Fiscale nieuwsflits 21 februari 2007
Loonheffingen. Diverse onderwerpen
• Dit besluit is een actualisering van het besluit van 1 november 2001, nr. CPP2001/2130M (over de tabel voor bijzondere beloningen) en het besluit van 10 juni 2004, nr. CPP2003/2041M (over eindheffingen). Het besluit bevat een goedkeuring voor de toepassing van de tabel voor bijzondere beloningen.
Van het besluit van 10 juni 2004, nr. CPP2003/2041M (over eindheffingen) zijn alleen de onderdelen 5 en 8 in dit besluit overgenomen. De overige onderdelen zijn niet in dit besluit overgenomen. Die onderdelen bevatten geen beleidsstandpunten en hebben vooral een voorlichtend karakter. Voor zover nodig zijn of worden die onderdelen geactualiseerd verwerkt in voorlichtingsmateriaal, zoals het Handboek loonheffingen.
De toepassing van de tabel voor bijzondere beloningen kan tot een hoger heffingspercentage leiden dan het percentage dat past bij het loon over het lopende jaar in de volgende twee gevallen.
- Het loon bestaat geheel dan wel voor een belangrijk deel uit bestanddelen die volgens de tabel voor bijzondere beloningen worden belast.
- Het jaarloon dat voor de toepassing van de tabel voor de bijzondere beloningen in aanmerking wordt genomen is belangrijk hoger dan het jaarloon over het lopende jaar.
De minister keurt in bovenstaande situaties goed dat de werknemer de voor hem bevoegde inspecteur kan verzoeken een lager heffingspercentage vast te stellen dan de tabel voor bijzondere beloningen aanwijst. De inspecteur machtigt daarop de werkgever de onder de tabel voor bijzondere beloningen vallende loonbestanddelen te belasten naar dat lagere heffingspercentage.
Dit besluit is gepubliceerd in Staatscourant nr. 36.
Besluit van 9 februari 2007, CPP2007/0283M, LB 1964 10, 26 en 31 en Uitv reg LB 2001 84, onderdeel d
LB: 'Cotisations sociales' en 'Cotisations pension' (deels) aftrekbaar
• De minister deelt mee dat hij zijn cassatieberoep heeft ingetrokken. Het hof ging in op de vraag of, en zo ja tot welk bedrag Luxemburgse sociale premies niet tot het loon behoren.
A woont in Nederland en werkt in 2002 als vrachtwagenchauffeur bij een bedrijf in Luxemburg. Op zijn loon worden 'cotisations sociales' (4,9%) en 'cotisations pension' (8 %) ingehouden. In geschil is of en zo ja tot welk bedrag de 'cotisations' niet tot het loon behoren.
Volgens het hof moeten de door de werkgever ingehouden 'cotisations sociales' voor een deel tot A's belastbare loon worden gerekend. Aan de verzekeringen waarop deze ingehouden premies betrekking hebben, kunnen aanspraken worden ontleend op inkomensvervangende uitkeringen bij ziekte en op aanspraken op verzorging bij ziekte en op vergoeding van ziektekosten. Gelet op het verplichte karakter van die inhoudingen en op de afbakening van de kring van verplicht verzekerden, oordeelt het hof dat die aanspraken vergelijkbaar zijn met die uit de Ziektewet. Tevens staan tegenover de 'cotisations sociales' aanspraken die veeleer overeenkomen met die uit de Ziekenfondswet en die in ieder geval niet vallen onder de in art. 11, lid 1, aanhef en onderdeel f LB bedoelde aanspraken.
Inzake de 'cotisations pension' worden bijdragen ingehouden voor een ouderdomsregeling die naar haar materiële kenmerken dichtbij een pensioenregeling in de zin van de Wet LB komt. Het zou in strijd zijn met het recht op vrij verkeer van werknemers en het daaraan in art. 39 EG-verdrag verbonden discriminatieverbod om deze bijdragen, die betrekking hebben op pensioenaanspraken, voor de toepassing van art. 11, lid 1, onderdeel j, onder 1, jo. onderdeel c LB, niet als bijdragen voor een pensioenregeling te behandelen. Voor zover het hierbij gaat om aanspraken op een uitkering bij arbeidsongeschiktheid kunnen deze worden aangemerkt als aanspraken ex art. 11, lid 1, aanhef en onder f LB. Ook A's beroep op het besluit van 9 januari 2001 nr. CPP2000/2593M slaagt.
De staatssecretaris gaat niet in cassatie en geeft een toelichting, zie onderstaande doorklik.
Toelichting minister van 16 februari 2007 n.a.v. intrekking cassatieberoep, 43.770, LB 1964 11 en 18 en EG-verdrag 39