Wijziging Leidraad Invordering 1990
Belastingdienst/Centrum voor Proces- en productontwikkeling,
Sector Ontwerp, procesketen Inning
Besluit van 19 april 2007, nr. CPP2007/687M, Stcrt. nr. 84
De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.
De Leidraad Invordering 1990, resolutie van 25 juni 1990, nr. AFZ90/1990, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 20 december 2006, Stcrt.251, nr. CPP2006/2760M, wordt gewijzigd zoals aangegeven in de bijlage.
Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 19 april 2007.
De staatssecretaris van Financiën,
namens deze:
de directeur-generaal Belastingdienst,
mr. J. Thunnissen.
Bijlage
Besluit van 19 april 2007, nr. CPP2007/687M
Artikel I
De Leidraad Invordering 1990 wordt gewijzigd als volgt.
A. Hoofdstuk I, artikel 3, § 4, wordt vervangen door:
§ 4. Rechtsbijstand in civiele procedures
Rijksadvocaat
1. Aan de advocaat aan wie de rechtsbijstand van de Belastingdienst in invorderingszaken is opgedragen, wordt de persoonlijke titel van rijksadvocaat verleend. In overleg met de rijksadvocaat kan aan één of meer van zijn kantoorgenoten de persoonlijke titel van plaatsvervangend rijksadvocaat worden verleend.
Procesvertegenwoordiging
2. In voor de burgerlijke rechter dienende zaken waarin procesvertegenwoordiging verplicht is en welke voortvloeien uit dan wel direct of indirect samenhangen met de invordering van door de Belastingdienst geheven belastingen, premies, toeslagen en andere heffingen (hierna: de invordering), treedt de rijksadvocaat op als advocaat ten behoeve van de ontvanger of (in het geval van invordering van toeslagen) de Staat, tenzij het ministerie van Financiën, directoraat-generaal Belastingdienst (hierna: het ministerie), anders bepaalt.
In zaken waarin zowel de ontvanger als de Staat zijn gedagvaard, treedt in beginsel de rijksadvocaat op, tenzij het geschil niet in overwegende mate betrekking heeft op de invordering, in welk geval de landsadvocaat optreedt.
In afwijking in zoverre van het voorgaande treedt de landsadvocaat op in alle cassatieprocedures bij de Hoge Raad der Nederlanden, met inbegrip van procedures welke direct of indirect samenhangen met de invordering.
Rechtsbijstand in overige zaken
3. In overleg met het ministerie kan voor zaken die dienen voor andere dan de onder het tweede lid bedoelde instanties alsook voor bij de burgerlijke rechter dienende zaken waarin procesvertegenwoordiging niet verplicht is, de rijksadvocaat worden opgedragen ten behoeve van de ontvanger of (in het geval van invordering van toeslagen) de Staat op te treden.
Rechtsbijstand bij tegenstrijdige belangen
4. Ingeval de te verlenen rechtskundige bijstand betrekking of mede betrekking mocht hebben op een cliënt van de rijksadvocaat of van één van diens kantoorgenoten, wordt de rechtsbijstand verleend door de landsadvocaat.
In persoon procederen voor de burgerlijke rechter
5. De ontvanger voorziet zich in alle voor de burgerlijke rechter dienende zaken van procesvertegenwoordiging, met uitzondering van:
- procedures voor de kantonrechter;
- procedures voor de voorzieningenrechter in kort geding, voor zover de ontvanger daarin de gedaagde partij is.
Toestemming
6. Alle door ontvangers te voeren gerechtelijke procedures waarin als eiser wordt opgetreden, behoeven de toestemming van het ministerie. Het vorenstaande geldt niet voor, behoudens voor zover in het kader van hoger beroep te voeren:
- verklaringsprocedures in het kader van derdenbeslagen;
- procedures voor de kantonrechter;
- procedures tot het instellen van een eis in hoofdzaak als bedoeld in artikel 700, derde lid, Rv.
Van deze procedures dient echter uiterlijk nadat het vonnis is uitgesproken mededeling aan het ministerie te worden gedaan;
- procedures die worden ingesteld naar aanleiding van een verzet ex artikel 435, derde lid dan wel artikel 708, tweede lid, Rv.
Opgemerkt wordt dat voor andere verzoekschriftprocedures dan de hiervoor genoemde ex artikel 700, derde lid, Rv en 708, tweede lid, Rv ook geen toestemming van het ministerie nodig is. Te denken valt in dit verband aan de procedure ter verkrijging van verlof tot het leggen van conservatoir beslag. Voorts kan gedacht worden aan de verzoekschriftprocedure die is voorgeschreven om tot verkoop van aandelen over te gaan en aan de verzoekschriftprocedure tot opening van een rangregeling.
Eenheid van beleid en uitvoering
7. Alvorens een standpunt in te nemen naar aanleiding van een rechtsvraag, legt de ontvanger de vraag voor aan de kennisgroep op het gebied van de rechtstoepassing (zie het Besluit van 25 februari 2004, nr. DGB2003/6662 M). In overleg met het ministerie kan de kennisgroep of de ontvanger de rijksadvocaat ter zake om advies vragen. In het geval invorderingsmaatregelen worden overwogen tegen personen of bedrijven terwijl verwacht mag worden dat die maatregelen publicitair of anderszins de aandacht zullen trekken, wordt het ministerie zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
B. In hoofdstuk IV, artikel 25, § 13, lid 11, worden de volgende wijzigingen aangebracht.
a. De tweede volzin vervalt.
b. In de vijfde volzin (oud), wordt "euro 40" vervangen door: € 20.
C. Hoofdstuk IV, artikel 26, § 2, lid 24a, vierde en vijfde volzin, wordt vervangen door:
De kosten die in mindering worden gebracht bedragen forfaitair € 8,50 per dag, dus ongeacht de werkelijke kosten, waarbij een maand op 30 dagen wordt gesteld. Als sprake is van kostgangers die niet een volle week de kost genieten, vindt toepassing van dit forfait naar evenredigheid plaats.
D. In hoofdstuk VI, artikel 36, § 5, lid 21, wordt de tekst na de vierde volzin vervangen door:
De toestand van betalingonmacht als bedoeld in de derde volzin eindigt in beginsel eerst vanaf het tijdstip waarop de naheffingsaanslagen ter zake waarvan de melding heeft plaatsgevonden, zijn betaald. Dit is slechts anders indien naar het oordeel van de ontvanger feitelijk geen sprake meer is van een toestand van betalingsonmacht omdat afdracht en voldoening op aangifte weer zijn hervat.
In het laatste geval herleeft de meldingsplicht op voorwaarde dat de ontvanger het lichaam daarover tijdig en schriftelijk heeft geïnformeerd.
E. Na hoofdstuk XV wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:
Hoofdstuk XVA. Verplichtingensignaal motorrijtuigenbelasting
§ 1. Algemeen
Geen kenteken op naam bij niet betalen motorrijtuigenbelasting
1. Het verplichtingensignaal is een signalering in het kentekenregister van de RDW Centrum voor voertuigtechniek en informatie. Het verplichtingensignaal wordt in het kentekenregister aangebracht voor een ieder die tenminste vijf aanslagen motorrijtuigenbelasting niet of niet volledig heeft betaald terwijl invordering niet op andere wijze mogelijk is gebleken. Het signaal zorgt ervoor dat een natuurlijke persoon of rechtspersoon geen kenteken meer op zijn naam kan zetten.
Voorwaarde voor het aanbrengen van een verplichtingensignaal
2. Er moet sprake zijn van tenminste vijf aanslagen motorrijtuigenbelasting, die onherroepelijk vaststaan Het is niet noodzakelijk dat de betreffende aanslagen zien op aaneensluitende tijdvakken of op hetzelfde voertuig. Voor toepassing van het verplichtingensignaal tellen echter niet mee aanslagen motorrijtuigenbelasting:
a. die betrekking hebben op het belastingjaar 2004 of eerder;
b. die niet meer worden ingevorderd, omdat invordering een onverdedigbare hardheid zou zijn;
c. die niet meer worden ingevorderd omdat belastingschuldige de toezegging heeft gekregen dat hij voor die aanslagen verder niet meer zal worden bemoeilijkt;
d. die niet meer worden ingevorderd omdat sprake is van een restbedrag;
e. die als natuurlijke verbintenis worden aangemerkt, zoals bijvoorbeeld na verjaring of na beëindiging van een wettelijke schuldsaneringsregeling.
Waarschuwingsbrief
3. Voordat een signalering in de zin van dit hoofdstuk wordt aangebracht krijgt de belastingschuldige vooraf minimaal één waarschuwingsbrief. In die brief wordt belastingschuldige uitgenodigd alsnog de betreffende motorrijtuigenbelasting binnen 14 dagen te voldoen, zodat signalering kan worden voorkomen.
Aanbrengen verplichtingensignaal
4. Als na afloop van de termijn van 14 dagen na de waarschuwingsbrief geen betaling heeft plaatsgevonden, wordt het verplichtingensignaal aangebracht. De ontvanger stelt de belastingschuldige in kennis van het aanbrengen van het verplichtingensignaal. Een verplichtingensignaal kan ook worden aangebracht gedurende een faillissement, minnelijke schuldsaneringsregeling of wettelijke schuldsaneringsregeling.
Royement verplichtingensignaal
5. Een aangebrachte signalering wordt uit het register verwijderd als alle ten name van belastingschuldige openstaande aanslagen motorrijtuigenbelasting, met uitzondering van die genoemd in het tweede lid, onderdelen a tot en met e, van dit hoofdstuk zijn voldaan. Daartoe dient belastingschuldige een schriftelijk verzoek te richten aan de ontvanger.
De ontvanger zal het verplichtingensignaal ambtshalve opheffen op het moment dat ten name van belastingschuldige geen openstaande aanslagen motorrijtuigenbelasting meer invorderbaar zijn als gevolg van het feit dat deze aanslagen:
- zijn kwijtgescholden;
- na homologatie van een akkoord worden aangemerkt als een natuurlijke verbintenis.
De ontvanger stelt belastingschuldige in kennis van het beëindigen van het verplichtingensignaal.
Katvangers
6. Het verplichtingensignaal dat wordt aangebracht voor belastingschuldigen van wie uit onderzoek is gebleken dat het motorrijtuig of de motorrijtuigen waarvan hij kentekenhouder is, hem niet toebehoort of toebehoren, wordt voorzien van de aantekening “katvanger”. Het gevolg van deze aantekening is dat het betreffende motorrijtuig of de betreffende motorrijtuigen actief wordt c.q. worden opgespoord. De uitzonderingsbepalingen van het tweede lid, onderdelen a tot en met e, alsmede – in verband met de vereiste spoed - het bepaalde in het derde lid van dit hoofdstuk blijven ten aanzien van de in dit lid bedoelde belastingschuldigen buiten toepassing.
F. Hoofdstuk XVIII wordt gewijzigd als volgt.
F.1. Paragraaf 5, lid 2, wordt vervangen door:
Standaard(betalings)regeling
2. Als uitgangspunt geldt dat de belanghebbende die teveel ontvangen toeslag moet terugbetalen in de gelegenheid wordt gesteld om het bedrag dat is teruggevorderd te voldoen met behulp van een standaardbetalingsregeling.
Deze betalingsregeling (hierna: de standaardregeling) wordt zonder nader onderzoek in te stellen, door Belastingdienst/Toeslagen aangeboden en gaat uit van een af te lossen bedrag van € 20 per maand voor iedere terugvordering afzonderlijk.
De periode waarover de regeling zich uitstrekt is maximaal 24 maanden te rekenen vanaf één maand na de dagtekening van de terugvorderingsbeschikking. De eerste termijn moet voldaan zijn op de vervaldag van de terugvorderingsbeschikking. Als het teruggevorderde bedrag groter is dan € 480 wordt het maandelijks af te lossen bedrag zodanig verhoogd dat aflossing binnen 24 maanden mogelijk is. Een teruggevorderd bedrag van € 1.200 zal, bijvoorbeeld, met behulp van de standaardregeling afgelost kunnen worden in 24 maandelijkse termijnen van € 50.
Aflossing kan op twee manieren plaatsvinden:
a. de belanghebbende maakt maandelijks het termijnbedrag over naar de rekening van de Belastingdienst;
b. Belastingdienst/Toeslagen verrekent het termijnbedrag met het maandelijks uit te keren voorschot van de belanghebbende.
De situatie kan zich voordoen dat belanghebbende tijdens de looptijd van een standaardregeling te maken krijgt met een nieuwe terugvordering in het kader van dezelfde toeslag. In die gevallen vindt een vernieuwing van de standaardregeling plaats door het bedrag van de nieuwe terugvordering op te tellen bij het nog resterende bedrag van de terugvordering waarvoor de standaardregeling loopt. Voor het totaal geldt dan weer de hiervoor omschreven aflossingssystematiek van € 20 per maand gedurende maximaal 24 maanden.
Voorbeeld
Belanghebbende A maakt gebruik van de standaardregeling voor een terugvordering huurtoeslag van € 400. Op een tijdstip dat A nog € 240 moet aflossen, ontvangt hij een nieuwe terugvordering huurtoeslag van € 80. A kan dan (opnieuw) gebruik maken van de standaardregeling door gedurende 16 maanden € 20 af te lossen.
F.2. In § 5, lid 3, wordt "euro 40" telkens vervangen door: € 20
F.3. Paragraaf 5, lid 5, vervalt.
F.4. Na paragraaf 8 wordt een nieuwe paragraaf 9 ingevoegd, luidende:
§ 9. Rechtsbijstand in civiele procedures
1. Rijksadvocaat
In de uitoefening van invorderingstaken door Belastingdienst/Toeslagen kan de Staat betrokken worden in een procedure voor de civiele rechter. Artikel 3, § 4, van deze leidraad, is in dat geval van overeenkomstige toepassing. Dit brengt onder meer met zich mee dat in de daartoe aangewezen situaties de rijksadvocaat optreedt als procesvertegenwoordiger.
Artikel II
Dit besluit wordt verwerkt in de Leidraad Invordering 1990, zoals opgenomen in het Boekwerk Invordering 1990, onder nummer 6.00.000.
Artikel III. Ingetrokken besluit
Het besluit van 15 december 2003, nr. DGB 2003-7070M, is ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit.
Artikel IV. Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de dagtekening van de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst, met dien verstande dat:
a. artikel I, onderdelen B en F, voor het eerst toepassing vindt voor zover sprake is van terugbetalingsverplichtingen ontstaan op of na 10 april 2007.
b. artikel I, onderdeel C terugwerkt tot en met 1 januari 2007.