Brief aan de Tweede Kamer met reactie op verzoek vaste commissie BZK over relatie kabinet en Nationale ombudsman

Op verzoek van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties reageert de minister namens het kabinet op de uitspraken van de Nationale ombudsman tijdens een lezing aan de Universiteit van Tilburg.

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft mij per brief d.d.16 december 2009 verzocht namens het kabinet te reageren op de uitspraken van de Nationale ombudsman tijdens een lezing aan de Universiteit van Tilburg en de daarop volgende publiciteit en daarbij een beschouwing op te nemen over de verhouding tussen kabinet en Nationale ombudsman.

Zowel vice-premier Bos als ik hebben contact gehad met de Nationale ombudsman naar aanleiding van zijn lezing. In de persconferentie na afloop van de ministerraad van 18 december heeft vice-premier Bos de conclusies van deze gesprekken toegelicht. Ik herhaal hier deze conclusies.

Zowel de Nationale ombudsman als het kabinet hechten aan een goede, werkbare relatie. Niemand is gediend met misverstanden zoals die de afgelopen weken zijn ontstaan. Samen hebben we goede afspraken gemaakt voor de toekomst. Het kabinet en de Nationale ombudsman menen dat deze zaak hiermee is afgedaan. Dat geldt ook voor reacties van kabinetsleden op andere activiteiten van de Nationale ombudsman, waarnaar u verwees in uw brief d.d. 16 december.

Met dit schrijven wil ik, namens het kabinet, nogmaals de waarde van het instituut de Nationale ombudsman benadrukken. Als Hoog College van Staat levert hij, vanuit een onafhankelijke positie, een belangrijke bijdrage aan het verbeteren van de relatie tussen burger en overheid. Die bijdrage komt soms in de vorm van kritiek. Dat is ook goed. Daar staat tegenover dat ook bewindspersonen de ruimte hebben om over die kritiek, indien nodig, te discussiëren.

Daarbij is zorgvuldigheid van zowel het kabinet als de Nationale ombudsman van belang. Beiden moeten zich er rekenschap van geven de ander geen schade te berokkenen. Er is in dat kader door het kabinet en de Nationale ombudsman afgesproken dat uitspraken in de media voortaan geverifieerd worden voordat daarop gereageerd wordt en dat wij elkaar rechtstreeks aanspreken, in plaats van via de media.

DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,

Mevrouw dr. G. ter Horst