Brief aan de Tweede Kamer bij het rapport 'Kwaliteitsonderzoek naar de leergangen politiële verkeersspecialist en politiële milieuspecialist aan de school van handhaving 2009'

Hierbij bied ik u het rapport van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV, verder genoemd inspectie OOV) getiteld ‘Kwaliteitsonderzoek school voor handhaving, leergang politiële verkeersspecialist, leergang politiële milieuspecialist’ aan. In deze brief geef ik u, mede namens de minister van Justitie, onze reactie op het rapport weer.

Inleiding

Het politieonderwijs is één van de belangrijke instrumenten om te zorgen voor het kwantitatief en kwalitatief op peil brengen en houden van de Nederlandse politie.

Dit onderwijs wordt uitgevoerd op MBO-, HBO- en WO-niveau (niveaus 2 t/m 6) en verzorgd door de Politieacademie op diverse locaties in het land. Het onderwijs bestaat zowel uit initieel als postinitieel onderwijs. Aan de voorkant is de kwaliteit van het onderwijs geborgd, doordat ik jaarlijks op advies van de Politieonderwijsraad de kwalificatiestructuur van het politieonderwijs vaststel. Voorts voert de Inspectie OOV toezicht uit op de naleving en de kwaliteit van het onderwijs en van de examinering, met de Wet op het LSOP en het politieonderwijs als toetssteen

Vanaf 2009 hanteert de inspectie OOV hierbij een nieuw toezichtkader dat is gebaseerd op een risicoanalyse. Op basis van deze analyse is in de periode april - mei 2009 een onderzoek uitgevoerd naar twee leergangen, te weten de leergang politiële verkeersspecialist en de leergang politiële milieuspecialist. Beide leergangen betreffen postinitieel onderwijs en sluiten aan op de initiële opleiding tot allround politiemedewerker op MBO-4 niveau. Ervaren politieambtenaren kunnen zich door het volgen van deze opleiding specialiseren op het specifieke terrein van verkeer of milieu. In de opleiding wordt geleerd bij ingewikkelde verkeers- of milieudelicten te kunnen opereren in een keten met een grote mate aan diversiteit, onderlinge afhankelijkheid en verwevenheid ten aanzien van werkprocessen, netwerken, verantwoordelijkheden, wetgeving of technieken. Het onderwijs wordt verzorgd door de school voor handhaving, gevestigd in de locatie Apeldoorn. De inspectie OOV heeft bij haar risicoanalyse geconcludeerd dat een aantal knelpunten, die tijdens eerder uitgevoerde onderzoeken in 2005 en 2007 werden gesignaleerd, volgens de scores in de Studenten Tevredenheids Meting (STEM) van 2008 nog niet blijken te zijn opgelost.

Korte terugblik

Vijf jaar na de start van het vernieuwde politieonderwijs ‘PO2002’ heb ik op basis van een in mijn opdracht uitgevoerde grootscheepse evaluatie vastgesteld dat deze vernieuwing is vormgegeven en uitgevoerd zoals bedoeld. Hierover heb ik uw Kamer in mijn brief d.d. 18 september 2007 met nummer 2007-277322 bericht. Naar aanleiding van deze evaluatie heb ik de Politieonderwijsraad verzocht advies uit te brengen over de resultaten van de evaluatie en over de toekomstige koers voor het onderwijs. De Politieonderwijsraad heeft de resultaten van de door de inspectie OOV in de periode 2003-2006 uitgevoerde onderzoeken naar de kwaliteit van het politieonderwijs bij dit advies betrokken, evenals de door het college van bestuur van de Politieacademie aangegeven prioriteiten. Het advies is vervolgens opgenomen in het rapport ‘Koersen naar 2011’. In vervolg hierop heeft het College van Bestuur van de Politieacademie in 2008 op mijn verzoek een samenhangend verbeter- en ontwikkelprogramma opgesteld. Dit Programma Versterking Politieprofessie bevat een aantal acties, zowel gericht op de opzet als op de uitvoering van het onderwijs. Deze acties hebben onder andere betrekking op het postinitieel onderwijs, zoals verzorgd op de onderzochte school voor handhaving te Apeldoorn. Het College van Bestuur rapporteert periodiek aan mijn departement over de uitvoering van het Programma.

Relevante ontwikkelingen

Het College van Bestuur van de Politieacademie heeft in 2009 een reorganisatie doorgevoerd, zodat de inhoudelijke verbeteringen van het onderwijs ook door een adequate organisatiestructuur worden ondersteund. Een belangrijke randvoorwaarde voor deze reorganisatie is de formatieve taakstelling die ik de Politieacademie in het kader van het Programma Vernieuwing Rijksdienst heb opgelegd. De koers van de veranderingen is neergelegd in het beleidsplan ‘Burgers eisen beter blauw’ van de Politieacademie.

Naast deze concrete verbeteracties is onder regie van de Politieonderwijsraad een aantal trajecten rond het politieonderwijs ingezet. In aanvulling op de genoemde jaarlijkse aanpassing van de kwalificatiestructuur is een proces gestart om de inmiddels 10 jaar oude beroepsprofielen te herijken. Deze, door mij vast te stellen profielen, vormen de basis van elke opleiding binnen het politieonderwijs en dienen actueel te zijn en te passen bij de beroepspraktijk van vandaag en morgen. Ook is de Politieonderwijsraad op mijn verzoek gestart met een summatieve evaluatie van het nieuwe politieonderwijs, waaruit op basis van empirische gegevens duidelijk moet worden wat het effect van het nieuwe politieonderwijs is op de kwaliteit van de politiemedewerker en de politieorganisatie. Daarnaast vindt een projectmatig onderzoek plaats door de Politieonderwijsraad op de aspecten toegankelijkheid, flexibiliteit, bekostiging en samenhang van het politieonderwijs onder de noemer ‘Perspectiefwisseling’. Doel is om vanuit meerdere perspectieven te kijken naar deze aspecten van het politieonderwijs en de toekomstbestendigheid ervan.

Tot slot van deze opsomming van relevante ontwikkelingen noem ik het door mijn departement gestarte project ‘Visie Herziening politieonderwijs’, dat beoogt opties uit te werken om te komen tot een effectiever en efficiënter inzet van middelen voor het opleiden van politiemedewerkers, mede in het kader van de rijksbrede heroverwegingen.

Zoals uit deze beschrijving blijkt, bevinden het politieonderwijs en de Politieacademie zich op dit moment in een turbulente omgeving. Tegen deze achtergrond geef ik u hierna mijn reactie op het rapport van de inspectie OOV.

Rapportage en eindoordeel van de inspectie OOV

De centrale vraag in het toezicht van de inspectie OOV is of het verzorgde onderwijs, inclusief de periode van werkend leren die studenten doorbrengen bij de korpsen, van voldoende kwaliteit is. Daarbij concludeert zij op grond van haar bevindingen dat op tal van aspecten vooruitgang is geboekt. Tevens stelt zij vast dat een aantal van de eerder gesignaleerde knelpunten ten tijde van het onderhavige onderzoek niet opgelost bleken te zijn. In het eindoordeel formuleert de inspectie OOV als aanbevelingen voor Politieacademie en korpsen:

  • Verbeter de afstemming tussen beginniveau van de studenten en het onderwijsaanbod: maak gebruik van Eerder Verworven Competenties (EVC’s)
  • Realiseer een meer doelmatige en stimulerende onderwijsaanpak, waaronder begrepen betere sturing, voortgangsrapportages en de kwaliteit van docenten
  • Stimuleer studenten om examens af te leggen na het volgen van onderwijs
  • Ga een fundamentele discussie met korpsen aan over de aard van het postinitieel onderwijs en het referentiekader werkend leren

Vervolgacties voor de verbetering van het onderwijs

Zoals gesteld is het politieonderwijs één van de belangrijke instrumenten om te zorgen voor het kwantitatief en kwalitatief op peil brengen en houden van de Nederlandse politie. In dat licht is het geen gewenste situatie dat er enkele jaren achtereen dezelfde verbeterpunten worden geconstateerd. Tegelijkertijd is het verheugend te constateren dat de Politieacademie ook op tal van aspecten vooruitgang heeft geboekt.

Zeer belangrijk vind ik de opvatting van de Politieacademie over haar eigen functioneren zoals deze in haar beleidsreactie is verwoord: het kan en moet beter. Een dergelijke instelling is voorwaardelijk om verbeteringen tot stand te brengen. De Politieacademie concretiseert dit door in haar beleidsreactie de aanbevelingen van de inspectie OOV direct om te zetten in concrete actiepunten binnen lopende of nieuw op te starten verbeteracties. De Politieacademie geeft aan expliciete afspraken te willen maken over de gesignaleerde knelpunten, het beoogde resultaat en het tijdpad om dit te bereiken. Ik zal het College van Bestuur van de Politieacademie verzoeken om dergelijke afspraken te maken met de verantwoordelijke beleidsafdeling van mijn departement. De voortgang van deze afspraken zullen in het periodieke opdrachtgeveroverleg met de Politieacademie worden besproken.

Door deze benadering ben ik er van overtuigd dat een voortvarende aanpak van de verbeteracties ten aanzien van de leergangen politiële verkeersspecialist en politiële milieuspecialist voldoende is geborgd.

DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Mevrouw dr. G. ter Horst