Beantwoording vragen van het lid Peters over de schade aan Nederlandse en Europese ontwikkelingsprojecten in Gaza

Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Peters over de schade aan Nederlandse en Europese ontwikkelingsprojecten in Gaza. Deze vragen werden ingezonden op 24 maart 2009 met kenmerk 2009Z05428.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, De Minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. A.G. Koenders, Drs. M.J.M. Verhagen

Antwoorden van de heer Verhagen, Minister van Buitenlandse Zaken en de heer Koenders, Minister voor Ontwikkelingssamenwerking op vragen van het lid Peters (GroenLinks) over de schade aan Nederlandse en Europese ontwikkelingsprojecten in Gaza.

Vraag 1

Hebt u kennisgenomen van de Zembla documentaire “Geen geld voor Gaza”? 1) Wat is uw mening over de berichten van de vernietiging door Israël van ontwikkelingshulpprojecten (gefinancierd door de Europese Commissie en EU-lidstaten) in Gaza?

Antwoord

Ik heb kennisgenomen van de documentaire. Ik betreur de schade die is toegebracht aan civiele infrastructuur tijdens de Israëlische militaire operatie in Gaza. Uiteraard heeft Nederland bijzondere aandacht voor de gevolgen van de Gaza-crisis voor hulpprojecten die door Nederland worden gefinancierd.

Vraag 2
Kunt u een inventarisatie geven van de door de Europese Commissie (EC) en EU-lidstaten gefinancierde projecten die zijn vernietigd door Israël tijdens de Gaza-oorlog? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Nederland beschikt niet over de informatie die nodig is om een accuraat overzicht te geven van de schade die is veroorzaakt aan projecten die zijn gefinancierd door de Europese Commissie en door de afzonderlijke lidstaten.

Over de gevolgen van de militaire operatie voor door Nederland gefinancierde projecten in de Gazastrook zal uw Kamer in een separate brief nader worden geïnformeerd.

Vraag 3
Wat zijn de juridische mogelijkheden die de EU heeft om Israël aansprakelijk te stellen voor het vernietigen van projecten die door de EC en EU-lidstaten zijn gefinancierd?

Antwoord

Of er recht is op vergoeding van door Israel veroorzaakte schade hangt allereerst af van de vraag of die schade het gevolg is van schending van het oorlogsrecht. Als hiervan sprake blijkt te zijn, kan slechts degene wiens rechten zijn geschonden schadevergoeding vorderen. In beginsel zou dat de Palestijnse Autoriteit kunnen zijn, en niet Nederland of een andere EU lidstaat die het betreffende project heeft gefinancierd. Wat met ontwikkelingssteun is gebouwd of geproduceerd is doorgaans eigendom van de Palestijnse Autoriteit of van private Palestijnse instellingen.

Vraag 4
Heeft de Nederlandse regering en/of de EU garanties gevraagd van Israël bij het doneren van hulpgelden tijdens de “Conference in support of the Palestinian Economy for the Reconstruction of Gaza”, op 2 maart jl., opdat wederopgebouwde infrastructuur en andere projecten niet worden belemmerd en/of vernietigd door Israel? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Tijdens de conferentie in Sharm Al Sheikh heeft Nederland slechts duidelijk gemaakt dat voor de komende drie jaar €135 mln in de planning is opgenomen voor steun aan de Palestijnse Gebieden. Nederland heeft geen extra hulp toegezegd omdat eerst meer garanties dienen te bestaan.

Voor Gaza ligt de nadruk nu op het verschaffen van humanitaire hulp. Daarnaast beziet de regering of activiteiten opgestart kunnen worden die tussen humanitaire hulp en wederopbouw in liggen, zoals projecten op het gebied van werkgelegenheid, stimuleren van de interne economie en urgent herstel van publieke voorzieningen.

Zoals ook in antwoord op eerdere vragen van de leden Wilders en de Roon (nr. 080902040) is aangegeven, is Nederland bereid de wederopbouw van Gaza te ondersteunen zodra afdoende garanties verkregen zijn voor de duurzaamheid daarvan. Dat betekent dat sprake moet zijn van een permanent staakt-het-vuren tussen Israël en Hamas, intra-Palestijnse verzoening en gegarandeerde toegang tot Gaza. Zolang op deze punten geen vooruitgang wordt geboekt, is het risico groot dat de gedane investeringen inderdaad tevergeefs zullen zijn.

Uiteraard zijn, naast Israel, ook Hamas en de Palestijnse Autoriteit verantwoordelijk voor het vervullen van bovengenoemde randvoorwaarden.

Vraag 5

Bent u bereid een onderzoek uit te voeren naar de redenen dat slechts 95.000 van de anjers die met Nederlands geld in Gaza worden gekweekt konden worden uitgevoerd naar Nederland en naar de effectiviteit van het bestede OS-geld aan dit project? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Sinds de vijandigheden in Gaza zijn beëindigd zijn in totaal circa 700.000 bloemen geëxporteerd naar Aalsmeer. Israel heeft, na Nederlands aandringen, toegezegd de export van alle bloemen die nog kunnen worden geteeld te zullen toestaan, naar verwachting zal de totale hoeveelheid export voor dit seizoen daarmee op rond de 800.000 bloemen uitkomen. Dat is nog onvoldoende om winst te genereren voor de Gazaanse boeren maar de bloemen zijn van goede kwaliteit en worden daarom tegen hoge prijzen verkocht. Dit is van groot belang voor het behoud van de marktpositie van de boeren. Daarnaast blijven productievaardigheden en marktkennis op peil.

De reden waarom niet nog meer anjers konden worden geëxporteerd is dat de Gazaanse grenzen tot voor kort gesloten waren voor alle commerciële uitvoer, waaronder de producten van de door Nederland gesteunde boeren. Daarom heeft Nederland al voor aanvang van het exportseizoen, dat van december tot mei loopt, de Israëlische autoriteiten benaderd ten einde de export van de anjers te bevorderen.

De effectiviteit van de Nederlandse steun aan de landbouwsector in Gaza is door de aanvankelijke volledige sluiting van de grenzen voor export en door de Gaza-crisis verminderd. Tegelijkertijd is de effectiviteit niet enkel af te meten aan de hoeveelheid bloemen die kan worden uitgevoerd of de winst die door de betrokken boeren wordt gemaakt. De Nederlandse steun heeft bijgedragen aan capaciteitsopbouw voor coöperaties en individuele boeren waardoor deze snel weer op eigen benen zullen kunnen staan, als de omstandigheden verbeteren. Daarnaast hebben boeren hun bedrijf kunnen voortzetten, ondanks de vele tegenslagen waarmee ze werden geconfronteerd. Hierdoor is werkgelegenheid en inkomen voor duizenden families gecreëerd. De effectiviteit van de Nederlandse steun wordt voortdurend nauwlettend bewaakt waardoor ook op dit punt aanvullend onderzoek niet bij zal dragen aan de informatie die nu al beschikbaar is.

Vraag 6

Kunt u een inventarisatie geven van de humanitaire en commerciële goederen die sinds het staakt-het-vuren Gaza zijn binnengekomen? Hoe verhouden deze zich tot de noden die in Gaza zijn?

Antwoord

Volgens het Office for the Coordination of Humanitarian Affairs van de VN (OCHA) zijn tussen 18 januari en 30 maart 3.824 trucks met humanitaire goederen en 7.998 met commerciële goederen toegelaten. Dit is onvoldoende om tegemoet te komen aan de basisbehoeften van de bevolking. Volgens de VN zijn dagelijks 500 vrachtwagens nodig om de bevolking van adequate hulp te voorzien.

Vraag 7

Deelt u de analyse van John Ging, hoofd van UN Relief and Works Agency in Gaza, dat het beleid van de internationale gemeenschap, inclusief Nederland, ten aanzien van de blokkade van Gaza niet constructief is in het tegengaan van radicalisering onder de Palestijnse bevolking? 1) Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord

Verdere verslechtering van de levensomstandigheden in Gaza leidt tot uitzichtloosheid en vergroot de aantrekkingskracht van radicale alternatieven als Hamas. Heropening van grenzen voor zowel humanitaire als economische goederen, met inachtneming van Israëlische veiligheidsbelangen, biedt de bevolking van Gaza het noodzakelijke perspectief. Nederland heeft daarom, sinds het Israëlische besluit om Gaza tot hostile territory te verklaren, bilateraal en in EU-verband voortdurend bij Israel aangedrongen op opening van de grenzen. De bloemen die door Nederlandse bemiddeling uit Gaza worden geëxporteerd zijn hiervan een concreet resultaat.

Vraag 8

Bent u ermee bekend dat volgens een VN-rapport minstens 45% van de hulp voor Palestijnen naar de Israëlische economie vloeit via verschillende kanalen? 2) Wat is hierover uw oordeel?

Vraag 9

Hoe gaat u ervoor zorgen dat de ontwikkelings- en humanitaire hulp bestemd voor Palestijnen ook daadwerkelijk deze beoogde doelgroep bereikt en niet wegvloeit naar de Israëlische economie door Israëlische bureaucratische maatregelen, belemmeringen en/of beperkingen op de bewegingsvrijheid?

Vraag 10

Deelt u de vrees van de Israëlische econoom Shir Hever dat de huidige blokkade van Gaza een model is voor de toekomst van de Westelijke Jordaanoever? 2) Zo nee, waarom niet?

Vraag 11

Deelt u de opvatting dat hierdoor de kans op een levensvatbare Palestijnse staat, die voorwaarde is voor een tweestatenoplossing, sterk wordt verkleind? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Het percentage van 45 procent dat in de Zembla uitzending over hulp aan Gaza is genoemd, betrof een schatting van de United Nations Conference on Trade and Development (UNCTAD) van het handelstekort van de Palestijnse Gebieden met Israël, uitgedrukt als percentage van het BNP van de Palestijnse Gebieden. Volgens het laatste rapport van de UNCTAD schommelde dit in de jaren 1995 tot 2007 tussen de 36 en 43 procent. Dit percentage zegt niet veel meer dan wat een ieder bekend was: namelijk dat de Palestijnen hun importen grotendeels uit - of via - Israël betrekken. De Israëlische economie zal daardoor ook profiteren van hulp aan de Palestijnse Gebieden. Daartegen is op zich geen bezwaar.

Het is wel bezwaarlijk wanneer goederen voor de Palestijnse Gebieden zonder goede redenen worden opgehouden in Israël en als Israël daarvoor opslagkosten in rekening brengt. Dit gebeurt nog te vaak. Mede daarom dringt Nederland voortdurend aan op opening van de grenzen van Gaza en opheffing van de transportbeperkingen op de Westelijke Jordaanoever. Er moeten zo min mogelijk barrières opgeworpen worden voor de invoer van hulpgoederen en voor de ontwikkeling van de Palestijnse economie.

Tegelijkertijd moeten donoren doorgaan met projecten die erop gericht zijn om de Palestijnse economie te ontwikkelen. De Palestijnen moeten meer kunnen produceren en meer kunnen exporteren, naar Israël en naar derde markten, om op die manier hun afhankelijkheid kleiner te maken, niet alleen van donorfinanciering maar ook van de Israëlische markt. Van Israel mag worden verwacht dat het de uitvoer van in de Palestijnse Gebieden geproduceerde goederen niet belemmert.

Dat is ook een belangrijk element van het ontwikkelingsprogramma van de Palestijnse Autoriteit – het Palestinian Reform and Development Plan – waaraan de donorgemeenschap en dus ook Nederland zich hebben gecommitteerd tijdens de Conferentie van Parijs in 2007.

Het uiteindelijke doel is en blijft een tweestatenoplossing die het een levensvatbare Palestijnse staat en Israël mogelijk maakt in veiligheid naast elkaar te leven.