Toespraak van minister J.P.H. Donner van SZW bij de in ontvangst name van het rapport `Een sterke tweede pijler: naar een toekomstbestendig stelsel van aanvullende pensioenen` van de commissie Goudswaard, op woensdag 27 januari 2010 in Den Haag

Dames en heren,

Geachte heer Goudswaard, Beetsma, Nijman en Schnabel

Dank voor dit rapport.

Ik heb het rapport nog maar net ontvangen, maar had gelukkig al even de gelegenheid om het in te zien. Het rapport en de heer Goudswaard in zijn toelichting, maken duidelijk in welke situatie we nu zitten. Wie dacht dat de problemen van de pensioenfondsen vanzelf zouden verdwijnen met het aantrekken van de aandelenkoersen, wordt door de commissie uit de droom geholpen. Door het herstel van de financiële markten ogen de dekkingsgraden van de meeste pensioenfondsen wel weer gezonder dan een jaar geleden, maar op langere termijn dreigt de toenemende druk van verdergaande vergrijzing en stijgende levensverwachting. De kosten van de aanvullende pensioenen zullen structureel sneller en sterker stijgen.

De financiële kwetsbaarheid van het stelsel (van aanvullende pensioenen) werd zichtbaar in de crisis waarin we sinds 2008 verzeild zijn geraakt. Om daar lering uit te kunnen trekken, heb ik vorig jaar twee commissies ingesteld. Een commissie onder voorzitterschap van de heer Frijns boog zich over het beleggingsbeleid. Een commissie onder voorzitterschap van de heer Goudswaard werd gevraagd de toekomst- en schokbestendigheid van de huidige pensioencontracten te analyseren en om te kijken met welke oplossingen het stelsel beter bestand is te maken tegen financiële schokken in het licht van de vergrijzing.

Het is de commissie gelukt dat in ruim vier maanden tijd te doen. Grondig en gedegen. Het rapport ‘Een sterke tweede pijler’ lijkt mij een stevige pijler om pensioenbeleid voor de toekomst op te bouwen. Ik wil hier mijn waardering uitspreken voor het werk dat de heren Beetsma, Goudswaard, Nijman en Schnabel hebben verricht. Hun analyse sluit aan bij de analyse die de commissie-Frijns hier vorige week presenteerde.

De commissie stelt terecht dat we voor een tweeledige uitdaging staan. Enerzijds: hoe kunnen pensioenregelingen zodanig worden aangepast dat er sprake is van een toekomstbestendige combinatie van ambitie, zekerheid en kosten? Anderzijds: hoe kan het gat tussen de perceptie van het pensioen in lijn worden gebracht met de feitelijke situatie?

Op zich is het goed nieuws dat Nederlanders steeds ouder worden – en vooral gezonder ouder worden. Het beeld dat mensen zich schuldig moeten voelen als ze 80 jaar zijn, is een fout beeld. Voorspellingen geven bovendien aan de trend van steeds langer leven doorzet en dat we straks eerder de 100 halen. Voor de pensioenfondsen leidt dat wel tot hogere pensioenverplichtingen. De rek is uit de premies, zo constateert de commissie. Daarbij moet ook bedacht worden dat we al 18 procent AOW-premie betalen, de facto kom je met de aanvullende pensioenen boven de 30 procent dat we jaarlijks uit de loonsom betalen.

Het beeld dat de commissie zou zeggen dat het stelsel onbetaalbaar is herken ik niet. Ik lees dat in het rapport anders, positiever. De commissie geeft duidelijk aan dat we een goed stelsel hebben dat robuuster is gebleken dan menige andere stelsels. Alleen: als we niets doen, hebben we een probleem. Als we wel wat doen, blijven we bij de besten. Dat is het appel dat u als commissie doet op sociale partners en kabinet.

De sociale partners zijn primair verantwoordelijk voor de pensioenregelingen. De pensioenfondsen zijn primair verantwoordelijk voor hun bestuur en hun beleggingsbeleid. De commissie-Goudswaard stelt niet voor niets dat de toekomstbestendigheid van het stelsel vereist dat de sociale partners nu keuzes maken.

Het kabinet is uiteraard bereid om de sociale partners daarbij te steunen waar het nodig is. Ik kan de heer Goudswaard geruststellen: van onze kant is er de bereidheid om de handen ineen te slaan. Het hebben en houden van een goede oudedagsvoorziening is immers een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. We hebben in Nederland een pensioenstelsel waar we al meer dan een halve eeuw trots op kunnen zijn. Een stelsel met AOW (grotendeels gefinancierd op basis van omslag) én aanvullende pensioenen (gefinancierd op basis van kapitaaldekking). Een stelsel dat steunt op spaarzaamheid en solidariteit tussen generaties. We staan er nu met elkaar voor om dat stelsel in de toekomst solide en solidair te houden.

Het is goed te beseffen dat het er niet om gaat onzekerheid te creëren over de bestaande pensioenen. Nee, het gaat om de vraag hoe we pensioenen naar de toekomst zeker moeten stellen om mensen een goede oudedag te bieden. Veranderde (en verder veranderende) omstandigheden vragen om aanpassingen. Nietsdoen leidt tot onzekerheid, onderhoud aan het stelsel, daar moet het nu van komen. Onderhoud is behoud.

Het is nog te vroeg om nu al te zeggen welke maatregelen het kabinet gaat nemen. Dat heb ik hier vorige week ook al gezegd bij de presentatie van het rapport van de commissie-Frijns. Het kabinet gaat deze rapporten nu eerst bestuderen. Met dezelfde zorgvuldigheid als waarmee ze geschreven zijn. Vóór 1 april kunt u dan de kabinetsreactie én de evaluatie van het Financiële toetsingskader verwachten. Vervolgens gaan we in overleg met de sociale partners en de pensioenfondsen over een brede aanpak van het pensioenstelsel zodat we rond midden 2010 afspraken met hen kunnen maken hoe we het stelsel toekomstbestendig kunnen maken. Ik hoop dat de besluitvorming over de AOW-leeftijdsverhoging dan ook is afgerond. Dan is er een duidelijk perspectief van wat we kunnen bieden aan mensen. Dat is het doel.