Koenders zet modernisering ontwikkelingssamenwerking voort

“Ik vind het een interessant rapport en een constructieve bijdrage aan het debat over ontwikkelingssamenwerking. Een aantal aanbevelingen in het rapport biedt de mogelijkheid om de modernisering van ontwikkelingssamenwerking, die ik bij mijn aantreden heb ingezet, verder vorm te geven.”

Dat zei minister Koenders (Ontwikkelingssamenwerking) bij de presentatie van het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). ‘Minder pretentie, meer ambitie’. Het rapport zal in het kabinet op zijn merites worden beoordeeld en in de komende maanden wordt een reactie opgesteld.

Koenders deelt de analyse van de Raad dat het belang van goede ontwikkelingssamenwerking de laatste jaren door de globalisering alleen maar is toegenomen. “In de huidige wereld is, zoals de Raad terecht constateert, ontwikkelingssamenwerking onontkoombaar en belangrijker dan ooit,” aldus Koenders. “En zoals de ramp in Haïti laat zien, is solidariteit met de medemens nog steeds een belangrijke basis voor ontwikkelingssamenwerking en wat in Somalië gebeurt, heeft directe consequenties voor onze binnensteden.”

Het is belangrijk dat de WRR aandacht besteedt aan de verdere noodzaak tot professionalisering van ontwikkelingssamenwerking. Nederland doet het nog steeds erg goed als het gaat om professionaliteit en kwaliteit van ontwikkelingssamenwerking. Dit blijkt uit de OESO/DAC-rapportages en de Commitment to Development Index, waar Nederland al jarenlang in de top-drie staat. Ik deel de conclusie van de WRR dat de toegenomen complexiteit van ontwikkelingssamenwerking een nieuwe stap in kennis en professionaliteit nodig maakt. In dat verband wordt al gewerkt aan een directere band met de kennis en ervaring van het Nederlandse bedrijfsleven en van Nederlandse onderzoeksinstituten.

De WRR stelt ook voor om het aantal partnerlanden terug te brengen tot tien. De afgelopen vijftien jaar is het aantal partnerlanden verminderd van ruim honderd naar veertig. “In deze kabinetsperiode zal de regering de ontwikkelingsrelatie met nog eens zeven landen stopzetten en in zes andere landen zal de hulpbijdrage worden verminderd. Het getal van tien lijkt tamelijk willekeurig. Nederland koppelt de spankracht aan drie categorieën landen (fragiele staten, landen die versneld de MDG’s bereiken en landen waar hulp wordt afgebouwd). Zo kan het beste de hulpafhankelijkheid worden verminderd. De regering zal de argumentatie achter het WRR-voorstel uiteraard grondig bezien”, aldus Koenders.

Het opzetten van een speciale dienst (NLAid) die losstaat van ambassades in ontwikkelingslanden, vereist eveneens een grondige analyse. Volgens de minister zijn er veel voordelen verbonden aan de huidige structuur waarbij de besteding van ontwikkelingsgelden gedelegeerd is aan ambassades en de politieke integratie van beleid is gewaarborgd. Ook moet worden meegewogen, dat een dergelijk voorstel het opzetten van een nieuwe bureaucratie met zich meebrengt en in die zin een stap terug zou kunnen zijn in een tijd dat de overheid gevraagd wordt te bezuinigen. Niettemin zal het voorstel serieus worden afgewogen als alternatief voor het huidige model.

De WRR stelt terecht dat de norm van 0,7% een politieke norm is, die internationaal is vastgesteld. “Het is staand beleid dat Nederland vasthoudt aan zijn internationale verplichtingen. Zeker in een tijd waarin steeds meer landen – zoals het Verenigd Koninkrijk, Spanje en Ierland – de norm willen respecteren. Ook de Verenigde Staten zijn bereid meer in ontwikkelingssamenwerking te gaan investeren, zoals bleek uit de toespraak van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Hillary Clinton, eerder deze maand. Ik zou het teleurstellend vinden als dit interessante rapport van de WRR leidt tot een smalle discussie over de 0,7-procentsnorm,” aldus Koenders.

De WRR is van mening dat belangrijke wereldwijde vraagstukken, zoals de voedselcrisis, het klimaatbeleid en vrede en ontwikkeling, vragen om een andere aanpak. De suggestie om de positie van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking te versterken past in de denkrichting van de WRR om de samenhang van het Nederlandse internationaal beleid op het gebied van klimaat, energie, milieu, voedselveiligheid en vrede en ontwikkeling te waarborgen. Uiteraard zal in hier in de kabinetsreactie op worden teruggekomen. Koenders vindt het van belang dat er niet te veel prioriteiten zijn om uitwaaiering van beleid te voorkomen. Vandaar dat hij zich in ‘Een zaak van iedereen’ beperkt tot vier prioriteiten.

Koenders is het eens met de WRR dat er meer aandacht moet worden besteed aan economische groei en verdeling in ontwikkelingslanden. “Het creëren van werkgelegenheid is essentieel voor economische groei en armoedebestrijding. Groei en verdeling is daarom één van mijn vier prioriteiten,” aldus Koenders. Nog deze week zal een brief over groei en verdeling aan de Tweede Kamer worden gestuurd. Samen met het ministerie van Landbouw wordt er al meer geïnvesteerd in verhoging van de landbouwproductie. Met Economische Zaken wordt gewerkt aan verbetering van de infrastructuur in ontwikkelingslanden. De minister wil bezien of het mogelijk is voor dat laatste meer middelen vrij te maken. Met het ministerie van VROM wordt samengewerkt aan duurzame ontwikkeling in ontwikkelingslanden en met de staatssecretaris van Justitie op het gebied van migratie en ontwikkeling. Koenders wil ook fors investeren in publiek-private partnerschappen met het bedrijfsleven, zoals nu gebeurt ten aanzien van ziektekostenverzekeringen in Afrika en samenwerking met het bedrijfsleven ten behoeve van kredietverlening.

De WRR constateert dat het Nederlandse ontwikkelingsbeleid heeft bijgedragen aan de enorme sprongen die in Azië zijn gemaakt. Ook uit Afrika komt goed nieuws. De belastingopbrengsten in Afrikaanse landen zijn de laatste zes jaar verdubbeld en zijn hoger dan de totale omvang van de hulp. Dat wil zeggen dat de afhankelijkheid van de hulp afneemt. Daarnaast zijn pokken en polio uitgeroeid, is het aantal kinderen dat overlijdt aan diarree met de helft afgenomen en zijn er positieve resultaten geboekt in de strijd tegen mazelen, malaria en hiv/aids. En er gaan veel meer kinderen naar school.

De minister gaat door met de reorganisatie en modernisering van de ontwikkelingssector. Dit jaar wordt een besluit genomen over welke dertig organisaties subsidie krijgen van het ministerie. Uit een eerste inventarisatie van de aanvragen is gebleken dat de oproep om meer samen te werken en versnippering tegen te gaan, op grote schaal gevolg heeft gekregen. Het aantal subsidieaanvragen is gehalveerd. Koenders is van mening dat ngo’s al meer aandacht besteden aan de gevolgen van de globalisering en het vertegenwoordigen van de belangen van ontwikkelingslanden. De minister dankt de WRR voor haar belangrijke werk en ziet uit naar een breed maatschappelijk debat.