kans moeten we pakken! Een kans om beter uit de crisis te komen dan we erin gingen. Als onze kinderen daar van kunnen profiteren, waarom zouden we onze idealen dan niet de ruimte geven?

We hebben in dit land meer dan negen regelingen die ouders met kinderen financieel ondersteunen. We stoppen terecht veel geld in ons onderwijs. Maar desondanks hebben veel ouders nog steeds niet het gevoel dat Nederland haar aanbod aan publieke voorzieningen voor kinderen tiptop geregeld heeft.

Als we nou eens een begin zouden maken door alle kinderen het recht- dus niet de plicht! - te geven om vanaf tweeënhalfjarige leeftijd naar school te gaan om opgevangen te worden?
Als we nou eens aan tal van organisaties vragen om samen een programma van onderwijs, opvang, sport en cultuur te ontwerpen dat staat als een huis? Waarbij ze - uiteraard!- vrij zijn om dat naar eigen inzicht in te richten, om eigen keuzes te maken, zodat er ook voor ouders iets te kiezen valt als ze een school zoeken voor hun kind?

En als we die negen regelingen die ik net noemde nou eens doelgerichter zouden inzetten om dit allemaal mogelijk te maken?

Dan lijkt die school van de toekomst opeens helemaal niet zo ver weg.
Sterker nog, als we bedenken welke stappen we allemaal al gezet hebben - ik noem de maatregelen om de kwaliteit in de kinderopvang te verbeteren, ik noem de investeringen in de brede scholen- dan is die toekomst al heel dichtbij.

Een groot obstakel is nu vaak de regelgeving die ik al een paar keer noemde, die samenwerking en daarmee inhoudelijke samenhang, in de weg zit.

Maar ook daarvoor is een oplossing. Zonder nu heel technisch te worden komt die erop neer, dat je binnen de regelgeving kunt experimenteren. Dat je nieuwe dingen kunt uitproberen, zonder last te hebben van knellende regels en bureaucratie. Dat kan via een experimenteerartikel in de wet. En dat gaan we gebruiken.

Al met al zou je kunnen zeggen, dat het huis er eigenlijk al stáát. We moeten er alleen nog in gaan wonen.

Dames en heren,

U bent hier vandaag met vakgenoten onder elkaar, om elkaar te ontmoeten, en om een feestje te bouwen rond de verkiezing van het beste leidsterteam en het beste vestigingshoofd 2009.

Voor mij een prachtige gelegenheid, om het aan mij gevraagde toekomstbeeld met anderen te delen.

In die toekomst blijven pedagogisch medewerkers en hun leidinggevenden een essentiële rol spelen. En om dat nog eens extra te benadrukken, en omdat ik nu wel lang genoeg aan het woord geweest ben ;-), vind ik het een eer om de prijs voor het beste vestigingshoofd te mogen uitreiken.