Wetsvoorstel wijziging belastingen op milieugrondslag
Aan de Koningin
Ons Kenmerk: DV 2006-730 M
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 13 juli 2006, nr. 06.002548, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 11 augustus 2006, nr. W06.06.0282/IV, bied ik U hierbij aan.
Naar aanleiding van het advies van de Raad merk ik het volgende op.
1. Het advies van de Raad om in het wetsvoorstel te kiezen voor een gelijkluidende redactie voor de delegatie van bevoegdheden tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften wordt gevolgd.
Voorts is het voorgestelde artikel 36ka (voorheen artikel 36q) naar aanleiding van een opmerking van de Raad gewijzigd. De mogelijkheid tot subdelegatie in het artikel is vervangen door een rechtstreekse delegatie aan de minister in een nieuw tweede lid. In het voorgestelde artikel 36f, vijfde lid, is de subdelegatie vervangen door een rechtstreekse delegatie.
2. Met betrekking tot de delegatie van regelgevende bevoegdheid aan een of beide ministers wordt het advies van de Raad gevolgd door te kiezen voor een gelijkluidende redactie.
Het advies van de Raad naar aanleiding van de verschillende formuleringen in delegatiebepalingen omtrent “worden regels gesteld” en “kunnen regels worden gesteld” is eveneens gevolgd. In het algemeen deel van de memorie van toelichting is een motivering opgenomen voor het gebruik van de verschillende formuleringen in delegatiebepalingen.
Het advies omtrent artikel 36a, derde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag (hierna: Wbm) wordt niet gevolgd omdat het initiatief om nadere regels te stellen in de Wbm voorbehouden is aan de minister van Financiën. Door het advies van de Raad te volgen zou hieraan voorbij worden gegaan.
3. Aan de redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft in de bijlage bij zijn advies heb ik voor het grootste deel gevolg gegeven. Aan de volgende kanttekeningen heb ik geen gevolg gegeven:
- de eerste twee kanttekeningen. In de hoofdstukken II en III van de Wbm wordt niet een nieuwe afdeling ingevoegd, maar een afdeling in tweeën gedeeld. Hiertoe wordt in beide hoofdstukken een nieuw opschrift ingevoegd. Door de vrijstellingen en het tarief in de hoofdstukken II en III in aparte afdelingen op te nemen, wordt de indeling van deze hoofdstukken in overeenstemming gebracht met die van de hoofdstukken over de belasting op leidingwater en de energiebelasting (hoofdstukken IIa en Va).
- de derde kanttekening. Deze kanttekening van de Raad ziet op de teruggaaf die wordt verleend aan de provincie of de gemeente, die de afvalstoffen ter verwijdering heeft afgegeven. Wie het verzoek indient doet hierbij niet ter zake en hoeft om die reden niet bij wet geregeld te worden.
- de vierde kanttekening. De huidige definitie geeft het begrip duaal gebruik op de gewenste wijze weer. Ik zie daarom geen reden om deze definitie aan te passen.
- de achtste kanttekening. Door de in deze kanttekening voorgestelde wijziging over te nemen, zou de reikwijdte van artikel 29 te zeer beperkt worden.
- de elfde kanttekening. De elfde kanttekening van de Raad ziet op het ontstaan van twee momenten waarop belasting verschuldigd wordt met betrekking tot één belastbaar feit. Het advies van de Raad wordt niet gevolgd, omdat hier rekening mee wordt gehouden in de verrekening die plaatsvindt in de definitieve factuur, de eindfactuur.
Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt een aantal redactionele verbeteringen in het wetsvoorstel en de memorie van toelichting aan te brengen.
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De minister van Financiën,
drs. G. Zalm