Antwoorden op kamervragen over BTW-tarieven en kunst

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA ‘S-GRAVENHAGE

Uw brief (Kenmerk) 11 april 2007 (2060711970)

Ons kenmerk: DGB 2007-2121

Geachte voorzitter,

Hierbij doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen gesteld door het lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, mevrouw Van Vroonhoven.

Hoogachtend,

de staatssecretaris van Financiën,

mr. drs. J.C. de Jager

Vraag 1

Is het bericht waar dat de douane en de fiscus een kunstwerk van de internatio­naal vermaarde videokunstenaar Pipilotti Rist dreigen aan te merken als een ge­wone videorecorder, waardoor over een waarde van maar liefst € 113 000 in­voer­rechten en het verhoogde btw-tarief betaald moeten worden?1

1 NRC, 24 maart 2007.

Antwoord

Deze vraag betreft een individuele aangelegenheid. Daarover kan ik in verband met de fiscale geheimhoudingsplicht geen mededelingen doen. Om die zelfde re­ den onthoud ik mij van een antwoord op de laatste vraag in vraag 2.

Vraag 2

Herinnert u zich de schriftelijke vragen over de fiscale behandeling van beeld­houwwerken, waarbij u heeft geantwoord dat «daar waar het gaat om volstrekt persoonlijke creaties waarmee de kunstenaar een esthetisch ideaal tot uitdruk­king brengt, voor de belastingen als kunstwerk kan kwalificeren» ?2 Deelt u de mening dat dit beleid nog steeds opgeld doet? Zo ja, hoe verhoudt zich dat met het onder vraag 1 geconstateerde?

2Aanhangsel Handelingen nr. 239, vergaderjaar 2006–2007.

Antwoord

Ja, ik ben bekend met de op 3 oktober 2006 gestelde schriftelijke vragen en de daarop gegeven antwoorden over de fis­cale be­hande­ling van beeldhouwwerken en het verlaagde BTW-tarief. In de antwoorden is weergegeven welke re­gels gel­ den voor de fiscale behandeling van beeldhouwwerken. In die regels zijn geen wij­ziging opgetreden en deze gelden dus nog onverkort.

Vraag 3

Deelt u de mening dat het wenselijk is dat werken van beeldhouwkunst, waaron ­der totaalkunst, blijvend kunnen profiteren van de kunstregeling, waarmee de ver­vaardiging en de verkoop van kunstvoorwerpen en de cultuurparticipatie wor­ den gestimuleerd. Zo ja, bent u bereid om het fiscale beleid aan de culturele wer­kelijkheid aan te passen?

Antwoord

Bij de invoer van kunstvoorwerpen geldt een douanerecht van 0% en het BTW-tarief van 6%. In EU-regels is omschreven wat hierbij onder kunstvoor­ werpen moet worden ver­staan. Onder dat begrip vallen schilde­rijen, originele gravures, originele etsen, originele li­tho’s, origi­nele stand­beelden en origineel beeldhouw­werk, ta­pisserieën, unieke voorwer­pen van ke­ra­miek, emailwerk op koper en fo­to’s genomen door de kunstenaar. Bij origineel beeldhouwwerk moet volgens de Hoge Raad worden gedacht aan alle soorten werken van beeldhouw­kunst, onge­acht van welk materiaal zij zijn vervaardigd, tenzij het gaat om - al dan niet door artiesten ont­worpen of vervaardigd - beeldhouwwerk met een com­mercieel ka­rak­ter. In de vraag wordt het begrip ‘ totaalkunst’ niet gedefinieerd. Gelet echter op de door de Hoge Raad gehanteerde ruime omschrijving van het begrip ‘origi­neel beeldhouwwerk’, is het zeer aannemelijk dat ook voorwerpen van ‘totaal­kunst’ daar­onder kunnen vallen zodat bij invoer een douanerecht van 0% en een BTW-tarief van 6% geldt.