De toekomst van de Europese Unie

Openingstoespraak door Maxime Verhagen, Minister van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk der Nederlanden, ter gelegenheid van het congres ‘The future of the European Union’ van de Leidse Studentenvereniging voor Internationale Betrekkingen, Leiden, 29 november 2007

(Inleiding)

Geachte heer van der Vaart, dames en heren,

Ik wil u graag hartelijk danken voor de uitnodiging om hier vandaag aanwezig te zijn. En ik complimenteer de Leidse Studentenvereniging voor Internationale Betrekkingen van harte met de organisatie van dit congres over de toekomst van de Europese Unie. Zoals u waarschijnlijk weet, circuleert er momenteel een Frans voorstel om een ‘groep van wijzen’ bijeen te roepen die zich moet beraden over de vraag hoe de Unie er in 2030 uit zal zien. Maar de toekomst van de Europese Unie behoort niet toe aan een kleine groep ingewijden – ze is een zaak van ons allemaal! Daarom juich ik juist initiatieven van burgers, van het maatschappelijk middenveld, en – zoals in dit geval – van studenten, van harte toe. Europa heeft alleen toekomst als er draagvlak blijft in de samenleving en een congres als dit levert daaraan een belangrijke bijdrage.

Dames en heren,

Het ontstaan van de Europese samenwerking is voor velen van u waarschijnlijk een onderdeel van de geschiedenis dat u vooral uit schoolboeken kent. Maar soms kan het net even iets dichterbij komen. Ik vermoed dat de meesten van u net als ik de documentaireserie ‘In Europa’ bekijken, die is gebaseerd op het gelijknamige boek van Geert Mak en die momenteel op zondagavond wordt uitgezonden. Het eerste deel van de serie bevatte een fragment dat mij steeds is bijgebleven. Een inmiddels bejaarde man uit Duitsland beschreef hoe de Amerikanen inwoners uit de omgeving van Buchenwald vlak na het einde van de Tweede Wereldoorlog dwongen om het nabij gelegen concentratiekamp te bezoeken, om hen te confronteren met de onmenselijke wreedheden die daar waren begaan. De man in kwestie was een van de inwoners, een jongen nog, die het kamp in die dagen bezocht en de taferelen vol afschuw aanschouwde. Net als veel van de bezoekers barstte hij in tranen uit. Een van de gevangenen kwam naar hem toe, legde een hand op zijn schouder en zei tegen hem: ‘Tranen alleen zijn niet genoeg, mijn jongen.’

(Europa als waardengemeenschap)

Tranen waren niet genoeg. Gelukkig waren het niet alleen de slachtoffers van de oorlog die zich dat realiseerden. In feite ligt het hele bestaansrecht van de Europese samenwerking in deze simpele constatering besloten. Want, zoals u alleen weet, hadden de founding fathers van de voorloper van de EU, de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, één hoofddoel voor ogen en dat was voorgoed een nieuwe confrontatie tussen Frankrijk en Duitsland voorkomen. Als kleinzoon van een ex-gevangene van Buchenwald, staat de waarde van vrede mij helder voor ogen. Om die vrede te realiseren kozen de founding fathers van de EGKS de meest pragmatische oplossing die denkbaar was: het creëren van gemeenschappelijk belang door economische samenwerking tussen kolen- en staalindustrieën. Maar de onderliggende motieven waren moreel van aard: het waarborgen van vrede, stabiliteit en welvaart en het streven naar gelijkheid, rechtvaardigheid en solidariteit.

En dat, dames en heren, zijn nog steeds de motieven die de Europese samenwerking vandaag de dag schragen. Het wordt tegenwoordig wel eens over het hoofd gezien, omdat de integratie van de interne markt binnen de Europese Unie de afgelopen 50 jaar zo’n hoge vlucht genomen heeft - maar de Unie is in de eerste plaats een gemeenschap van waarden. Een gemeenschap die democratie, rechtszekerheid en respect voor mensenrechten hoog in het vaandel heeft. Een gemeenschap waarbinnen het welzijn en de veiligheid van burgers voorop staan en waar economische en sociale gelijkheid heerst.

(Wijzigingsverdrag grote stap vooruit)

Vanuit deze gedachte wil ik graag met u vooruitkijken naar de toekomst van de Unie. Daarbij wil ik om te beginnen stilstaan bij het Wijzigingsverdrag, waarover we in oktober in de Europese Raad overeenstemming bereikt hebben.

Voorop staat dat we met het akkoord over het nieuwe verdrag een grote stap vooruit gezet hebben. De Unie wordt effectiever, transparanter en democratischer. Er komen meer permanente gezichten, zoals een vaste Voorzitter van de Europese Raad en een Hoge Vertegenwoordiger die er voortaan is voor het gehele buitenlandse beleid. De Commissie wordt kleiner en er zal meer worden besloten bij gekwalificeerde meerderheid. Dit alles leidt ertoe dat de Unie ook met 27 lidstaten goed kan blijven functioneren. Daarnaast is - voor Nederland heel belangrijk - het verdrag ontdaan van grondwettelijke elementen, komt er meer inspraak voor nationale parlementen en wordt aan toetredingscriteria strikter de hand gehouden. Verder wordt duidelijk hoe Commissie en lidstaten dienen om te gaan met beleid rondom publieke voorzieningen, en blijven lidstaten uiteindelijk verantwoordelijk voor de inrichting van die voorzieningen. Op een aantal andere terreinen, zoals volksgezondheid en cultuur zal het Unie-optreden aanvullend zijn aan dat van de lidstaten.

Al met al vormt het Wijzigingsverdrag een ‘grote onderhoudsbeurt’, waar de Unie hard aan toe was - om de toekomst welbewust tegemoet te kunnen treden en de uitdagingen van de globalisering het hoofd te bieden. Met deze onderhoudsbeurt kan Europa weer vooruit en dat is niet alleen goed voor de EU, maar ook voor Nederland. Want veel van de belangrijkste vraagstukken van deze tijd zijn grensoverschrijdend en kunnen we niet meer op nationaal niveau aanpakken. Zij vragen om een aanpak in een breder verband en dat betekent: in eerste instantie een Europees verband. Dan denk ik onder andere aan het veiligstellen van onze concurrentiepositie, het garanderen van veiligheid en stabiliteit in de ons omringende landen, de strijd tegen milieudegradatie en klimaatverandering, de aanpak van de migratieproblematiek, en de strijd tegen criminaliteit en terrorisme. Als het de Europese Unie lukt om efficiënt en daadkrachtig te opereren op deze terreinen, zijn wij daar allemaal bij gebaat.

(Betekenis van Wijzigingsverdrag voor buitenlands beleid)

Dames en heren,

Mijn gehoor bestaat vandaag voornamelijk uit studenten internationale betrekkingen en ik wil daarom vooral ingaan op de betekenis die het Wijzigingsverdrag heeft voor het buitenlands beleid en op de rol die ik in de toekomst weggelegd zie voor Europa in de wereld.

‘Who do I call if I want to call Europe,’ is de verzuchting die de toenmalige minister van buitenlandse zaken van de Verenigde Staten, Henry Kissinger, in de jaren ’70 uitte. Het is een vaak geciteerde uitspraak, die u ook ongetwijfeld in uw boeken tegengekomen bent. Maar dat is niet voor niets. Kissinger had overduidelijk de vinger op de zere plek gelegd: er was geen centrale figuur verantwoordelijk voor het buitenlandse optreden van Europa. Daarin komt nu, ruim 30 jaar later, eindelijk verandering. Er was al enige tijd een Hoge Vertegenwoordiger voor het buitenlands beleid, maar daarnaast was er ook nog een Commissaris voor externe relaties. Onder het nieuwe verdrag worden deze functies samengevoegd. De Hoge Vertegenwoordiger ‘nieuwe stijl’ wordt verantwoordelijk voor zowel het intergouvernementele buitenlandse- en veiligheidsbeleid, als voor belangrijke delen van het communautaire beleid, zoals het nabuurschapsbeleid. Hij is tegelijk verantwoordelijk voor de coördinatie van het hele communautaire externe beleid, waaronder zaken alsontwikkelingshulp en humanitaire hulp. Al met al is hiermee een bedrag van ruim 7 miljard euro per jaar gemoeid.

Dit alles betekent dat de Unie voor het eerst in haar geschiedenis daadwerkelijk de instrumenten in handen heeft om een coherent, geïntegreerd extern beleid te voeren. En dat kan in de toekomst grote kansen bieden.

(Europa in de wereld)

Het betekent ook dat de bewering dat de Unie op economisch terrein een reus is maar op politiek gebied een dwerg, zo langzamerhand naar de geschiedenisboeken verwezen kan worden. Natuurlijk is de interne markt hèt succesverhaal van de afgelopen 50 jaar. Ongeveer 10% van het bruto binnenlands product in de EU kan volgens een recente studie van het CPB worden toegeschreven aan de interne markt. Daarbij komt dat de Unie inmiddels steeds meer beschouwd wordt als global standard setter. Productiestandaarden en mededingingsregels die in Europa gelden, bepalen steeds vaker de wereldstandaard, zoals we onlangs nog gezien hebben met Microsoft en al eerder met de GSM-standaard. En dat is winst, want de Europese regels zijn de strengste waar het gaat om productveiligheid en bescherming van consumentenbelangen.

Maar ook op buitenlands politiek gebied heeft de Unie zich de afgelopen tien jaar sterk ontwikkeld. Ik denk bijvoorbeeld aan alle militaire en civiele operaties die er mondiaal ontplooid zijn – van Afrika tot Atjeh, in de Balkan, in het Midden-Oosten en Georgië. En een belangrijk punt is dat we op dit moment al over een breed instrumentarium beschikken. Ontwikkelingshulp, humanitaire hulp en handelsrelaties maken al sinds lang deel uit van het externe optreden van de Gemeenschap. En het nabuurschapbeleid, het politieke buitenlands beleid, en het veiligheids- en defensiebeleid, zijn sinds het Verdrag van Maastricht in 1992 tot ontwikkeling gekomen.

Nu al deze elementen straks - voor het eerst – samenkomen onder de Hoge Vertegenwoordiger voor het buitenlands beleid, moet de Unie in de loop van de jaren uit kunnen groeien tot een (regionale) speler van formaat. De Unie is nu immers beter dan ooit tevoren gepositioneerd om een coherent, geïntegreerd buitenlands beleid te voeren waarin zowel soft power als hard power een plaats hebben. Of dit in de praktijk lukt, hangt vooral af van de vraag hoe eensgezind de Unie zal kunnen opereren. Maar de mogelijkheid van een geïntegreerde benadering met de inzet van verschillende instrumenten zou in de toekomst heel goed de kracht van de EU kunnen blijken te zijn.

(Mensenrechten in EU-verband)

Dames en heren,

Met dit gevarieerde instrumentarium zal de EU ook beter in staat zijn om de waarden die binnen de Unie zelf gelden extern uit te dragen. En dat vind ik van groot belang. Eerder stelde ik al dat de EU bovenal een gemeenschap van waarden is. Persoonlijk benader ik buitenlandse politiek en Europees beleid ook uitdrukkelijk vanuit een aantal waarden die voor mij leidend zijn: rechtvaardigheid, humaniteit, respect, solidariteit. Eerder deze maand heb ik daarom een mensenrechtenstrategie gepresenteerd. Daarin geef ik aan dat mensenrechten een centrale plaats verdienen in het buitenlands beleid. Omdat de meest basale rechten, waaronder het recht op vrijheid van meningsuiting, het recht op een eerlijke procesgang, en het recht op vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing, overal ter wereld met voeten worden getreden. Vervolging op basis van politieke of religieuze gronden, verkrachting als oorlogswapen, marteling en discriminatie zijn schendingen die aan de orde van de dag zijn. Als persoon, als politicus en als Minister van Buitenlandse Zaken vind ik dat onacceptabel. Mensenrechten zijn de spelregels voor onze samenleving, voor hoe we met elkaar omgaan. Datgene wat wij voor onszelf wensen, moeten we ook voor anderen nastreven. Dit komt voort uit een morele overtuiging.

Maar mensenrechten dienen ook een breder belang. Bedrijven investeren liever in landen waar rechtszekerheid bestaat. Ernstige mensenrechtenschendingen leiden op den duur tot instabiliteit. Mensenrechtenschendingen van vandaag zijn de conflicten van morgen. Wanneer mensen vervolgd worden slaan ze massaal op de vlucht. In onze mondiale samenleving worden we in toenemende mate geconfronteerd met de gevolgen van problemen in andere landen. Het verband met de mensenrechtensituatie in die landen is duidelijk. Daarom is het ook in ons eigen belang om te zorgen dat mensenrechten wereldwijd worden nageleefd.

Ik vind het van groot belang dat ook Europa een actiever extern mensenrechtenbeleid gaat voeren. De Europese Unie is een steeds belangrijkere mondiale speler geworden, zowel in economisch als in politiek opzicht. We moeten er gezamenlijk voor zorgen dat deze invloed ook wordt aangewend om mensenrechten te beschermen en te bevorderen. We moeten er gezamenlijk op toezien dat alle instrumenten die wij in EU-kader tot onze beschikking hebben, effectief en coherent worden aangewend om mensenrechten, democratie en de rechtsstaat wereldwijd te bevorderen.

Dat moeten we doen door middel van ons gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid: we moeten nog actiever aan de bel trekken wanneer mensenrechtenverdedigers in gevaar zijn, we moeten nog consequenter mensenrechten opbrengen wanneer we een politieke dialoog voeren, en we moeten onze stem in multilaterale fora nog duidelijker laten klinken. Ook moeten we onze communautaire middelen beter inzetten om mensenrechten te bevorderen. Zowel op handelsgebied als in het kader van hulp aan derde landen moeten mensenrechten een centrale plaats krijgen. In dit verband wil ik graag noemen dat Nederland het initiatief zal nemen om te komen tot effectieve EU maatregelen ter bestrijding van kinderarbeid, te beginnen met een verbod op de invoer van producten die door de ergste vormen van kinderarbeid tot stand zijn gekomen.

De problemen in de wereld om ons heen zijn ook onze problemen. Of het nu gaat om het neerslaan van vreedzame demonstraties in Birma, arrestaties in Pakistan, verkrachtingen in de Democratische Republiek Congo, censuur in Oezbekistan, steniging in Iran, of het verwerpelijke beleid van Mugabe in Zimbabwe, wij kunnen het ons niet permitteren om onverschillig te blijven. Wij moeten ons ervoor inzetten dat alle mensen een menswaardig bestaan kunnen leiden.

(Afsluiting)

Dames en heren,

Terugkomend op het algemene thema van vandaag – de toekomst van de Europese Unie – wil ik graag afsluiten met de conclusie dat wij met het nieuwe Wijzigingsverdrag de toekomst aankunnen, als Europese Unie èn als Nederland. Nu we de institutionele discussies achter de rug hebben, kunnen wij onze blik voluit richten op de toekomst en de uitdagingen die voor ons liggen. Een van die uitdagingen is het vormgeven aan een coherent en geïntegreerd Europees buitenlands beleid. Een beleid waarmee de Unie uit kan groeien tot een speler van formaat. Een beleid waarin waarden als humaniteit, solidariteit en respect leidend zijn en waarin mensenrechten een centrale plaats innemen. Een beleid waarmee we elders kunnen bijdragen aan datgene wat we binnen Europa bewerkstelligd hebben – vrede, welvaart en rechtvaardigheid.

Want tranen alleen zijn niet genoeg - ook nu niet. Laten we dat niet vergeten.

Dank voor uw aandacht.