Investeren inzetbaarheid van oudere werknemer nodig

Overheid, werkgevers en werknemers moeten meer investeren in duurzame inzetbaarheid van werknemers om langer doorwerken te stimuleren. Daarvoor moeten ze anders gaan kijken naar de loopbaan van werknemers. Zo moet er tijdig en méér geïnvesteerd worden in bij- en omscholing van (oudere) werknemers, zodat werknemers ook later in hun carrière makkelijker van baan kunnen wisselen. Ook komt er een wettelijke wederzijdse scholingsaanspraak, waardoor de werkgever zijn werknemers kan aanspreken op het volgen van scholing en andersom.

Dit staat in een notitie over de arbeidsparticipatie van ouderen die minister Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid namens het kabinet naar de Tweede kamer heeft gestuurd. In de notitie constateert het kabinet dat er al een trendbreuk gaande is in de arbeidsparticipatie van ouderen. Die is sinds 1995 weliswaar fors gestegen, maar tegelijkertijd moet er ook nog veel gebeuren om kansen van werkloze ouderen op de arbeidsmarkt te vergroten. Mede in het licht van de verhoging van de AOW-leeftijd wil het kabinet de arbeidsmarktpositie van ouderen de komende tien jaar verder verbeteren. Het kabinet heeft daarvoor een vervolgagenda geformuleerd, waarmee overheid, werkgevers en werknemers samen aan de slag moeten.

Het kabinet wil wettelijk regelen dat werkgevers én werknemers werk maken van het ‘duurzaam inzetbaar’ houden van werknemers. Dat kan door bijvoorbeeld werknemers standaard periodieke bij- en omscholing aan te bieden en mensen die hun werk niet meer vol dreigen te houden tijdig voor te bereiden op een andere baan. Ook zouden werknemers niet meer alleen scholing gericht op het eigen bedrijf moeten volgen, maar ook scholing waarmee ze hun kansen breder op de arbeidsmarkt vergroten. Uit de notitie blijkt dat Nederland hier kansen laat liggen, vooral als het gaat om scholing van oudere werknemers. In landen als Zweden, Finland en Denemarken volgen twee keer zoveel oudere werknemers scholing als in Nederland.

Uit de notitie blijkt verder dat de overheid al fors investeert in het aan het werk helpen en houden van oudere werknemers, door recent ingevoerde maatregelen, als de premiekorting voor oudere werknemers en de doorwerkbonus. Als deze maatregelen volledig hun beslag hebben gekregen, draagt de overheid 10.000 € op jaarbasis bij om iemand van 62 aan het werk te houden. Voor iemand met het minimumloon is dat meer dan de helft van het bruto loon. Bij een werkloze van 59 die in dienst wordt genomen, draagt de overheid tot zijn 65e 50.000 € bij.

In notitie worden ook andere factoren aan de orde gesteld die invloed hebben op de arbeidsmarkt positie van ouderen. Zo beginnen in Nederland de lonen relatief laag en stijgen ze langer tot aan het eind van de carrière. In de Scandinavische landen hebben werkgevers en werknemers afspraken gemaakt die hebben geleid tot een evenwichtiger verdeling van het loon. Daardoor komen oudere werknemers hier makkelijker aan het werk. Zo gaan in Denemarken en Finland vier keer zoveel 50-plussers bij een nieuwe werkgever aan de slag als in Nederland. Dit is een punt dat sociale partners de komende jaren op de agenda zouden moeten zetten, willen we de arbeidsmarktpositie van ouderen verbeteren.