Kabinetsreactie op brief van de Algemene Rekenkamer d.d. 10 december 2010

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 'S-GRAVENHAGE

Datum 5 februari 2010
Betreft motie Koşer Kaya en brief van de AR d.d. 10 december

Ons kenmerk
BZ/2010/09U
Uw brief (kenmerk)

Bijlagen

Geachte Voorzitter,

Op de dag van het Algemeen Overleg waarin de uitvoering van de moties Pechtold en Koşer Kaya op de agenda stond deed de Algemene Rekenkamer U en mij een brief toekomen over deze onderwerpen (TK 2008-2009, 31 865, nr. 16). Tijdens het Algemeen Overleg kon de inhoud van de brief niet besproken worden. Met uw Kamer is afgesproken dat een schriftelijke reactie zal worden opgesteld. In deze brief wordt ingegaan op de kanttekeningen die door de Algemene Rekenkamer geplaatst zijn bij de brieven over de uitvoering van de motie Pechtold (TK 2008-2009, 31951 nr. 20 en 21) en de motie Koşer Kaya (TK 2008-2009, 31 865, nr. 10).

De Algemene Rekenkamer merkt op dat het aanbrengen van meer focus in het debat niet ten koste mag gaan van de onderliggende noodzaak en wettelijke verplichting tot verantwoording. Het kabinet is van mening dat meer focus in het debat én de reguliere informatievoorziening elkaar niet in de weg staan. De Tweede Kamer is de afgelopen jaren eerder van méér dan van minder verantwoordingsinformatie voorzien. Zo wordt sinds 2007 naast de departementale jaarverslagen ook een Verantwoordingsbrief van de minister-president aangeboden aan de Tweede Kamer. Verder wordt, op verzoek van de Tweede Kamer, de delivery informatie gepubliceerd.

Naast de extra informatie die geboden wordt neemt het kabinet de wensen van de Tweede Kamer op het gebied van meer focus ook ter harte. Zoals aangegeven in de brief van 27 november 2009 zal de Verantwoordingsbrief aansluiten bij de onderwerpen die zijn gekozen door de Tweede Kamer in de motie Koşer Kaya. Deze onderwerpen zullen leidend zijn voor de Verantwoordingsbrief en het debat hierover. Voor vier van de vijf onderwerpen wordt in de Verantwoordingsbrief ingegaan op de kabinetsdoelen. Voor de verantwoording van het crisispakket zijn uiteraard geen kabinetsdoelen en wordt dus aangesloten bij het aanvullend beleidsakkoord. Daarnaast wordt in de departementale jaarverslagen uitgebreid ingegaan op alle kabinetsdoelen.

Het risico waar de Rekenkamer op wijst, namelijk dat meer focus ten koste kan gaan van verantwoording over de hele linie, is wat het kabinet betreft dan ook niet aan de orde.

Het experiment verbetering verantwoording en begroting
De Algemene Rekenkamer is positief over het opnemen van de delivery tussendoelen en de presentatie van de aansluiting van de 74 kabinetsdoelen op de daarvoor beschikbare budgetten. Wel wordt opgemerkt dat met deze stap vooruit wordt gelopen op de evaluatie van het experiment verbetering verantwoording en begroting. Het kabinet is echter continu op zoek naar verbeteringen op het gebied van verantwoording en begroting met als richtpunt de wensen en eisen van de Tweede Kamer. In dit geval heeft de Tweede Kamer in de motie Pechtold uitdrukkelijk aangegeven dat op dit gebied verbetering wenselijk was voor alle begrotingen. Het kabinet heeft bovenstaande twee stappen genomen om uitvoering te geven aan deze motie.

Deze stappen lopen dus niet vooruit op de evaluatie van het experiment maar passen binnen de wensen van de Tweede Kamer kenbaar gemaakt via de motie Pechtold. Overigens kan opgemerkt worden dat als, uit de evaluatie blijkt dat bovenstaande acties niet hebben geleid tot het gewenste resultaat, deze acties worden teruggedraaid. Bij het begin van het experiment is namelijk de afspraak gemaakt dat alle stappen kunnen worden teruggedraaid aan de hand van de uitkomsten van de evaluatie.

De Algemene Rekenkamer geeft aan open te staan voor een voortzetting van de discussie over de invulling van de motie Pechtold. Het kabinet gaat er vanuit dat, voor het jaar 2009, deze discussie met het Algemeen Overleg van 10 december afgerond is. In het Algemeen Overleg heeft de Tweede Kamer namelijk aangegeven tevreden te zijn met de invulling die het kabinet heeft gegeven aan de motie Pechtold.

Tenslotte geeft de Algemene Rekenkamer in overweging de rijksrekening aan de te vullen met een verantwoording van het gevoerde beleid op hoofdlijnen. In de brief van 20 december 2007 (TK 2007-2008, 31031, nr. 19), die is afgestemd met de Algemene Rekenkamer, is duidelijk weergegeven dat door het verschijnen van een Verantwoordingsbrief en het opnemen van de hoofdlijnen van beleid in de departementale jaarverslagen, het hoofdstuk speerpunten van beleid in het Financieel Jaarverslag van het Rijk komt te vervallen. Deze keuze is gemaakt om herhaling te voorkomen. De afspraken in deze brief zijn tot stand gekomen in samenwerking met de Algemene Rekenkamer en vallen onder de evaluatie van het experiment die uitgevoerd zal worden na de verantwoording over 2009. Wij volgen hierbij dus de met de Tweede Kamer afgesproken verbeteracties en zien geen reden vooruit te lopen op de evaluatie daarvan.

Reikwijdte controle auditdiensten
De Algemene Rekenkamer deelt in haar brief tenslotte nog een zorgpunt. Dit betreft de reikwijdte van de controle van de auditdiensten. Die beperkt zich voor de niet-financiële informatie zoals bekend tot een procescontrole. Deze controle is in overeenstemming met de eisen zoals geformuleerd naar aanleiding van de motie van het lid Mastwijk c.s. (TK 2004-2005, 29 949, nr. 9) van maart 2005. In de overwegingen van deze motie is opgenomen:

dat een verklaring van juistheid en betrouwbaarheid van de niet-financiële informatie niet door de departementale auditdiensten gegarandeerd kan worden, maar dat hoogstens een verklaring kan worden gegeven over het proces van totstandkoming van de niet-financiële informatie;

Naar aanleiding van deze motie zijn in de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE), nu onderdeel van de Rijksbegrotingsvoorschriften, proceseisen geformuleerd waarop de auditdiensten toetsen.

Voorts zijn in 2006 met de Algemene Rekenkamer workshops gehouden rondom het onderwerp niet-financiële informatie. In deze workshops is aan de hand van concrete casussen bekeken hoe het totstandkomingsproces is georganiseerd, welke waarborgen in het totstandkomingsproces zijn opgenomen en waar verbeteringen mogelijk zijn. Daarbij is toegezegd om op basis van de uitkomsten uit de workshops in samenwerking met de Algemene Rekenkamer te bezien of en waar er mogelijkheden zijn voor verdere verbeteringen in het normenkader. Dit zou zonodig kunnen leiden tot aanpassing van de eerdergenoemde regelgeving.

De Tweede Kamer is door mij in oktober 2007 (TK 2007-2008, 29 949, nr. 59) op de hoogte gesteld van de uitkomsten van deze workshops. Uit die workshops is ondermeer geconcludeerd:

De in de RPE 2006 opgenomen proceseisen zijn toepasbaar en dragen bij aan een ordelijke en controleerbare totstandkoming van niet-financiële informatie, al biedt dit geen volledige zekerheid voor wat betreft de inhoudelijke kwaliteit. Verdere verhoging van de kwaliteit moet niet worden gezocht in andere of meer regelgeving, maar door per beleidsterrein te bezien wat zinvolle en relevante indicatoren zijn.

Het verhogen van de kwaliteit van niet-financiële informatie door middel van het werken aan zinvolle en relevante indicatoren heeft een plaats gekregen in het experiment begroting en verantwoording dat bij brief van 20 december 2007 aan uw Kamer is voorgesteld en waar thans volop uitvoering wordt gegeven.

Ik deel de typering van de Algemene Rekenkamer als zou het hierbij gaan om 'een manco' niet. De proceseis van deugdelijke totstandkoming van de niet-financiële informatie is opgenomen in artikel 58 lid 1 sub b van de Comptabiliteitswet. Dit is nader uitgewerkt in de Rijksbegrotingsvoorschriften. Deugdelijke totstandkoming is daarin uitgewerkt in de volgende eisen:
• verantwoordelijkheden en bevoegdheden moeten goed zijn belegd;
• het totstandkomingsproces is achteraf reconstrueerbaar;
• de beleidsinformatie als uitkomst van het totstandkomingsproces is op volledige en juiste wijze in de begroting en het jaarverslag opgenomen;
• de onafhankelijkheid van de evaluatieonderzoeken en van de bedrijfsvoeringsonderzoeken is geborgd.

Daarenboven geldt dat de niet-financiële informatie niet strijdig mag zijn met de financiële informatie en dat van beleidsinformatie de bron wordt vermeld. Ook geldt bij de procestoetsing dat, indien auditdiensten evident onjuiste informatie aantreffen in het jaarverslag, zij geen accountantsverklaring bij de daarin opgenomen financiële overzichten kunnen afgeven totdat die onjuistheden zijn hersteld.

Over de Algemene Rekenkamer bij de niet-financiële informatie staat nog wel de toezegging van mijn ambtsvoorganger open om de controleverplichting van artikel 82 lid 3 sub b van de Comptabiliteitswet te schrappen en te vervangen door een bepaling waarbij de Algemene Rekenkamer de beleidsinformatie “kan” controleren (Kamerstukken 29949 nr. 5). Deze wijziging wil ik meenemen in de algehele herziening van de Comptabiliteitswet.

De hierboven geschetste werkwijze voor de niet-financiële informatie is de afgelopen jaren in goed overleg met uw Kamer en de Algemene Rekenkamer vormgegeven. Ik zie thans geen aanleiding de bestaande afspraken op dat terrein aan te passen.

Hoogachtend,

De minister van Financiën,
Wouter Bos

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 'S-GRAVENHAGE

Datum 5 februari 2010
Betreft motie Koşer Kaya en brief van de AR d.d. 10 december

Ons kenmerk
BZ/2010/09U
Uw brief (kenmerk)

Bijlagen

Geachte Voorzitter,

Op de dag van het Algemeen Overleg waarin de uitvoering van de moties Pechtold en Koşer Kaya op de agenda stond deed de Algemene Rekenkamer U en mij een brief toekomen over deze onderwerpen (TK 2008-2009, 31 865, nr. 16). Tijdens het Algemeen Overleg kon de inhoud van de brief niet besproken worden. Met uw Kamer is afgesproken dat een schriftelijke reactie zal worden opgesteld. In deze brief wordt ingegaan op de kanttekeningen die door de Algemene Rekenkamer geplaatst zijn bij de brieven over de uitvoering van de motie Pechtold (TK 2008-2009, 31951 nr. 20 en 21) en de motie Koşer Kaya (TK 2008-2009, 31 865, nr. 10).

De Algemene Rekenkamer merkt op dat het aanbrengen van meer focus in het debat niet ten koste mag gaan van de onderliggende noodzaak en wettelijke verplichting tot verantwoording. Het kabinet is van mening dat meer focus in het debat én de reguliere informatievoorziening elkaar niet in de weg staan. De Tweede Kamer is de afgelopen jaren eerder van méér dan van minder verantwoordingsinformatie voorzien. Zo wordt sinds 2007 naast de departementale jaarverslagen ook een Verantwoordingsbrief van de minister-president aangeboden aan de Tweede Kamer. Verder wordt, op verzoek van de Tweede Kamer, de delivery informatie gepubliceerd.

Naast de extra informatie die geboden wordt neemt het kabinet de wensen van de Tweede Kamer op het gebied van meer focus ook ter harte. Zoals aangegeven in de brief van 27 november 2009 zal de Verantwoordingsbrief aansluiten bij de onderwerpen die zijn gekozen door de Tweede Kamer in de motie Koşer Kaya. Deze onderwerpen zullen leidend zijn voor de Verantwoordingsbrief en het debat hierover. Voor vier van de vijf onderwerpen wordt in de Verantwoordingsbrief ingegaan op de kabinetsdoelen. Voor de verantwoording van het crisispakket zijn uiteraard geen kabinetsdoelen en wordt dus aangesloten bij het aanvullend beleidsakkoord. Daarnaast wordt in de departementale jaarverslagen uitgebreid ingegaan op alle kabinetsdoelen.

Het risico waar de Rekenkamer op wijst, namelijk dat meer focus ten koste kan gaan van verantwoording over de hele linie, is wat het kabinet betreft dan ook niet aan de orde.

Het experiment verbetering verantwoording en begroting
De Algemene Rekenkamer is positief over het opnemen van de delivery tussendoelen en de presentatie van de aansluiting van de 74 kabinetsdoelen op de daarvoor beschikbare budgetten. Wel wordt opgemerkt dat met deze stap vooruit wordt gelopen op de evaluatie van het experiment verbetering verantwoording en begroting. Het kabinet is echter continu op zoek naar verbeteringen op het gebied van verantwoording en begroting met als richtpunt de wensen en eisen van de Tweede Kamer. In dit geval heeft de Tweede Kamer in de motie Pechtold uitdrukkelijk aangegeven dat op dit gebied verbetering wenselijk was voor alle begrotingen. Het kabinet heeft bovenstaande twee stappen genomen om uitvoering te geven aan deze motie.

Deze stappen lopen dus niet vooruit op de evaluatie van het experiment maar passen binnen de wensen van de Tweede Kamer kenbaar gemaakt via de motie Pechtold. Overigens kan opgemerkt worden dat als, uit de evaluatie blijkt dat bovenstaande acties niet hebben geleid tot het gewenste resultaat, deze acties worden teruggedraaid. Bij het begin van het experiment is namelijk de afspraak gemaakt dat alle stappen kunnen worden teruggedraaid aan de hand van de uitkomsten van de evaluatie.

De Algemene Rekenkamer geeft aan open te staan voor een voortzetting van de discussie over de invulling van de motie Pechtold. Het kabinet gaat er vanuit dat, voor het jaar 2009, deze discussie met het Algemeen Overleg van 10 december afgerond is. In het Algemeen Overleg heeft de Tweede Kamer namelijk aangegeven tevreden te zijn met de invulling die het kabinet heeft gegeven aan de motie Pechtold.

Tenslotte geeft de Algemene Rekenkamer in overweging de rijksrekening aan de te vullen met een verantwoording van het gevoerde beleid op hoofdlijnen. In de brief van 20 december 2007 (TK 2007-2008, 31031, nr. 19), die is afgestemd met de Algemene Rekenkamer, is duidelijk weergegeven dat door het verschijnen van een Verantwoordingsbrief en het opnemen van de hoofdlijnen van beleid in de departementale jaarverslagen, het hoofdstuk speerpunten van beleid in het Financieel Jaarverslag van het Rijk komt te vervallen. Deze keuze is gemaakt om herhaling te voorkomen. De afspraken in deze brief zijn tot stand gekomen in samenwerking met de Algemene Rekenkamer en vallen onder de evaluatie van het experiment die uitgevoerd zal worden na de verantwoording over 2009. Wij volgen hierbij dus de met de Tweede Kamer afgesproken verbeteracties en zien geen reden vooruit te lopen op de evaluatie daarvan.

Reikwijdte controle auditdiensten
De Algemene Rekenkamer deelt in haar brief tenslotte nog een zorgpunt. Dit betreft de reikwijdte van de controle van de auditdiensten. Die beperkt zich voor de niet-financiële informatie zoals bekend tot een procescontrole. Deze controle is in overeenstemming met de eisen zoals geformuleerd naar aanleiding van de motie van het lid Mastwijk c.s. (TK 2004-2005, 29 949, nr. 9) van maart 2005. In de overwegingen van deze motie is opgenomen:

dat een verklaring van juistheid en betrouwbaarheid van de niet-financiële informatie niet door de departementale auditdiensten gegarandeerd kan worden, maar dat hoogstens een verklaring kan worden gegeven over het proces van totstandkoming van de niet-financiële informatie;

Naar aanleiding van deze motie zijn in de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE), nu onderdeel van de Rijksbegrotingsvoorschriften, proceseisen geformuleerd waarop de auditdiensten toetsen.

Voorts zijn in 2006 met de Algemene Rekenkamer workshops gehouden rondom het onderwerp niet-financiële informatie. In deze workshops is aan de hand van concrete casussen bekeken hoe het totstandkomingsproces is georganiseerd, welke waarborgen in het totstandkomingsproces zijn opgenomen en waar verbeteringen mogelijk zijn. Daarbij is toegezegd om op basis van de uitkomsten uit de workshops in samenwerking met de Algemene Rekenkamer te bezien of en waar er mogelijkheden zijn voor verdere verbeteringen in het normenkader. Dit zou zonodig kunnen leiden tot aanpassing van de eerdergenoemde regelgeving.

De Tweede Kamer is door mij in oktober 2007 (TK 2007-2008, 29 949, nr. 59) op de hoogte gesteld van de uitkomsten van deze workshops. Uit die workshops is ondermeer geconcludeerd:

De in de RPE 2006 opgenomen proceseisen zijn toepasbaar en dragen bij aan een ordelijke en controleerbare totstandkoming van niet-financiële informatie, al biedt dit geen volledige zekerheid voor wat betreft de inhoudelijke kwaliteit. Verdere verhoging van de kwaliteit moet niet worden gezocht in andere of meer regelgeving, maar door per beleidsterrein te bezien wat zinvolle en relevante indicatoren zijn.

Het verhogen van de kwaliteit van niet-financiële informatie door middel van het werken aan zinvolle en relevante indicatoren heeft een plaats gekregen in het experiment begroting en verantwoording dat bij brief van 20 december 2007 aan uw Kamer is voorgesteld en waar thans volop uitvoering wordt gegeven.

Ik deel de typering van de Algemene Rekenkamer als zou het hierbij gaan om 'een manco' niet. De proceseis van deugdelijke totstandkoming van de niet-financiële informatie is opgenomen in artikel 58 lid 1 sub b van de Comptabiliteitswet. Dit is nader uitgewerkt in de Rijksbegrotingsvoorschriften. Deugdelijke totstandkoming is daarin uitgewerkt in de volgende eisen:
• verantwoordelijkheden en bevoegdheden moeten goed zijn belegd;
• het totstandkomingsproces is achteraf reconstrueerbaar;
• de beleidsinformatie als uitkomst van het totstandkomingsproces is op volledige en juiste wijze in de begroting en het jaarverslag opgenomen;
• de onafhankelijkheid van de evaluatieonderzoeken en van de bedrijfsvoeringsonderzoeken is geborgd.

Daarenboven geldt dat de niet-financiële informatie niet strijdig mag zijn met de financiële informatie en dat van beleidsinformatie de bron wordt vermeld. Ook geldt bij de procestoetsing dat, indien auditdiensten evident onjuiste informatie aantreffen in het jaarverslag, zij geen accountantsverklaring bij de daarin opgenomen financiële overzichten kunnen afgeven totdat die onjuistheden zijn hersteld.

Over de Algemene Rekenkamer bij de niet-financiële informatie staat nog wel de toezegging van mijn ambtsvoorganger open om de controleverplichting van artikel 82 lid 3 sub b van de Comptabiliteitswet te schrappen en te vervangen door een bepaling waarbij de Algemene Rekenkamer de beleidsinformatie “kan” controleren (Kamerstukken 29949 nr. 5). Deze wijziging wil ik meenemen in de algehele herziening van de Comptabiliteitswet.

De hierboven geschetste werkwijze voor de niet-financiële informatie is de afgelopen jaren in goed overleg met uw Kamer en de Algemene Rekenkamer vormgegeven. Ik zie thans geen aanleiding de bestaande afspraken op dat terrein aan te passen.

Hoogachtend,

De minister van Financiën,
Wouter Bos