Natuurschoonwet 1928

Natuurschoonwet 1928

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector Brieven & Beleidsbesluiten

Besluit van 11 oktober 2007, nr. CPP2007/205M, Stcrt. nr. 202

De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

In dit besluit is een aantal besluiten over de Natuurschoonwet 1928 (NSW) geactualiseerd en samengevoegd. In onderdeel 6 is een beleidswijziging opgenomen.

1. Lijst van afkortingen

NSW

Natuurschoonwet 1928

Rangschikkingsbesluit NSW

Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928

NSW-landgoed

Onder de NSW gerangschikte onroerende zaak

Rangschikkingswaardig landgoed

Landgoed dat voldoet aan de eisen voor rangschikking zoals voldoende oppervlakte.

1.1. Algemeen

De NSW geeft fiscale faciliteiten voor de verkrijgers van gerangschikte NSW-landgoederen. Rangschikking vindt plaats op verzoek. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en de Staatssecretaris van Financiën geven aan de eigenaar van het NSW-landgoed een beschikking af. Op de faciliteiten kan gedurende 25 jaar na de verkrijging of de inbreng worden teruggekomen. In het Rangschikkingsbesluit NSW zijn nadere voorwaarden opgenomen voor de rangschikking als NSW-landgoed.

In dit beleidsbesluit worden de NSW-faciliteiten behandeld die gelden voor het successierecht, het schenkingsrecht, het recht van overgang en de overdrachtsbelasting. Dit beleidsbesluit behandelt de huidige wet- en regelgeving.

2.Te laat ingediend verzoek om handhaving rangschikking

Een NSW-landgoed kan in een aantal gevallen zijn status verliezen (artikel 3 van de NSW). Eén van die gevallen betreft de overdracht van (een gedeelte van) het landgoed. De koper van het landgoed kan echter binnen zes maanden na de overdracht een verzoek om handhaving van de rangschikking doen. Als het verzoek wordt ingewilligd, treedt bedoeld statusverlies niet op.
Bij een te laat verzoek wordt het landgoed met ingang van het tijdstip van de overdracht onttrokken aan de NSW-rangschikking. Bij inwilliging van het te late verzoek vindt de rangschikking ten name van de koper plaats met ingang van de datum van de ontvangst van het te late verzoek. Er ontstaat daardoor een onderbreking in de rangschikking. Dit heeft tot gevolg dat op de eerder verleende faciliteiten wordt teruggekomen (artikelen 8 en 9c van de NSW).

Termijnverlenging. Bezwaar tegen onttrekking aan de rangschikking
Artikel 3, tweede lid, van de NSW de bevoegdheid de termijn van zes maanden te verlengen. Termijnverlenging is alleen mogelijk in bijzondere gevallen. Een bezwaar tegen een tijdelijke onttrekking door een te laat ingediend verzoek om handhaving van de rangschikking, wordt ongegrond verklaard. Een uitzondering kan gelden als er bijzondere omstandigheden aanwezig zijn die de termijnoverschrijding rechtvaardigen.
In een aantal gevallen is gebleken dat bij een te laat verzoek de alsnog in te vorderen c.q. alsnog verschuldigde belasting in geen verhouding staat tot de omstandigheid dat de zesmaandstermijn is overschreden.

Goedkeuring
Op verzoek kan de invordering van belasting gedeeltelijk achterwege kan blijven als is voldaan aan de volgende voorwaarden en uitgangspunten.
- Vanaf de datum van de overdracht tot aan de datum van indiening van het te late verzoek om handhaving van de rangschikking zijn niet meer dan vijf jaren verstreken.
- Het gehele bedrag dat op grond van de artikelen 7 of 9c NSW is verschuldigd, wordt nagevorderd of geheven.
- Er wordt niet meer ingevorderd dan 1/25 * A * B. Voor het successierecht, schenkingsrecht en recht van overgang is A het gedeelte van de belasting waarvan op grond van artikel 7, eerste lid, van de NSW invordering achterwege is gebleven, verminderd met de reeds op grond van artikel 8a van de NSW ingevorderde belasting. Voor de overdrachtbelasting is A de belasting die op grond van artikel 9c, eerste lid, van de NSW alsnog is verschuldigd. B is het aantal jaren dat na de overdracht is verstreken tot het tijdstip waarop het verzoek om rangschikking is ingediend. Hierbij wordt een gedeelte van een jaar als een geheel jaar beschouwd.
- Het in te vorderen bedrag wordt als volgt gemaximeerd. Als het verzoek om rangschikking binnen vijf jaar na de datum van de overdracht is ingediend wordt niet meer dan € 5.000 ingevorderd. Bij indiening van het verzoek binnen vier, drie, twee en één jaar na de datum van de overdracht bedraagt het in te vorderen bedrag niet meer dan respectievelijk € 4.000, € 3.000, € 2.000 en € 1.000. De bedragen gelden per middel en per verkrijger. Als op het landgoed meer dan één belastingclaim rust, wordt het maximaal in te vorderen bedrag per belastingclaim berekend.
- Het verschil tussen het nagevorderde of nageheven bedrag en het op grond van deze goedkeuring beperkt in te vorderen bedrag blijft op de gebruikelijke wijze en onder de gebruikelijke voorwaarden buiten invordering. Dit betekent bijvoorbeeld dat het niet-ingevorderde bedrag alsnog wordt ingevorderd als zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 8 of 9c van de NSW.
- De tegemoetkoming wordt slechts verleend voorzover het karakter van landgoed van de onroerende zaak in de periode van tijdelijke onttrekking niet is aangetast of verloren is gegaan door gebrek aan behoorlijk onderhoud of door andere omstandigheden. Bij een opengesteld NSW-landgoed dient bovendien het landgoed in de periode van de tijdelijke onttrekking overeenkomstig de daarvoor geldende voorwaarden voor het publiek toegankelijk te zijn geweest.
- De goedkeuring is van toepassing bij het statusverlies ten gevolge van overdracht van de eigendom van het landgoed, en voor alle in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van de NSW genoemde gevallen.

3. Verkrijging van nog niet onder de NSW gerangschikte landgoederen

Voor de vrijstelling van overdrachtsbelasting als bedoeld in artikel 9a van de NSW moet de verkregen onroerende zaak ten tijde van de verkrijging zijn gerangschikt. Op verzoek kan de vrijstelling ook worden toegepast als het landgoed nog niet is gerangschikt. Hierbij gelden de volgende voorwaarden.
- De onroerende zaak is ten tijde van de verkrijging rangschikkingswaardig.
- In of bij de akte van verkrijging is een beroep op de vrijstelling gedaan.
- Het verzoek om rangschikking moet zijn ingediend. Bij de akte wordt een kopie van het verzoek om rangschikking onder de NSW overgelegd.
- De voorwaarden als bedoeld in artikel 9c van de NSW zijn van toepassing.

Als achteraf blijkt dat de onroerende zaak ten tijde van de verkrijging niet rangschikkingswaardig was of als de rangschikking niet tot stand komt, dan is de overdrachtsbelasting alsnog verschuldigd.

3.1. Gefaseerde verkrijging van een nog niet gerangschikt landgoed

Een enkele verkrijging kan op zich onvoldoende zijn voor een rangschikkingswaardig landgoed. Dit is bijvoorbeeld het geval als de onroerende zaak een te kleine oppervlakte heeft. Pas na de samenvoeging met andere onroerende zaken ontstaat een rangschikkingswaardig landgoed. De vrijstelling kan dan niet op eerste verkrijging(en) worden toegepast.

Goedkeuring
De verkrijgingen die nodig zijn om een rangschikkingswaardig landgoed te vormen kunnen samenhangende rechtshandelingen zijn. Ik keur artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelasting (de hardheidsclausule) goed dat voor de samenhangende rechtshandelingen de vrijstelling van artikel 9a van de NSW kan gelden. Hierbij gelden de volgende voorwaarden.
- De “eerste” verkrijging(en) en de “laatste” verkrijging waardoor een te rangschikken onroerende zaak ontstaat, vinden plaats binnen een periode van zes maanden.
- Bij de afrondende verkrijging wordt een beroep op de vrijstelling gedaan.
- Bij de akte van de laatste verkrijging wordt een kopie van het verzoek om rangschikking onder de NSW overgelegd.
- De voorwaarden als bedoeld in artikel 9c van de NSW zijn van toepassing.
- Als achteraf blijkt dat de onroerende zaak ten tijde van de laatste verkrijging niet rangschikkingswaardig was of als de rangschikking niet tot stand komt, dan is de overdrachtsbelasting alsnog verschuldigd.

4. Landgoedrechtspersonen

De verkrijging van een landgoed door een rechtspersoon kan zijn vrijgesteld van overdrachtsbelasting. De vrijstelling geldt als de rechtspersoon naar het oordeel van de Minister van Financiën hoofdzakelijk de instandhouding van een of meer landgoederen ten doel heeft (artikel 9a van de NSW). De overdrachtsbelasting wordt onder meer alsnog verschuldigd als naar het oordeel van de Minister de rechtspersoon niet meer hoofdzakelijk de instandhouding van landgoederen ten doel heeft, dan wel werkzaamheden verricht welke met dat doel in strijd zijn (artikel 9c van de NSW). De rechtspersoon kan tot het moment van de verkrijging een verzoek doen om te worden aangemerkt als landgoedrechtspersoon. De doelstelling moet uitdrukkelijk in de statuten zijn opgenomen. De feitelijke activiteiten moeten hiermee in overeenstemming zijn.
De beoordeling vindt onder meer plaats op basis van de waarde van de bezittingen van die rechtspersoon. De werkzaamheden van het lichaam dienen voor ten minste 70% te bestaan uit het instandhouden van de landgoederen. Dit percentage kan worden verlaagd naar 50 indien de overige bezittingen inkomsten opleveren die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de landgoederen en de inkomsten hoofdzakelijk daarvoor worden aangewend.

5. Overdracht landgoed gevolgd door kwijtschelding koopsom

De faciliteiten van de NSW zijn niet van toepassing bij de overdracht van een NSW-landgoed gevolgd door kwijtschelding van de koopsom. In dat geval bestaat de verkrijging (de schenking) niet uit een landgoed. Over de kwijtschelding is schenkingsrecht verschuldigd omdat er geen landgoed is geschonken. Dit kan anders zijn als de kwijtschelding deel uitmaakt van hetzelfde samenstel van rechtshandelingen in verband met de overdracht van het landgoed.

6. Herrekening van recht bij gedeeltelijk verlies NSW-status

Als een NSW-landgoed krachtens erfrecht of schenking wordt verkregen blijft invordering van successie- of schenkingsrecht of recht van overgang (gedeeltelijk) achterwege (artikel 7 van de NSW). Binnen een tijdvak van 25 jaren na het overlijden of de schenking kan de buiten invordering gebleven belasting (gedeeltelijk) worden ingevorderd (artikel 8 van de NSW).

Als het gehele landgoed zijn status als landgoed heeft verloren wordt het gehele bedrag ingevorderd dat buiten invordering is gebleven, inclusief invorderingsrente. Bij een gedeeltelijk statusverlies dient volgens artikel 8, tweede lid, van de NSW het recht te worden herrekend. De herrekening leidt niet tot teruggaaf.

Bij gedeeltelijk statusverlies van een relatief klein gedeelte van het NSW-landgoed kan door waardestijging een onevenredig groot deel van het buiten invordering gebleven bedrag alsnog worden ingevorderd. Deze uitwerking leidt tot een niet beoogd gevolg.

Goedkeuring
Op grond van artikel 8, zevende lid, van de NSW keur ik goed dat bij gedeeltelijk statusverlies op verzoek wordt ingevorderd een evenredig gedeelte van het recht dat op grond van artikel 7 van de NSW buiten invordering is gebleven. Het evenredig gedeelte wordt volgens de volgende breuk berekend. De teller is gelijk aan de waarde van het onttrokken gedeelte van het landgoed. De noemer is gelijk aan de waarde van het gehele landgoed. Voor teller en noemer gelden daarbij de waarden op het moment van onttrekking.

7. Mandatering

De volgende bevoegdheden heb ik gemandateerd aan de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/Oost-Brabant:
- de bevoegdheid om bovenvermelde goedkeuringen toe te passen; en
- de bevoegdheid om de status van landgoedrechtspersonen te beoordelen.

8. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede werkdag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

9. Ingetrokken regelingen

De volgende besluiten zijn met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit ingetrokken:
- 5 februari 1929, nr. 66
- 18 juli 1930, nr. 56
- 12 september 1985, nr. 85-10100
- 12 september 1985, nr. 285-13454
- 27 december 1988, IB 88/1084, onderdeel 16
- 7 juli 1989, nr. WV 89/189
- 13 maart 1990, nr. IB 89/1078
- 26 augustus 1991, nr. VB 91/1391
- 13 mei 2003, nr. CPP2003/1103M
- 13 mei 2003, nr. CPP2003/1104M
- 11 juni 2003, nr. CPP2003/1450M
- 9 september 2003, nr. CPP2003/1920M
- 1 maart 2004, nr. CPP2003/1918M

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 11 oktober 2007.

de staatssecretaris van Financiën,
namens deze:
de directeur-generaal Belastingdienst,
mr. J. Thunnissen.