Kamervragen over aftrekbaarheid kosten drugshandel

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

Uw brief (Kenmerk) 13 december 2007

DB 2008-0003M

Geachte voorzitter,

Hierbij doe ik u mede namens de minister van Justitie de antwoorden toekomen van het lid Irrgang (SP) inzake de aftrekbaarheid van kosten voor de drugshandel.

Hoogachtend,

de staatssecretaris van Financiën,

mr. drs. J.C. de Jager

Bijlage

Antwoorden naar aanleiding van schriftelijke vragen van het lid Irrgang (SP) over de aftrekbaarheid van kosten voor de drugshandel

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de Hoge Raad van 7 december 2007 over het fiscaal aftrekbaar zijn van drugssmokkel?1

Ja.

Vraag 2, 3 en 4

Vindt u het wenselijk dat de kosten van de inkoop van drugs in sommige gevallen op het genoten inkomen kunnen worden afgetrokken?

Bent u naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad bereid de wet te wijzigen? Zo neen, waarom niet?

Vindt u dat kosten voor criminele handelingen of kosten die samenhangen met criminele handelingen altijd niet aftrekbaar zouden moeten zijn? Zo ja, bent u bereid ook dit punt met een wetswijziging voor te stellen? Zo neen, waarom niet?

Vanwege het maatschappelijke belang om criminele activiteiten tot het uiterste te bestrijden, zijn kosten en lasten van misdrijven niet aftrekbaar. Dit vloeit voort uit artikel 3.14, eerste lid, onderdelen d en e, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001). Bij de uitsluiting van de aftrek van kosten en lasten van misdrijven wordt aangesloten bij strafrechtelijk optreden dat uitmondt in een veroordeling dan wel transactie. Hiermee wordt voorkomen dat de inspecteur van de Belastingdienst zelfstandig zou moeten beoordelen of al dan niet sprake is van een misdrijf en aldus op de stoel van de strafrechter zou moeten gaan zitten.

Voorts zijn kosten en lasten van wapens en munitie en van agressieve dieren waarvan het bezit is verboden, uitgesloten van aftrek. Daarnaast gelden aftrekbeperkingen voor geldboeten en steekpenningen. Dit volgt uit artikel 3.14, eerste lid, onderdelen c, f, g en h, van de Wet IB 2001.

Het bedoelde arrest heeft betrekking op een belastingplichtige die is veroordeeld voor het transport van drugs. De inspecteur heeft de aftrek geweigerd van de kosten van de schepen die gebruikt zijn voor het transport van drugs en de kosten die samenhangen met het verloren gaan van hash bij mislukte transporten. De inspecteur heeft deze kosten in verband gebracht met de handel in drugs. Het Hof heeft deze stelling niet besproken. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de aftrekbeperking voor kosten van misdrijven op deze grond niet kon worden toegepast omdat de belastingplichtige is veroordeeld voor het transport van drugs en niet voor de handel in drugs. Als de inspecteur de kosten in verband had gebracht met het transport van drugs, dan had de aftrek wel geweigerd kunnen worden. Het arrest geeft dan ook geen aanleiding voor een wetswijziging.

1: LJN: BA1113, Hoge Raad, 43036