Regeling aanwezigheid belastingambtenaren België - Nederland ten behoeve van een belastingonderzoek
Regeling tussen de bevoegde autoriteiten van België en van Nederland inzake de aanwezigheid van belastingambtenaren van de ene Staat op het grondgebied van de andere Staat ten behoeve van belastingonderzoek
Directoraat-generaal Belastingdienst, team Internationaal
Besluit van 14 april 2008, nr. DGB2008/2076M, Stcrt. nr. 79
De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.
Op 11 maart 2008 en 21 maart 2008 hebben de bevoegde autoriteiten van België en Nederland een regeling ondertekend ten behoeve van aanwezigheid van belastingambtenaren van de ene Staat op het grondgebied van de andere Staat.
De regeling geeft onder meer aan in welke gevallen een verzoek tot aanwezigheid van ambtenaren van de ene Staat op het grondgebied van de andere Staat wordt gedaan, op welke wijze een verzoek dient te worden vormgegeven en geeft aanwijzingen voor het uitvoeren van een dergelijk onderzoek.
Deze regeling vervangt de regeling van 3 juni 1998 tussen de bevoegde autoriteiten van België en Nederland inzake de aanwezigheid van belastingambtenaren van de ene Staat op het grondgebied van de andere Staat ten behoeve van belastingonderzoek en treedt in werking op 1 april 2008.
Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 14 april 2008.
De staatssecretaris van Financiën,
namens deze:
de directeur-generaal Belastingdienst,
mr. J. Thunissen.
1 APRIL 2008.- Regeling tussen de bevoegde autoriteiten van België en van Nederland inzake de aanwezigheid van belastingambtenaren van de ene Staat op het grondgebied van de andere Staat ten behoeve van belastingonderzoek
Regeling van 1 april 2008
De bevoegde autoriteiten van België en Nederland verklaren, na overleg,
- in uitvoering van het bepaalde in de artikelen 6 en 9 van de Richtlijn 77/799/EEG van de Raad van 19 december 1977 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe belastingen, zoals gewijzigd, en op basis van het bepaalde in artikel 11 van de Verordening (EG) nr. 1798/2003 van de Raad van 7 oktober 2003 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 218/92, en van artikel 11 van de Verordening (EG) nr. 2073/2004 van de Raad van 16 november 2004 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de accijnzen, zoals deze bepalingen doorwerken in de respectievelijke wetgevingen van beide landen:
- langs Belgische zijde:
* artikel 338 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992
* artikel 93terdecies van het BTW-Wetboek
* artikel 38 van de Wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop;- langs Nederlandse zijde:
*de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (Wet van 24 april 1986, Stb. 249);
- op basis van het Verdrag tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen en van de Protocollen I en II, gedaan te Luxemburg op 5 juni 2001, meer in het bijzonder van de artikelen 29 en 31;
- op basis van het Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken/fiscale aangelegenheden, gedaan te Straatsburg op 25 januari 1988,
- en onverminderd verdergaande bepalingen van de Overeenkomst inzake de administratieve en strafrechtelijke samenwerking op het gebied van de regelingen die verband houden met de verwezenlijking van de doelstellingen van de Benelux Economische Unie van 29 april 1969 en het Aanvullend Protocol houdende bij zondere bepalingen op het stuk van de belastingen en
- gelet op de wens van beide Staten om de wederzijdse bijstand tussen België en Nederland te intensiveren, dat ambtenaren van de belastingadministraties van beide Staten op elkaars grondgebied aanwezig mogen zijn om met inachtneming van de nationale wetgeving van beide Staten inlichtingen in te zamelen die van nut kunnen zijn voor de juiste vaststelling van de belastingen naar het inkomen en het vermogen en van de belasting over de toegevoegde waarde en de accijnzen in één van beide of in beide Staten, met inachtneming van het navolgende.
1. Voor de uitvoering van deze Regeling zijn de bevoegde autoriteiten:
In Nederland:
Voor de directe belastingen:
Belastingdienst/FIOD-ECD
Team Internationaal
Postbus 59395
1040 KJ Amsterdam
Voor de BTW:
Belastingdienst/CLO Nederland
Kantoor Almelo
Postbus 378
7600 AJ Almelo
Voor de accijnzen:
Douane Informatie Centrum (DIC)
Postbus 70005
3000 KG Rotterdam
In België:
Voor de directe belastingen:
Directie III/1
Centrale diensten Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit
North Galaxy
Koning Albert II-laan 33, bus 25
1030 BRUSSEL
Voor de BTW :
Directie III/3
Centrale diensten Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit
North Galaxy
Koning Albert II-laan 33, bus 25
1030 BRUSSEL
Voor de Accijnzen:
Dienst Accijnsprocedures
Centrale diensten Administratie der douane en accijnzen
North Galaxy
Koning Albert II-laan 33, bus 37
1030 BRUSSEL
Subdelegatie van deze bevoegdheden is steeds mogelijk.
2. Een verzoek tot aanwezigheid van ambtenaren van de ene Staat bij een onderzoek op het grondgebied van de andere Staat wordt gedaan in bijzondere gevallen. Met name valt te denken aan:
- gevallen waarin er indicaties zijn van grensoverschrijdende onregelmatigheden of fraude van beduidende omvang in één van beide of in beide Staten;
- gevallen waarvan de complexiteit de aanwezigheid van ambtenaren wenselijk maakt, daaronder kunnen op het gebied van indirecte belastingen ook vallen: e-commerce en teruggaven van belastingen;
- gevallen waarin termijnoverschrijding dreigt en waarin de aanwezigheid van ambtenaren het onderzoek kan bespoedigen;
- gezamenlijke onderzoeken in het kader van bilaterale of multilaterale controles.
3. De bevoegde autoriteiten kunnen besluiten de aanwezigheid van ambtenaren van de ene Staat op het grondgebied van de andere Staat toe te staan in andere gevallen dan bedoeld in punt 2.
4. Het verzoek tot aanwezigheid van een ambtenaar dient door de bevoegde autoriteit van de verzoekende Staat schriftelijk te gebeuren.
In alle gevallen moet het verzoek tot aanwezigheid van ambtenaren gemotiveerd zijn.
Een verzoek tot aanwezigheid van ambtenaren op het grondgebied van de andere Staat op basis van deze regeling dient deel uit te maken van een verzoek om een bepaald onderzoek in te stellen en vermeldt de stappen die de verzoekende autoriteit heeft genomen om de gewenste informatie te verkrijgen.
De bevoegde autoriteit van de aangezochte Staat neemt uiterlijk binnen een termijn van 30 dagen na ontvangst van het verzoek een beslissing omtrent het verzoek. De bevoegde autoriteiten kunnen overeenkomen om die termijn in spoedeisende gevallen in te korten.
De aanwezigheid van ambtenaren van de verzoekende Staat op het grondgebied van de andere Staat is slechts toegelaten nadat het verzoek door die andere Staat schriftelijk werd ingewilligd. In geval van inwilliging van een verzoek stelt de bevoegde autoriteit van de aangezochte Staat de bevoegde autoriteit van de verzoekende Staat zo spoedig mogelijk in kennis van het tijdstip en de plaats van het onderzoek en de autoriteit of de ambtenaar die is aangewezen om het onderzoek te verrichten.
De aangezochte autoriteit zal het verzoek slechts afwijzen op grond van een gemotiveerde beslissing en nadat daarover overleg is gepleegd met de verzoekende Staat.
5. Het onderzoek wordt verricht onder leiding van ambtenaren van de aangezochte Staat. De bezoekende ambtenaren zijn bevoegd aanwezig te zijn bij een onderzoek dat wordt ingesteld ter voldoening aan een verzoek om de inlichtingen in te zamelen die van nut kunnen zijn voor een juiste vaststelling van de belasting. De ambtenaren van de verzoekende Staat zullen daarbij de wetgeving van de aangezochte Staat respecteren.
6. Het is de ambtenaren van de verzoekende Staat toegestaan aanwezig te zijn bij die onderdelen van het onderzoek in de aangezochte Staat die voor het onderzoek in de verzoekende Staat van belang kunnen zijn.
7. Aan de bezoekende ambtenaren wordt op verzoek onder meer inzage verstrekt van boeken, bescheiden, stukken en andere gegevens- en informatiedragers die in het kader van het onderzoek van belang kunnen zijn. Desgevraagd worden aan hen, onder voorbehoud van de bepalingen van de wetgeving van de Staat waar het onderzoek plaatsvindt, kopieën dan wel afschriften van de hiervoor aangeduide gegevens en informatie verstrekt.
De verzoekende autoriteit kan de tijdens het onderzoek verkregen gegevens en informatie niet gebruiken voordat deze door de bevoegde autoriteiten van de Staat waar het onderzoek heeft plaatsgevonden zijn verstrekt met inachtneming van de nationale wetgeving van de Staat die de inlichtingen verstrekt.
8. In gevallen waarin in overeenstemming met de wetgeving of de administratieve praktijk van één van de Staten de administratie of de boekhouding van een belastingplichtige zich geheel of gedeeltelijk in de andere Staat bevindt, kunnen de bevoegde autoriteiten van de Staat waar de boekhouding zich bevindt op verzoek van de bevoegde autoriteiten van de Staat van de belastingplichtige besluiten de aanwezigheid van ambtenaren van de andere Staat toe te staan indien de belastingplichtige om die aanwezigheid heeft verzocht en de autoriteiten van de verzoekende Staat daarmee hebben ingestemd.
De bevoegde autoriteiten van de verzoekende Staat voegen een kopie van de aanvraag van de belastingplichtige bij hun verzoek.
De bevoegde autoriteiten van de aangezochte Staat kunnen bijkomende voorwaarden stellen met betrekking tot deze aanwezigheid.
9. Ambtenaren die aanwezig zullen zijn op het grondgebied van een andere Staat worden expliciet daartoe schriftelijk aangewezen en moeten voorzien zijn van een officiële machtiging waaruit blijkt dat zij optreden namens hun Staat. In alle gevallen moeten de ambtenaren hun ambtelijke hoedanigheid kunnen aantonen door middel van een bewijs van aanstelling of een ander legitimatiebewijs dat hun door de dienst waartoe ze behoren is verstrekt.
10. Deze regeling vervangt de regeling van 3 juni 1998 tussen de bevoegde autoriteiten van België en Nederland inzake de aanwezigheid van belastingambtenaren van de ene Staat op het grondgebied van de andere Staat ten behoeve van belastingonderzoek en treedt in werking op 1 april 2008.
Zij zal worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad en de Nederlandse Staatscourant.
Getekend in tweevoud te Brussel, op 11 maart 2008,
Voor de Federale Overheidsdienst Financiën van België:
De Adjunct-administrateur-generaal van de belastingen,
P. NECKEBROECK
en te Den Haag, op 21 maart 2008.
Voor het Ministerie van Financiën van Nederland:
De plv. Directeur-Generaal Belastingdienst,
T. POOLEN