Beantwoording vragen over Fonds voor wanbetalende diplomaten

Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister van Justitie, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid De Wit over een fonds voor wanbetalende diplomaten. Deze vragen werden ingezonden op 1 april 2009 met kenmerk 2009Z06047.


De Minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M. Verhagen

Antwoorden van de heer Verhagen, Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Justitie, op vragen van het lid De Wit (SP) over Fonds voor wanbetalende diplomaten.

Vraag 1

Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere Kamervragen over wanbetalers in diplomatieke kringen? 1) Vindt u het niet onbevredigend dat het zo moeilijk is om schulden te verhalen op wanbetalers in diplomatieke kringen, en dat mensen die een schuld hebben te verhalen op een in Nederland verblijvende diplomaat in een slechte verhaalspositie verkeren?

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat schuldeisers in ieder geval niet de dupe mogen worden van afspraken tussen staten omtrent immuniteit?

Antwoord

De immuniteitsregels behoren tot de oudste regels van het volkenrecht en zijn van eminent belang voor het ongestoord functioneren van diplomatieke vertegenwoordigingen. Uiteraard dienen ook diplomaten zich aan de wetten en regelingen van de ontvangende staat te houden. Het betalen van schulden behoort daartoe, maar kan niet juridisch worden afgedwongen.

Vraag 3

In welke gevallen wordt ontheffing verleend van de van toepassing zijnde immuniteit? 1)

Antwoord

Zoals in art. 32 van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer is bepaald, kan de zendstaat afstand doen van de van toepassing zijnde immuniteit. Er is geen algemeen antwoord te geven op de vraag in welke gevallen zendstaten hiertoe besluiten. Dit is aan de betreffende zendstaten ter exclusieve beoordeling.

Vraag 4

Hoe verloopt het uitoefenen van diplomatieke druk in dergelijke gevallen tot dusver? 1) Heeft dit tot dusver in alle gevallen tot een oplossing geleid? 1)


Antwoord

Mijn ministerie kan ambassades per diplomatieke nota schriftelijk op uitstaande schulden wijzen met het verzoek hieraan alsnog te voldoen. Ook kan de wanbetalende diplomaat of zijn ambassadeur terzake worden ontboden. Tevens worden informele kanalen gebruikt om ambassades ertoe te bewegen hun schulden te voldoen. Dergelijke stappen leiden vaak, maar niet altijd, tot een oplossing. Bij uitblijven van een oplossing kunnen echter geen dwangmiddelen worden toegepast.

Vraag 5

Wat vindt u van het idee dat de Nederlandse overheid geldvorderingen van schuldeisers op diplomaten, die niet worden betwist maar slechts moeilijk verhaald kunnen worden, gaat voorschieten, zodat in ieder geval de schuldeiser van dit probleem af is, waarna de overheid de schuld gaat verhalen op de wanbetalende diplomaat?

Vraag 6

Wat vindt u van het idee hiertoe zo nodig een fonds in het leven te roepen, waarin alle landen die in Nederland een diplomatieke vertegenwoordiging hebben een kleine bijdrage storten, zodat deze vorderingen kunnen worden voldaan en de staat die in een bepaald geval verantwoordelijk is voor een uitkering uit dit fonds een aanvullende geldstorting moet verrichten, zodat er een soort 'derdenrekening' ontstaat?

Antwoord op de vragen 5 en 6

De gedachte achter deze twee ideeën is begrijpelijk, aangezien hiermee wordt gepoogd een oplossing te bieden voor de lastige positie waarin schuldeisers zich in dit soort gevallen bevinden. De twee ideeën bieden echter geen wezenlijke oplossing voor het niet betalen van schulden in diplomatieke kringen. De Nederlandse overheid noch een op te richten fonds zouden immers betaling van de relevante schulden kunnen afdwingen. Hiermee zouden alleen de kosten waarmee de schuldeisers zijn geconfronteerd worden afgewenteld op resp. de Nederlandse overheid (en derhalve: de belastingbetaler) en de landen die een bijdrage zouden moeten storten in een fonds. Naar verwachting zullen de laatstgenoemde landen weinig voelen voor het idee dat zij mede de financiële gevolgen zouden moeten ondervinden van wanbetaling door een ander land. Hun bijdrage aan een dergelijk fonds is voorts niet afdwingbaar. Bovendien is niet ondenkbaar dat het ter beschikking staan van een fonds of van een 'voorschietregeling' de druk op de schuldenaren doet afnemen om alsnog de schulden te voldoen.

---------------

1) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008-2009, nr. 2123