Kamervragen Regeling Dienstverlening aan huis

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 'S-GRAVENHAGE

Ons kenmerk: AFP 2008-266

Geachte voorzitter,

Hierbij zenden wij u de antwoorden op de vragen van het lid Van Hijum en het lid Omtzigt (beide CDA) over de Regeling Dienstverlening aan huis.

Hoogachtend,

de staatssecretaris van Financiën,

mr. drs. J.C. de Jager

de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

ing. A. Aboutaleb

Vragen van de leden Van Hijum en Omtzigt (beiden CDA) aan de staatssecretarissen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Financiën over de Regeling Dienstverlening aan huis. (Ingezonden 14 maart 2008)

1

Bent u op de hoogte van de onduidelijkheden en knelpunten die zich voordoen rond de Regeling Dienstverlening aan huis? 1)

Antwoord:

Wij zijn op de hoogte van het artikel in het Eindhovens Dagblad van 13 maart 2008 waaraan deze leden refereren.

2

Is het waar dat u beiden al vorig jaar bent benaderd door private intermediairs die willen bemiddelen tussen vraag en aanbod binnen de Regeling Dienstverlening aan huis, maar daarbij aanlopen tegen onduidelijkheden en tegenstrijdigheden in de regeling? Wat hebt u met deze signalen gedaan?

Antwoord:

Ambtenaren van SZW en FIN zijn vorig jaar benaderd door één private partij, die ideeën had om als intermediair te fungeren binnen de Regeling Dienstverlening aan huis (hierna:DAH). Wij hebben de signalen van deze partij vernomen en zijn momenteel in beraad hoe wij eventuele onduidelijkheden weg kunnen nemen en de voorlichting rond de Regeling DAH kunnen verbeteren.

Verder hebben wij de private partij erop gewezen dat de Regeling DAH uitsluitend is bestemd voor particulieren onderling, waarbij tussen opdrachtgever en opdrachtnemer een arbeidsrelatie bestaat die als dienstbetrekking kwalificeert, maar op grond van de Regeling DAH niet als zodanig wordt beschouwd.

3

Kunt u aangeven of een persoon die binnen de grenzen van de Regeling dienstverlening aan huis werkt (maximaal drie dagen werken in of rond het huishouden), een dienstverband heeft met zijn/haar opdrachtgever?

Antwoord:

Het antwoord op die vraag kan niet worden bepaald aan de hand van de Regeling DAH. Een persoon komt alleen voor de Regeling DAH in aanmerking als er sprake is van een dienstbetrekking en bovendien wordt voldaan aan de voorwaarden in deze regeling. Er is sprake van een dienstbetrekking wanneer voldaan wordt aan de elementen loon, persoonlijk arbeid verrichten en een gezagsverhouding. Een en ander is dus afhankelijk van de specifieke omstandigheden in een bepaald geval. Bij de informatie op de website www.dienstverleningaanhuis.szw.nl wordt ervan uitgegaan dat aan de voorwaarden voor een dienstbetrekking is voldaan (zie hieronder het kader “Informatie voor de opdrachtgever” van de website www.dienstverleningaanhuis.szw.nl). Daar wordt immers aangegeven wanneer een dienstverlener in dienst (dienstbetrekking) wordt genomen. De consequenties die hieraan verbonden zijn, worden in onderstaand kader nader uitgewerkt.

Informatie voor de opdrachtgever van de website www.dienstverleningaanhuis.nl

U neemt een dienstverlener in dienst, bijvoorbeeld iemand die op de kinderen past of een klus in huis doet. U bent niet alleen opdrachtgever maar ook werkgever. Dit betekent:

  • De dienstverlener voert het werk waarvoor u hem hebt aangenomen zelf uit.
  • U betaalt (ten minste het wettelijk minimum)loon voor het uitgevoerde werk.
  • Er is sprake van een gezagsverhouding: u geeft aan welk werk gedaan moet worden en bijvoorbeeld hoe het werk gedaan moet worden.
    Let op:
    Door de bovenstaande voorwaarden is er sprake van een arbeidsovereenkomst en niet van een opdracht. Een opdracht is bijvoorbeeld als u iemand een keer medicijnen voor u laat halen. Een opdracht valt niet onder de Regeling dienstverlening aan huis.
  • Elke dienstverlener mag maximaal drie dagen per week voor u komen werken: drie keer per week een uur; drie keer een dagdeel of drie hele dagen.
  • U spreekt een uurprijs af met de dienstverlener. Deze mag niet lager zijn dan het minimumloon.
  • U hebt – net als bij een opdracht - verder geen administratieve verplichtingen. U hoeft geen loonbelasting en premies werknemersverzekeringen af te dragen.
  • U moet een vakantietoeslag van 8% betalen en bij fulltime werkzaamheden vier weken vakantie doorbetalen en anders naar evenredigheid.

4

Kunt u aangeven of het waar is dat de dienstverlener zijn/haar inkomsten bij de Belastingdienst moet opgeven als “resultaat uit overige werkzaamheden”, zoals aangegeven in de beantwoording op 23 januari van onze schriftelijke vragen?

Antwoord:

De dienstverlener die zijn of haar werkzaamheden verricht onder de condities als beschreven in artikel 5 van de Wet op de loonbelasting 1964, moet de inkomsten uit die werkzaamheden in de aangifte inkomstenbelasting aangeven als resultaat uit overige werkzaamheden.1 De condities van vorengenoemd artikel 5 houden in dat de dienstverlener uitsluitend of nagenoeg uitsluitend diensten verricht ten behoeve van het huishouden van de natuurlijke persoon tot wie hij in dienstbetrekking staat en hij/zij die diensten doorgaans op maximaal drie dagen per week verricht.

5

Hoe is, in vervolg op vraag 4, te verklaren dat geïnteresseerde intermediairs bij de Belastingdienst te horen krijgen dat dienstverleners hun inkomsten binnen de regeling als “inkomsten uit loon” moeten opgeven?

Antwoord:

Gezien het antwoord op vraag 4 hiervoor is de fiscale kwalificatie van de bedoelde inkomsten van meet af aan duidelijk. Bij vragen in die richting hoort dan ook dat antwoord. Aangezien wij geen inzicht hebben in de vragen die concreet zijn voorgelegd, is het niet mogelijk te beoordelen om welke reden en in welke context de antwoorden zijn gegeven. Als de intermediair als werkgever van de dienstverlener optreedt, zijn de inkomsten overigens wel loon voor de dienstverlener.

6

Kunt u aangeven of een dienstverlener BTW moet afdragen over de verworven inkomsten uit de regeling? Onder welke voorwaarden kan de dienstverlener vrijstelling van BTW-afdracht krijgen?

Antwoord:

Een dienstverlener die werkzaamheden verricht in het kader van een dienstbetrekking is voor de werkzaamheden jegens zijn werkgever, geen ondernemer voor de BTW. Ter zake van die werkzaamheden is de dienstverlener geen BTW verschuldigd. Dat geldt ook in het geval er sprake is van een dienstbetrekking, maar die dienstbetrekking voor de toepassing van de Wet op de loonbelasting 1964 niet als zodanig wordt aangemerkt, zoals het geval is in de situatie die is beschreven in artikel 5, eerste lid, van die wet (de Regeling DAH).

Als er echter geen sprake is van handelen binnen een dienstbetrekking, dan treedt de dienstverlener op als BTW-ondernemer. Hij is dan BTW verschuldigd over de diensten jegens zijn opdrachtgevers. Hetzelfde is aan de orde als de intermediair BTW-ondernemer is. Er wordt dan niet gewerkt onder de Regeling DAH. Die regeling kan immers alleen toepassing vinden tussen particulieren en als sprake is van een (civielrechtelijke) dienstbetrekking.

De Europese BTW-regels bieden, behoudens bijzondere situaties (zie het antw oord op vraag 7), geen mogelijkheid die diensten vrij te stellen van BTW. In dit verband merken wij nog op dat als een dienstverlener bij een particulier op ad-hocbasis bijvoorbeeld dakgoten schoonmaakt, schilderwerkzaamheden verricht, tuinen onderhoudt, vloerbedekking legt, tegels zet of timmerwerkzaamheden verricht, er veelal geen sprake zal zijn van een dienstbetrekking. De consequentie daarvan is dat de dienstverlener over die diensten in beginsel BTW is verschuldigd. Hiermee bevindt de zelfstandige dienstverlener zich voor de heffing van BTW in dezelfde positie als elke andere ondernemer die genoemde werkzaamheden verricht. Ondernemers - natuurlijke personen - met een relatief geringe omzet kunnen overigens gebruik maken van de zogenoemde kleine ondernemersregeling. Die regeling houdt in dat zij de door hen in beginsel verschuldigde BTW niet of niet geheel aan de fiscus behoeven te betalen.

7

Is het waar dat er een onderscheid bestaat in BTW-verplichting tussen werksters die geïndiceerde huishoudelijke diensten verlenen binnen de WMO (via een PGB of financiële vergoeding), en werksters die hetzelfde werk doen maar betaald worden door particulieren zelf? Acht u dit onderscheid gerechtvaardigd?

Antwoord:

Huishoudelijke verzorging, als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), die wordt verleend door BTW-plichtige ondernemers aan personen van wie op grond van de Wmo vaststaat dat zij op die zorg zijn aangewezen, is vrijgesteld van BTW. Daarbij is niet relevant wie de vergoeding voor die diensten betaalt. Het betreft hier de BTW-vrijstelling voor (een bepaalde vorm van) thuiszorg. Andere vormen van huishoudelijke verzorging en hulp zijn, zo deze worden verleend door BTW-plichtige ondernemers, belast met B TW. Nog daargelaten dat de Europese BTW-regels geen ruimte bieden om alle vormen van huishoudelijke verzorging en hulp vrij te stellen van BTW, achten wij het gerechtvaardigd dat alleen de huishoudelijke verzorging in de zin van de Wmo (de zgn. geïndiceerde thuiszorg) is vrijgesteld van BTW.

8

Moeten particulieren bij het betalen van dienstverleners rekening houden met BTW-verplichtingen? Welk gevolg heeft dit voor het uurtarief dat minimaal moet worden afgesproken?

Antwoord:

Als een dienstverlener als BTW-plichtige ondernemer optreedt, is hij ter zake van zijn diensten BTW verschuldigd. Die zal hij, in overeenstemming met de bedoeling van de BTW-wetgeving, aan de afnemers in rekening (willen) brengen. De hoogte van het uurtarief dat hij voor zijn dienstverlening hanteert, is een zaak tussen de dienstverlener en zijn afnemers. Het is dus aan de dienstverlener om de BTW door te berekenen.

Indien de werkzaamheden worden verricht conform de voorwaarden van de Regeling DAH hoeft geen rekening te worden gehouden met BTW verplichtingen.

9

Onder welke voorwaarden kunnen private intermediairs binnen de Regeling Dienstverlening aan huis bemiddelen tussen vraag een aanbod?

Antwoord:

Zoals aangegeven bij vraag 3 is de Regeling DAH alleen bestemd voor particulieren onderling. Een intermediair kan wel een rol vervullen in het bij elkaar brengen van vraag en aanbod op de markt voor persoonlijke diensten.

10

Welk effect hebben de hiervoor genoemde administratieve verplichtingen naar uw inschatting op de bereidheid van huishoudens en dienstverleners om gebruik te maken van de Regeling Dienstverlening aan huis?

Antwoord:

Er is nauwelijks sprake van administratieve lasten. Bij de vroegere huishoudhulpconstructie (de voorganger van de Regeling DAH) zijn administratieve lasten nooit als problematisch naar voren gekomen.

11

Deelt u de mening dat het funest is voor de effectiviteit van de Regeling Dienstverlening aan huis om onduidelijkheid te laten bestaan over de fiscale en arbeidsrechtelijke aspecten van de regeling? Wat gaat u er aan doen om deze onduidelijkheden en tegenstrijdigheden weg te nemen?

Antwoord:

Wij zijn het er mee eens dat onduidelijkheid ten koste gaat van de effectiviteit. Wij zullen gezamenlijk zoeken naar mogelijkheden voor een verdere verbetering informatievoorziening rond de Regeling DAH.

12

Op welke wijze gaat u de informatievoorziening over de fiscale en arbeidsrechtelijke aspecten in de richting van huishoudens en dienstverleners verbeteren? Bijvoorbeeld via brochures en internet?

Antwoord:

Momenteel onderzoeken wij hoe de informatievoorziening van de Regeling DAH verder kan worden verbeterd en welke communicatiemiddelen hierbij het best kunnen worden ingezet.

1: Kamerstukken II, 2006/07, 30 804, nr. 3, blz. 7, 46.