NOS, Gesprek met de minister-president, Nederland 1

Minister-president Balkenende, na afloop van de wekelijkse ministerraad, over het winterweer, de ongeregeldheden tijdens de jaarwisseling en in Culemborg, de economie, de brede heroverwegingen en de commissie-Davids.

VAN DEN BRINK:
Hoe is het om premier te zijn van een land waar het grootste probleem dezer dagen is dat strooizout op is?

BALKENENDE:
Het lot van mensen gaat mij wel ter harte. Ik denk dan aan de automobilisten die op een gegeven moment geen stap verder kunnen komen, mensen die toch niet op straat durven omdat het er zo glad is, mensen die zich zorgen maken over het strooizout. Tegelijkertijd ben ik ook premier van een land waarin de sneeuwpoppen komen en waar wordt geschaatst. Dat is natuurlijk weer fantastisch. Dat is de andere kant van de medaille.

VAN DEN BRINK:
Is het niet een beetje klunzig dat het op is?

BALKENENDE:
Ik begrijp wel een beetje hoe dat gaat. Je hebt bepaalde ervaringsgegevens. Wat is een normale winter? Hoeveel zout heb je? De gemeenten hebben voor een normale winter genoeg zout, maar plotseling zien we dat we toch best een redelijk forse winter hebben. En dan zien we ineens een tekort komen, dat is waar.

VAN DEN BRINK:
Dat had niet voorkomen moeten worden?

BALKENENDE:
Nou, dat is een beetje lastig. Kijk, want anders zou men weer zeggen: je hebt hele grote voorraden zout waar je niks mee doet. Dan is weer de vraag: heb je niet teveel ingekocht?

VAN DEN BRINK:
Daar zouden wij niet over beginnen, denk ik.

BALKENENDE:
Het is wel goed dat in ieder geval gemeenten nu echt proberen zo snel mogelijk aan zout te komen als het nodig is en zorgen dat mensen weer veilig over straat kunnen.

VAN DEN BRINK:
De jaarwisseling is onrustig verlopen. Er zijn weer meer hulpverleners in elkaar geslagen. Twee jaar geleden zei u daarover dat het een ziekelijke mentaliteit was. U had toen woorden als ontoelaatbaar, fout tot op het bot, onverkwikkelijk. Wat zegt u nu?

BALKENENDE:
Het is goed om naar de cijfers te kijken. Het is zo dat het aantal incidenten als zodanig is teruggelopen. Een paar jaar geleden hadden we het over 6.000 incidenten of nog meer en nu 4.200. Op bepaalde terreinen gaat het beter. Waar u op doelt, dat is het geweld tegen hulpverleners. Tegen brandweermensen. Tegen politieagenten. Dat is toegenomen. Dat is buitengewoon ernstig. Ik vind dat - ik zeg hetzelfde - niet toelaatbaar. Dat betekent ook dat waar je maar even mensen kunt pakken, echt met snelrecht, dan moet je het ook doen. Dus lik-op-stukbeleid. Mensen snel straffen. Dat is dan echt noodzakelijk.

VAN DEN BRINK:
Maar wat u twee jaar geleden heeft gezegd heeft dus niet geholpen.

BALKENENDE:
U moet wel het totaalplaatje noemen. Het totaal is zo dat er minder incidenten zijn.

VAN DEN BRINK:
Maar ik heb het specifiek over geweld tegen mensen die andere mensen aan het helpen zijn.

BALKENENDE:
Dat zien we dus niet alleen - helaas, moet ik zeggen - bij oud en nieuw. Dat is een trend die we de laatste tijd vaker hebben gezien. Het gebeurt met enige regelmaat dat de woede van een bepaalde massa of van individuen zich richt tegen de controleur in de tram, de brandweerman, de politieagent, de ambulancebroeder. Daarvan zeggen we: dat kan niet. Er zijn ook maatregelen genomen om deze mensen harder aan te pakken, want het kan gewoon niet. Het is niet te tolereren.

VAN DEN BRINK:
Heeft u vertrouwen dat dat werkt? Want het neemt nog steeds toe.

BALKENENDE:
Het neemt toe, maar het is wel zo dat de alertheid er is. Dat is één. Twee: we hebben nu ook voorzieningen met snelrecht die er een aantal jaren geleden nog niet waren. Dus er wordt ook sneller geopereerd. U hoort ook in de media de verslagen van mensen die worden gepakt - terecht - en worden aangepakt. Dat is nodig ook.

VAN DEN BRINK:
U zegt: dit is wat we doen, we moeten maar zien of het nu minder wordt?

BALKENENDE:
Nee. Je hebt snelrecht en snel straffen. Als mensen schade berokkenen, dan ook zorgen dat ze de financiële gevolgen daarvan voelen. Daar gaan we keihard mee door. Maar ik heb wel ook gezien dat de nodige burgemeesters veel doen om te zorgen dat het geweld minder is. Er zijn hele mooie voorbeelden in Nederland, waarin je ziet dat het geweld en de incidenten jaar na jaar zijn afgenomen.

VAN DEN BRINK:
Dus het kan wel, zegt u.

BALKENENDE:
Ja. Neem een voorbeeld aan de recente gesprekken die ik heb gehad met de burgemeester Van Aartsen van Den Haag om te horen wat er met oud en nieuw gebeurt. En hij zei ook: een paar jaar geleden hadden we echt heel veel auto's die in de brand werden gestoken. Dat gebeurt nog wel, maar het aantal is veel geringer geworden. Dat is een voorbeeld. Een tweede voorbeeld is dat ik ook aan mensen uit organisaties heb gevraagd: ga de straat op. Mensen ook van niet-Nederlandse komaf. Zorg dat je er een leuk feest van maakt. Het blijkt ook dat zo'n appel ook blijkt te werken.

VAN DEN BRINK:
U denkt dat die trend van mensen in elkaar slaan uiteindelijk te keren is?

BALKENENDE:
Ik denk het wel. Alleen, dat is een kwestie van opvoeding. Dat is een kwestie van hard aanpakken en straffen, maar ook zorgen dat mensen gemotiveerd zijn, dat scholen hun werk goed doen en dat we het tegen elkaar ook zeggen. Deze week hebt u ook gehoord hoe het in Culemborg is gegaan. Dat speelt ook in die periode…

VAN DEN BRINK:
Ja, hoe duidt u dat? Wat is daar aan de hand?

BALKENENDE:
Wat ik heel erg vind, is dat twee groepen - Marokkanen en Molukkers - tegenover elkaar staan. Er gebeuren hele ernstige dingen. Maar nu zien we ook dat mensen ook weer zeggen: zo kunnen we niet verder. En dan zie je ook dat groepen ook tegen elkaar zeggen: laten we elkaar opzoeken. Zo kan het dus ook. Het is een combinatie van hard aanpakken wat fout gaat, maar tegelijkertijd ook zorgen dat je op een andere manier met elkaar omgaat.

VAN DEN BRINK:
Bemoeit u zich met Culemborg?

BALKENENDE:
Ja. Ik heb zelf de burgemeester gebeld. Gewoon om te horen hoe het gegaan is daar en hoe de samenwerking is. Hoe het met de contacten met Nijmegen is.

VAN DEN BRINK:
Geeft u nou tips?

BALKENENDE:
De burgemeester is natuurlijk zelf mans genoeg. Ik vraag uiteraard wel hoe de contacten met anderen zijn en wat er allemaal gebeurt.

VAN DEN BRINK:
Had hij hulp nodig of niet?

BALKENENDE:
Hij heeft wat betreft politiesterkte gezegd dat hij extra mensen nodig heeft. Dan is het ook heel goed dat de gemeente Nijmegen, burgemeester De Graaf, ervoor gezorgd heeft dat er extra politiecapaciteit is vrijgemaakt om de mensen in Culemborg te ondersteunen. Ik heb dus gesproken met de burgemeester van Culemborg, ik heb de commissaris van de Koningin Cornielje gebeld en ik minister Ter Horst hier uiteraard over gesproken.

VAN DEN BRINK:
Dat is vooral contact houden en niet zo zeer maatregelen bedenken of plannen…

BALKENENDE:
Nee, want het moet uiteindelijk op lokaal niveau gedaan worden. Maar u kunt zich voorstellen dat ik me net als u en anderen natuurlijk wel verdiep in de situatie daar.

VAN DEN BRINK:
De economie. Het lijkt iets beter te gaan met de economie. Is dat ook uw waarneming?

BALKENENDE:
Ja, op een aantal terreinen wel. Als je de goede ontwikkelingen ziet, dan zeg je: nou, de werkloosheid - en dat is natuurlijk erg, want elke werkloze die erbij komt, is er een te veel - is minder erg dan werd gedacht. Dat is één iets. We zien dat de aandelenmarkt, ook in Nederland, echt de goede kant uit gaat. Het is heel anders dan een half jaar of een jaar geleden. Dat is positief. Het vertrouwen begint ook een beetje terug te komen. Dus dat zijn een aantal ontwikkelingen die goed zijn. Maar ja, het herstel is nog wel broos, want u weet ook dat meest recente cijfers van de VS op het gebied van werkgelegenheid toch weer even tegenvallen.

VAN DEN BRINK:
Ja, die vallen tegen. Maar is het zo dat u zegt: we kunnen beginnen met bezuinigen? Of zegt u: het herstel moet eerst nog verder doorzetten en dan pas beginnen?

BALKENENDE:
We hebben als kabinet gezegd: het is noodzakelijk om de economie in 2009 en 2010 te stimuleren. Want we zien nu wel een paar gunstige ontwikkelingen, maar we hebben nog te maken met een heel broos herstel. Praat u maar eens met middenstanders en mensen uit het MKB. Daar krijgen we ook heel andere signalen. Autodealers, om dat voorbeeld eens te noemen, of makelaars. We zijn er nog lang niet.

VAN DEN BRINK:
Maar u zei in een aantal kerstinterviews in Elsevier en de Telegraaf: we gaan er hard tegenaan en er moet echt ingegrepen worden.

BALKENENDE:
Dat vind ik ook, maar als je nu hard zou ingrijpen… De heer Rutte heeft bijvoorbeeld al eerder gezegd: je moet nu heel snel gaan bezuinigen, maar als je dat zou gaan doen op dit moment, dan ga je het economisch herstel dat voorzichtig begint te komen in de knop breken…

VAN DEN BRINK:
Maar waar gingen die uitspraken van u in die kerstinterviews dan over?

BALKENENDE:
Dat gaat over het feit dat wij dit jaar zitten met een financieringstekort van een procent of zes en dat die tekorten als we niks doen blijven bestaan. Hoe komt dat? We zijn gewoon verarmd met elkaar. We krijgen ook op langere termijn minder belastinginkomsten.

VAN DEN BRINK:
Maar is dat dan voor later, die aankondiging van die bezuinigingen?

BALKENENDE:
Die bezuinigingen, de ombuigingen, moeten vanaf 2011 hun beslag krijgen.

VAN DEN BRINK:
Dus daar wordt dit jaar over besloten voor volgend jaar.

BALKENENDE:
Ja. En het is zo: we stimuleren op de korte termijn, maar dan moet je echt werk maken van het financiële herstel. Want doe je dat niet, dan gaat de staatsschuld nog meer omhoog. Dan heb je te maken met rente- en aflossingsverplichtingen voor komende generaties en dat willen we dus niet.

VAN DEN BRINK:
Hoeveel moet er volgend jaar bezuinigd worden?

BALKENENDE:
Daar doe ik nog geen uitspraken over.

VAN DEN BRINK:
35 miljard hè. Dat is berekend. Dat worden de tekorten. Maar daar is van gezegd: dat kan je niet in één keer.

BALKENENDE:
Dat gaat niet in één keer.

VAN DEN BRINK:
Wat is een indicatie?

BALKENENDE:
We hebben een Kamerdebat gehad. Toen hebben we gezegd: we willen betekenisvolle stappen nemen, zodat ook wij…

VAN DEN BRINK:
Ja, daar kan je alle kanten mee op hè.

BALKENENDE:
Maar je moet ook heel goed kijken welke maatregelen verstandig zijn. Ik ga niet vooruitlopen op de uitkomsten van het kabinetsberaad. Want u weet: er zijn nu twintig werkgroepen bezig om te kijken wat we kunnen doen aan ombuigingen en heroverwegingen. Dan zullen wij daar ons aan zetten in de maanden mei en juni. En dan zullen we met de Kamer debatteren.

VAN DEN BRINK:
Maar er ligt niet van te voren een bedrag vast? Zo veel moeten we bij elkaar zien te krijgen.

BALKENENDE:
Een ding staat wel vast. Ik noemde u net het financieringstekort. Dat is zo'n zes procent in dit jaar. U weet ook dat de EC terecht heeft gezegd: een land als Nederland moet in 2013 terug onder de drie procent. Dat geeft dus al aan dat je de komende jaren het nodige hebt te doen.

VAN DEN BRINK:
Een aantal duiders hebben die interviews van u uitgelegd als: hij maakt een beetje een ruk naar rechts. Hij wil weer terug naar de VVD. Is dat een terechte duiding van wat u gezegd heeft?

BALKENENDE:
Er wordt zoveel geduid, maar dat is natuurlijk niet mijn intentie geweest.

VAN DEN BRINK:
Wat was uw intentie?

BALKENENDE:
Mijn intentie is om gewoon eerlijk aan te geven hoe we er voor staan. Ik heb de vaste overtuiging dat Nederland door deze moeilijke fase heen kan. Maar we moeten niet voorbij gaan aan de problemen die er bestaan.

VAN DEN BRINK:
En dat kan met de PvdA net zo goed als met de VVD?

BALKENENDE:
Ja. Ik heb ook niet gesproken over partijen. Ik heb gewoon aangegeven hoe ik aankijk tegen de ontwikkelingen. En dan zeg ik: als wij de zaken niet willen doorschuiven naar komende generaties, dan moeten we nu handelen.

VAN DEN BRINK:
U was niet aan het voorsorteren?

BALKENENDE:
Nee, helemaal niet. Ik heb juist willen aangeven wat nodig is voor de toekomst van Nederland. En we zijn als kabinet nu juist bezig om zaken in kaart te brengen en we zullen daarna besluiten nemen.

VAN DEN BRINK:
De commissie-Davids komt volgende week dinsdag met een rapport dat gaat over de Nederlandse betrokkenheid bij de inval in Irak en hoe die politieke besluitvorming tot stand gekomen is. Bent u zenuwachtig?

BALKENENDE:
Nee. Zenuwachtig niet. Ik heb…

VAN DEN BRINK:
Wel gespannen?

BALKENENDE:
Nee, ook niet. Ik heb…

VAN DEN BRINK:
Welk woord zou u zelf gebruiken?

BALKENENDE:
Ik ben uiteraard gewoon benieuwd. Ik wacht af wat de commissie aan bevindingen zal presenteren. Ik heb steeds aangegeven dat wij een consistente lijn hebben gehad in al die jaren. Het was natuurlijk een gevoelig onderwerp. Er werd niet hetzelfde over gedacht. Dat leidde tot grote meningsverschillen. Dat is waar. Maar we hebben altijd daarin een consistente lijn gevoerd en willen voeren.

VAN DEN BRINK:
U heeft vertrouwen dat dat geen grote problemen op gaat leveren?

BALKENENDE:
Ik doe geen uitspraken over het rapport zelf. U moet gewoon afwachten wat er komt.

VAN DEN BRINK:
Maar heeft u vertrouwen dat het goed komt?

BALKENENDE:
Ik wacht gewoon de resultaten van de commissie af. De commissie is onafhankelijk. En terecht. Men heeft toegang gekregen tot zeer veel documenten. Men heeft met mensen gesproken. En wij wachten nu af wat de conclusies zullen zijn van de commissie.

VAN DEN BRINK:
Nog schaatsen dit weekend?

BALKENENDE:
Ik hoop het wel. Ik hoop het wel.

VAN DEN BRINK:
U heeft schaatsen.

BALKENENDE:
Ja. Stalen Noren.

VAN DEN BRINK:
En ze zijn scherp?

BALKENENDE:
Ik heb ze laten slijpen, dus ik ben zeer gemotiveerd.

VAN DEN BRINK:
Fijn weekend.

BALKENENDE:
En dat wens ik alle Nederlanders graag!
(letterlijke tekst, ongecorrigeerd, IW)