Bijlage - Kamerbrief inzake lijst van schriftelijke vragen HGIS-nota 2010

HGIS vraag 1

Wat zijn de gevolgen van de daling van het BNP voor de beloftes van andere EU-lidstaten hun ODA-verplichtingen te verhogen? Is al bekend welke lidstaten hun ODA-verplichting in absolute zin gelijk houden, zodat hun ODA-bijdrage percentueel stijgt?

Antwoord

Er zijn geen betrouwbare cijfers beschikbaar over de ontwikkeling van de ODA-uitgaven van de EU-lidstaten in 2009. De meest recente cijfers hebben betrekking op 2008 en zijn door de Commissie gepubliceerd in het Annual Progress Report 2009 on Financing for Development, SEC 2009 444/2 van 8 april 2009. De cijfers over 2009 worden in het voorjaar van 2010 verwacht. In 2010 zullen de ‘oude’ EU lidstaten volgens de bestaande afspraken tenminste 0,51% BNI aan ODA moeten besteden, als tussenstap op weg naar de afgesproken 0,7% BNI in 2015.

Over het VK is bekend dat de in 2007 geplande forse toename van de hulpuitgaven over de jaren 2008-2010 gehandhaafd blijft in nominale termen (7477 miljoen pond in 2009, 9140 in 2010). Gezien de economische terugval zou dit inderdaad tot een iets grotere stijging van het ODA/BNI percentage kunnen leiden dan aanvankelijk was voorzien. Het VK wilde in 2009 tenminste 0,48% BNI uitgeven aan ODA en minimaal 0,56% in 2010, om tegen 2013 de 0,7% BNI te bereiken. In 2008 beliep de Britse officiële hulp 0,43% BNI.

In Denemarken heeft de regering voorgesteld om de officiële hulp in 2010 in absolute termen te handhaven op het niveau van 2009. Daarmee zou de Deense ODA kunnen stijgen van naar schatting 0,82% BNI in 2009 naar 0,83% BNI in 2010.

HGIS vraag 2

Hoe groot is de totale reservering voor humanitaire hulp binnen de HGIS?

Antwoord

De totale reservering voor humanitaire hulp binnen de HGIS is EUR 240,8 miljoen in 2010 en staat op begrotingsartikel 2.6 Humanitaire hulpverlening van de BZ-begroting.

HGIS Vraag 3

Wat zijn de grootste en belangrijkste verschuivingen die binnen de HGIS hebben plaatsgevonden ? Zijn er voor 2010 beleidsmatige keuzes gemaakt die tot een andere verdeling van budgetten hebben geleid tussen de HGIS-artikelen ?

Antwoord

De belangrijkste verschuivingen die binnen de HGIS hebben plaatsgevonden waren het gevolg van een daling van het ODA-budget met EUR 601 miljoen als gevolg van een neerwaartse BNP-aanpassing. Bij de verwerking van deze korting is besloten dat de prioriteiten uit de beleidsbrief “Een zaak voor iedereen” van kracht blijven en alle kanalen in aanmerking komen voor kortingen. Dit heeft geleid tot een relatief grote korting op het bilaterale kanaal en daarbinnen met name op de partnerlanden waarmee Nederland een brede relatie onderhoudt (Profiel III landen) en in mindere mate op partnerlanden waar een versnelde MDG-bereiking wordt nagestreefd (Profiel I landen). Gelet op de prioriteit van het thema Veiligheid en Ontwikkeling is besloten de budgetten voor de partnerlanden met Profiel II (Veiligheid en Ontwikkeling) gelijk te houden. Daarnaast wordt in 2010 onder meer EUR 100 miljoen gekort op het Education for All/ Fast Track Initiative en is een beperkte korting doorgevoerd op het multilaterale kanaal. Op blz. 37-41 (Het Nederlandse ODA-budget) en op blz. 60-62 (Begroting op hoofdlijnen) van de begroting 2010 van Buitenlandse Zaken wordt nader ingegaan op de mutaties binnen het ODA-budget.

Bij de non-ODA budgetten hebben geen grote verschuivingen plaatsgevonden.

HGIS vraag 4

Is de krimp van de HGIS als gevolg van de BNP-daling naar evenredigheid verdeeld over de verschillende HGIS-categorieën? Zo nee, hoe is deze krimp verdeeld?

Antwoord

Nee, de krimp van de HGIS als gevolg van de BNP-daling heeft – conform de bestaande afspraken – alleen betrekking op de uitgaven voor officiële ontwikkelingssamenwerking (ODA). Op het non-ODA deel van de HGIS (dat niet gekoppeld is aan het BNP ) is enkel een inflatiecorrectie toegepast.

Voor verwerking van de ODA-kortingen wordt verwezen naar het antwoord op vraag 3 bij de HGIS-nota.

HGIS vraag 5

Kunt u aangeven op welke wijze de middelen van het stabiliteitsfonds concreet worden besteed en op welke wijze deze bestedingen getoetst worden aan de ODA-criteria?

Antwoord

Het Stabiliteitsfonds heeft een vraaggestuurd karakter, en is dus afhankelijk van voorstellen. Projecten worden voorgedragen aan de Commissie Stabiliteitsfonds. Deze commissie beoordeelt de voorstellen op hun relevantie en uitvoerbaarheid binnen de gestelde beleidskaders.

Aangezien het stabiliteitsfonds tot doel heeft om op snelle en flexibele wijze ondersteuning te bieden aan programma’s die op het snijvlak van vrede, veiligheid en ontwikkeling liggen, richten veel van deze activiteiten zich op vredesopbouw (middels bijvoorbeeld Security Sector Reform en Disarmament, Demobilisation and Reintegration), vredeshandhavende activiteiten in ontwikkelingslanden en op conflictpreventie (in de vorm van bijvoorbeeld ondersteuning van bemiddelingspogingen en vredesonderhandelingen). Activiteiten dienen een zo direct mogelijke stabiliserende uitwerking op het conflict te hebben, en zoveel mogelijk internationaal afgestemd te zijn om zo onderdeel uit te maken van de geïntegreerde aanpak van het conflict in kwestie.

Nederland houdt zich bij het bepalen van wat er uit ODA gefinancierd kan worden aan de hiervoor geldende OESO/DAC regels. Zo worden de genoemde DDR en SSR-programma’s bijna geheel uit ODA-middelen betaald (training en hervorming van politie bijvoorbeeld, mits dit voor civiele taken is en niet wordt uitgevoerd door militairen). Zodra de uitvoering echter onder een militaire organisatie valt en er dus sprake is van financiering van de defensieorganisatie, zijn de DAC-regels duidelijk en zijn de kosten niet ODA-toerekenbaar.

De toetsing aan deze OESO/DAC regels bepaalt uiteindelijk onder welk budget (ODA danwel non-ODA) binnen het Stabiliteitsfonds, de activiteiten volgens de OESO regels zullen vallen.

HGIS vraag 6

Hoeveel geld is er in de jaren 2002 t/m 2009 per jaar, per ministerie uitgegeven aan de verschillende activiteiten in Afghanistan?

Antwoord

Bijgaand een overzicht vanuit Buitenlandse Zaken en Defensie van de HGIS uitgaven t.b.v. Afghanistan vanaf 2002.

HGIS vraag 32

Kan worden aangegeven welk deel van het budget voor UNAIDS en GFATM is toe te schrijven aan SRGR?

Antwoord

Voor UNAIDS is het niet mogelijk exact aan te geven welk deel van het budget is toe te schrijven aan SRGR. Nederland geeft jaarlijks een niet-geoormerkte bijdrage aan het core budget van UNAIDS. Dit budget – het Unified Budget and Workplan (UBW) - wordt verdeeld over UNAIDS Secretariaat en de tien co-sponsors (ILO, UNDP, UNESCO, UNFPA, UNHCR, UNICEF, UNODC, WFP, WHO, World Bank). Ten minste vijf van de tien cosponsors houden zich bezig met onderdelen van de SRGR-agenda.

Ook voor het GFATM is niet precies te zeggen welk deel van het budget toe te schrijven is aan SRGR. Uit de impactstudie van het GFATM in 2008 blijkt wel dat 30 procent van het budget dat aan aids wordt besteed direct wordt besteed aan dienstverlening voor preventie. Hiertoe behoren het voorkomen van overdracht van moeder op kind, voorlichting en condooms.

Nederland dringt er bij beide organisaties op aan dat aandacht voor SRGR essentieel is voor aidsbestrijding. Tijdens het Nederlandse Voorzitterschap van de beheersraad van UNAIDS in 2010 zullen we dat ook krachtig uitdragen.

HGIS vraag 33

Kan worden aangegeven hoe SRGR wordt ontzien in de bezuinigingen op UNFPA?

Antwoord

De Nederlandse bijdrage aan UNFPA uit centrale middelen bestaat uit een jaarlijkse algemene vrijwillige bijdrage, een bijdrage aan het thematische Global Programme for Reproductive Health Commodity Security (GP RHCS) en een bijdrage aan het Thematic Fund for Maternal Health (TF MH).

De Nederlandse bijdrage aan het GP RHCS werd vorig jaar met EUR 25 miljoen verhoogd tot EUR 30 miljoen per jaar (2008-2011), waarmee Nederland een van de grootste donoren van dit programma is.

De bezuinigingen op de bijdrage aan UNFPA hebben betrekking op de Nederlandse algemene vrijwillige bijdrage, en daarmee op alle werkterreinen binnen het UNFPA-mandaat en de uitvoering van het UNFPA meerjarig strategisch plan 2007-2013. Via het GP RHCS en het TF MH wordt onverminderd steun gegeven aan de inzet ten behoeve van SRGR in ontwikkelingslanden. Deze thematische programma’s dragen bij aan het vergroten van de toegang tot reproductieve gezondheidsmiddelen en -dienstverlening (inclusief family planning), zorg voor moeder en pasgeborene, en versterking van gezondheidssystemen voor het effectief terugdringen van moedersterfte en verbetering gezondheid van vrouwen/moeders.

1 d.d. 14 oktober 2009